16.075T (W) Beslissing van de wrakingskamer van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd
De wrakingskamer van het College van Toezicht, hierna te noemen: de wrakingskamer, heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 3 maart 2017 bij het College van Toezicht, hierna te noemen: het College behandelde verzoek van:
[verzoeker], hierna te noemen: verzoeker,
tot wraking van:
[voorzitter], voorzitter van het College ter zitting van 3 maart 2017, hierna te noemen: voorzitter.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Verzoeker heeft op [datum] 2016 een tuchtklacht ingediend tegen [beklaagde] (hierna: beklaagde) welke zaak geregistreerd staat onder nummer 16.075T. Op 29 juni 2016, 7 juli 2016, 8 juli 2016, 13 juli 2016 en 19 juli 2016 heeft verzoeker aanvullingen op de klacht ingediend. Op 19 juli 2016 is een voorzittersbeslissing door het College genomen waarna de zaak is gesloten. Op 20 juli 2016 is door verzoeker nog een aanvulling op de klacht ingediend. Op 23 augustus 2016 is door het College van Beroep beslist de zaak terug te verwijzen naar het College. Op 14 september 2016 is een samenvatting van de klacht naar verzoeker gestuurd. Op 23 september 2016 is een reactie gestuurd op de samenvatting van de klacht door verzoeker. Op 13 oktober 2016 is door verzoeker een hernieuwde klacht ingediend. Op 3 maart 2017 heeft de mondelinge behandeling van de tuchtklacht 16.075T-TV plaatsgevonden bij het College.
1.2 Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling , voorafgaand aan een inhoudelijke behandeling, van de klacht een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter, naar de wrakingskamer aanneemt , op grond van artikel 1.1 van het Wrakingsprotocol College van Toezicht en College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd (hierna: het wrakingsprotocol). Verzoeker heeft ter zitting mondeling de feiten en omstandigheden genoemd die hieraan ten grondslag liggen als ook een aantal argumenten (hierna: de gronden) voor zijn wrakingsverzoek. De gronden zijn hieronder in alinea 2.1 in wat kortere vorm opgeschreven.
1.3 De hoorzitting is vervolgens tot nadere orde geschorst.
1.4 De secretaris heeft op 20 april 2017 een verslag opgemaakt van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden. Dat is op diezelfde datum aan verzoeker en de voorzitter toegezonden. Nu geen van partijen het verslag van commentaar heeft voorzien staat de inhoud hiervan vast.
1.5 De voorzitter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek op 26 april 2017. Zij verzoekt om ongegrondverklaring van het wrakingsverzoek. Op 26 april 2017 is het verweer bij het College binnengekomen. Het verweer is op 3 mei 2017 aan de verzoeker toegezonden.
Verzoeker heeft niet gereageerd op de brief van 26 april 2017 van de voorzitter.
1.6 De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het wrakingsverzoek dat ter zitting is gedaan en dat is opgetekend in het verslag van 20 april 2017;
- het verweer van de voorzitter van 26 april 2017.
1.7 Het wrakingsverzoek is op 11 mei 2017 door de wrakingskamer behandeld. Het betreft hier een niet openbare zitting conform artikel 3.4 wrakingsprotocol. Voorafgaand aan de zitting heeft de wrakingskamer op 3 mei 2017 aan partijen laten weten het wrakingsverzoek af te zullen doen op de stukken zodat er geen mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden als bedoeld in artikel 3.5 jo. 5.1 wrakingsprotocol. De wrakingskamer acht zich voldoende geïnformeerd en daardoor niet nodig verzoeker en het gewraakte lid ter zitting te horen.
1.8 De wrakingskamer van het College is als volgt samengesteld: mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk als voorzitter wrakingskamer, mevrouw M. Grol en mevrouw F.A. Leeflang als leden en mevrouw mr. S.M.C. van Papenrecht als secretaris.
2. Het verzoek om wraking
2.1 Ter zitting van 3 maart 2017 zijn voor de wraking van de voorzitter de volgende gronden aangevoerd.
- de beveiligers waren niet bereid hun naam bekend te maken aan klager;
- de schriftelijke redenen als geuit in zijn e-mails;
- het niet toestaan aan klager en zijn gemachtigde van het maken van beeld- en geluidsopnames tijdens de zitting;
- aan klager was de naam van de zittingssecretaris niet vooraf bekend gemaakt;
- de leden van de zittingskamer waren niet bereid zich terug te trekken;
- klager werd geïntimideerd door de beveiliging;
- de voorzitter heeft een te laat ingediende repliek ten onrechte toegelaten tot de procedure.
3. De toelichting van de voorzitter
De voorzitter heeft, in overeenstemming met artikel 3.1 wrakingsprotocol, schriftelijk het volgende naar voren gebracht.
