College van Toezicht | Kennelijk ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 20.004Ta

Tegen een jeugd- en gezinscoach wordt een klacht bestaande uit vier klachtonderdelen ingediend. De voorzitter verklaart twee klachtonderdelen, voor wat betreft het maken van (individuele) afspraken kennelijk ongegrond, en verklaart de moeder in de andere twee klachtonderdelen niet-ontvankelijk.

20.004Ta Beslissing van de voorzitter van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 5 maart 2020

De voorzitter van het College van Toezicht, mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, hierna te noemen: de voorzitter, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist over het door:

[moeder], klaagster, hierna te noemen: moeder, wonende te [plaatsnaam],

op 7 januari 2020 ingediende klaagschrift tegen:

[de jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugd- en gezinscoach bij [instelling]. De jeugdprofessional is sinds [datum] geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

1     Het verloop van de procedure

1.1 De voorzitter heeft kennisgenomen van:

–  het aangepaste klaagschrift ontvangen op 2 februari 2020.

2     De klachtonderdelen en de beoordeling

2.1 Klachtonderdeel 1

2.1.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional het volgende: geen mogelijkheid voor een individueel gesprek met de jeugdprofessional.
Als onderbouwing van het klachtonderdeel heeft de moeder e-mailcorrespondentie tussen haar en de jeugdprofessional overgelegd. Waar de moeder meent dat er geen mogelijkheid is om individueel met de jeugdprofessional in gesprek te gaan, blijkt naar het oordeel van de voorzitter uit de overgelegde e-mailcorrespondentie (bijlage 1 en 2) dat de jeugdprofessional aanbiedt om een aparte afspraak met de moeder bij haar thuis te maken. In de daaropvolgende e-mailcorrespondentie (bijlage 3 en 4) verzoekt de moeder zelf om een individueel gesprek. In reactie op e-mailberichten van de moeder (bijlage 5 en 41) schrijft de jeugdprofessional dat hij vanwege zijn bemiddelende rol graag een drie-gesprek met de ouders heeft, zodat de ouders dezelfde informatie ontvangen. Nu het tijdspad in de e-mailcorrespondentie ontbreekt valt het voor de voorzitter niet te achterhalen in welke volgorde de e-mailberichten zijn verzonden. Wel kan de voorzitter op grond van bijlage 1 en 2 concluderen dat de jeugdprofessional heeft aangeboden om een aparte afspraak bij de moeder thuis te maken. De voorzitter is van oordeel dat uit de overgelegde e-mailcorrespondentie niet blijkt dat de jeugdprofessional tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft voor wat betreft het maken van een individuele afspraak.

2.1.2 Op grond van artikel 7.9 lid a van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

2.2 Klachtonderdeel 2

2.2.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional het volgende: het plannen van afspraken met de jeugdprofessional.
Als onderbouwing van het klachtonderdeel is e-mailcorrespondentie tussen de jeugdprofessional en de moeder overgelegd. Hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzitter dat de jeugdprofessional het initiatief neemt voor het plannen van afspraken en hiertoe ook datavoorstellen doet. Tevens blijkt uit meerdere e-mailberichten dat de jeugdprofessional de ouders vraagt om zelf ook datavoorstellen te doen. Op het moment dat de datum voor een afspraak wordt bevestigd door de jeugdprofessional, zegt de moeder wegens omstandigheden de afspraak af en stelt vervolgens een andere datum voor. De voorzitter concludeert op grond van het voorgaande dat de jeugdprofessional geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt voor wat betreft het plannen van afspraken. De ouders hebben hier zelf ook een rol in.

2.2.2 Op grond van artikel 7.9 lid a van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

2.3 Klachtonderdeel 3

2.3.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional het volgende: bemiddeling van de omgang.
De voorzitter overweegt als volgt. Uit de toelichting en de onderbouwende stukken bij dit klachtonderdeel, blijkt naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende duidelijk welke concrete handelingen de jeugdprofessional heeft verricht waardoor er mogelijk sprake kan zijn van een tuchtrechtelijk verwijt. Nu de feiten en gronden voor dit klachtonderdeel ontbreken concludeert de voorzitter dat dit klachtonderdeel niet voldoet aan de gestelde eisen van artikel 7.4 lid d van het Tuchtreglement.

2.3.2 Op grond van artikel 7.8 van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter de moeder niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

2.4 Klachtonderdeel 4

2.4.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional het volgende: echtscheidingsprotocol.
De voorzitter oordeelt dat het door de moeder geformuleerde klachtonderdeel geen tuchtrechtelijk verwijt bevat. De voorzitter concludeert dat niet voldaan is aan de gestelde eisen van artikel 7.4 lid d van het Tuchtreglement.

2.4.2 Op grond van artikel 7.8 van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter de moeder niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

3     De beslissing

Dit alles overwegende komt de voorzitter tot de volgende beslissing:

  • verklaart klachtonderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond;
  • verklaart de moeder niet-ontvankelijk in klachtonderdelen 3 en 4;
  • stelt tegen deze beslissing, voor wat betreft klachtonderdelen 1 en 2, op grond van artikel 7.9 sub b van het Tuchtreglement de mogelijkheid tot beroep open;
  • stelt tegen deze beslissing, voor wat betreft klachtonderdelen 3 en 4, op grond van artikel 7.8 van het Tuchtreglement geen mogelijkheid tot beroep open;
  • houdt de zaak, voor wat betreft klachtonderdelen 1 en 2, aan tot en met 2 april 2020 in afwachting van een eventuele beroepsprocedure.

Aldus gedaan door de voorzitter en op 5 maart 2020 aan partijen toegezonden.

mevrouw mr. E.M. Jacquemijns

voorzitter