3.1 De voorzitter berust niet in het wrakingsverzoek en verzoekt de wrakingskamer het verzoek ongegrond te verklaren.
3.2 Voor aanvang van de zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij niet wenst te berusten in het feit dat SKJ als regel heeft dat ter zitting geen geluid- en beeldopnames mogen worden gemaakt. Dit heeft verzoeker zowel schriftelijk voor de zitting aan het bureau SKJ, als ter plaatste de dag van de zitting aan de beveiliging, laten weten. De beveiliging heeft voorafgaand aan de zitting aan partijen gevraagd tassen en jassen buiten de zittingszaal te laten. Verzoeker wilde hier geen gehoor aan geven omdat hij het met een dergelijk verzoek om hem moverende redenen niet eens is. De voorzitter heeft ervoor gekozen verzoeker wel toe te laten tot de zittingszaal om vervolgens het punt van verbod van opnames, tijdens de zitting aan de orde te stellen. Tijdens de opening van de zitting heeft verzoeker het woord genomen. Hij heeft aan de leden van het College verzocht zich terug te trekken uit het College. Hierbij heeft verzoeker aangegeven dat indien zij niet aan dat verzoek zouden voldoen, hij de voorzitter zou wraken.
3.3 De voorzitter heeft vervolgens de zitting geschorst gedurende welke schorsing door het College overleg is gevoerd. De Collegeleden hebben besloten zich niet terug te trekken. Als reactie hierop heeft verzoeker de voorzitter gewraakt.
3.4 Volgens de voorzitter moet het wrakingsverzoek om de volgende reden worden afgewezen. Op grond van artikel 4.12 van het Tuchtreglement kunnen leden van het tuchtcollege door partijen worden gewraakt indien voldoende aannemelijk is dat zich feiten en omstandigheden voordoen waardoor hun onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het uitgangspunt volgens de voorzitter is, conform artikel 4.11 wrakingsprotocol, dat de beoordeling van de onpartijdigheid in de eerste plaats bij de voorzitter (en de leden) van het College zelf ligt en dat zij zich zelf ervan moeten vergewissen of zij in verband daarmee vrij staan aan de behandeling van een zaak deel te nemen. Indien Collegeleden zich niet verschonen, moet in beginsel van hun onpartijdigheid worden uitgegaan, tenzij door een betrokkene in de procedure bijzondere omstandigheden worden aangevoerd, die een aanknopingspunt opleveren om de onpartijdigheid in twijfel te trekken (subjectieve partijdigheid). Onder omstandigheden kan worden gewraakt, als geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de voorzitter en/of leden van het College in een zaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van de voorzitter en/of leden objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend, de vrees moet objectief gerechtvaardigd zijn. Bij objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van het lid van het College, grond geven voor de vrees van partijdigheid.
Vooraf heeft de voorzitter geen enkele reden gezien om zich te verschonen. Ten opzichte van zowel verzoeker als ten opzichte van beklaagde in de hoofdzaak is zij geheel onpartijdig. Beide partijen kent ze niet, en is ook op geen enkele wijze bij hen, de betrokken organisaties, of andere betrokkenen of zaken die hebben gespeeld op welk niveau dan ook, betrokken of betrokken geweest.
3.5 Voorts wijst de voorzitter erop dat de onder nummer 1, 4, 5 en 6 genoemde wrakingsgronden geen enkel verband houden met de onpartijdigheid van de voorzitter.
3.6 Over wrakingsgrond nummer 2 merkt de voorzitter op dat van tevoren niet een expliciet wrakingsverzoek door verzoeker is ingediend. Bij de voorbereiding van de stukken heeft de voorzitter diverse keren gelezen dat verzoeker het op vele punten niet eens is met de voortgang en de behandeling van de door hem bij SKJ voorgelegde tuchtklachten, maar een specifiek aan de voorzitter gericht wrakingsverzoek met duidelijk op haar gerichte gronden, heeft zij echter niet kunnen lezen.
3.7 Over wrakingsgrond 3 merkt de voorzitter op dat SKJ als privaatrechtelijke instantie zelf regels kan en mag stellen over de wijze waarop een zaak op een zitting wordt behandeld. Deze regels houden onder andere in dat een zitting niet openbaar is en dat ter zitting geen opnames mogen worden gemaakt. Ter zitting is de voorzitter niet toegekomen aan het uitleggen van de betreffende regels en het vervolgens handhaven van de regels.
3.8 Ten slotte is bij wrakingsgrond 7 voor de voorzitter niet helemaal duidelijk waar de verzoeker op doelt. Voor de zitting zijn geen stukken meer toegezonden door beklaagde of haar gemachtigde. Indien verzoeker doelt op het toezenden van het verweer het volgende. Na verzocht uitstel heeft gemachtigde van beklaagde uitstel gekregen tot en met 5 december 2016. Uit het digitale dossier blijkt dat het verweerschrift op 5 december digitaal is ontvangen. Conform het aan gemachtigde van beklaagde toegezegde uitstel voor het indienen van verweer.
3.9 Voor een andere toelichting van het verweer ter zitting ziet de voorzitter vooralsnog geen reden en dient het wrakingsverzoek ongegrond te worden verklaard.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Op verzoek van klager of beklaagde in een tuchtzaak (verder: de verzoeker) kan elk van de leden van het College van Toezicht, dan wel het College van Beroep (verder: het College), die de zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van een lid schade zou kunnen lijden. Het verzoek kan geen betrekking hebben op secretarissen of administratieve medewerkers van SKJ. Het verzoek moet in beginsel schriftelijk, met opgave van de gronden waarop het berust, worden gedaan, maar kan tijdens de hoorzitting ook mondeling worden gedaan, zoals in deze zaak is gebeurd. Verzoeker heeft mondeling ter zitting de feiten, omstandigheden en argumenten die aan zijn verzoek ten grondslag liggen toegelicht. De secretaris heeft dit verzoek en de gronden schriftelijk vastgelegd. Vervolgens is de zitting geschorst en het verzoek zo spoedig mogelijk verzonden aan verzoeker en het gewraakte lid.
4.2 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking hanteert de wrakingskamer als hoofdregel: ‘Iedereen mag er vanuit gaan dat een voorzitter op grond van zijn aanstelling onpartijdig is.’ Dat geldt dus ook voor het gewraakte lid. Verzoeker heeft geen concrete en specifieke redenen genoemd die aannemelijk maken dat de voorzitter niet onpartijdig zou zijn. Verzoeker heeft niet concreet en specifiek gesteld of aannemelijk gemaakt dat er hele duidelijke aanwijzingen zijn dat de voorzitter vooringenomen zou zijn tegen een der partijen in de procedure met nummer 16.075T-TV. Verzoeker heeft geen bijzondere feiten en/of omstandigheden aangevoerd, die een aanknopingspunt opleveren om de onpartijdigheid van de voorzitter in twijfel te trekken. Het wrakingsverzoek kan dan ook niet worden toegewezen.
Evenmin kan het wrakingsverzoek worden toegewezen op grond van objectieve factoren, waaruit zou moeten blijken dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de voorzitter gerechtvaardigd is, nu deze niet zijn aangevoerd door verzoeker. Uit geen der door verzoeker gestelde gronden, feiten en omstandigheden blijkt dat er iets mis zou zijn met de transparantie van de procedure of de onpartijdigheid van het gewraakte lid. Evenmin leiden het gedrag en de weigeringen van de beveiligers, zittingssecretaris, de leden van de zittingskamer of anderen tot enige twijfel over de onpartijdigheid van het gewraakte lid. Uit de stukken van de wrakingskamer blijkt dat de voorzitter de procesorde op zorgvuldige en heldere wijze heeft bewaakt. De voorzitter heeft de procesorde bewaakt op een wijze die neutraal en respectvol naar verzoeker en naar beklaagde is geweest. Daarbij is het belang van beide procespartijen door haar niet uit het oog verloren. De wrakingskamer zal dan ook het wrakingsverzoek afwijzen.
4.3 Ter nadere motivatie overweegt de wrakingskamer nog het volgende. Een wrakingsverzoek op grond van vóór de zitting bekende gronden dient in beginsel vóór de zitting te worden ingediend. Verzoeker draagt kennis van het wrakingsprotocol. In dit wrakingsprotocol zijn de procedurele uitgangspunten vastgelegd die het College van Toezicht, dan wel het College van Beroep van SKJ in acht neemt bij de behandeling van een wrakingsverzoek. In het kader van een goede procesorde had verzoeker zijn bezwaren sub 2, 3, 4 en 7 voor de zitting bekend kunnen maken. Ook om die reden wijst de wrakingskamer het wrakingsverzoek voor zover gegrond op de bezwaren sub 2, 3, 4 en 7 af. Ook heeft de wrakingskamer in haar overwegingen meegenomen dat uit de procedurele regels en de toelichting van de voorzitter blijkt en voldoende vaststaat dat partijen bekend is dat er tijdens mondelinge behandelingen geen beeld en geluidsopnamen mogen worden gemaakt. De zittingen van het College zijn als regel niet openbaar (4.2.8 tuchtreglement). Het niet eens zijn met procedurele regels kan geen grond voor toewijzing van een wrakingsverzoek vormen. Ten aanzien van de gronden sub 1,2,3,4,5,6, oordeelt de wrakingskamer nog dat geen van deze gronden tot het oordeel kan leiden dat het gewraakte lid onvoldoende onpartijdig zou zijn nu deze gronden geen enkel verband houden met de (onpartijdigheid van de) voorzitter.
4.5 De zeven door verzoeker aangevoerde gronden vormen geen reden het wrakingsverzoek toe te wijzen. De wrakingskamer oordeelt dat niet aannemelijk is dat zich feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de onpartijdigheid van het gewraakte lid schade heeft geleden. Aldus zal worden beslist.
5. De beslissing
De wrakingskamer van het College verklaart verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van de voorzitter als ongegrond af en beslist dat een volgend verzoek om wraking van hetzelfde lid van het College niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na dit eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
De wrakingskamer wijst af wat meer of anders is verzocht.
Aldus gedaan door de wrakingskamer van het College van Toezicht en op 11 mei 2017 aan partijen toegezonden.
Mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, Mevrouw mr. S.M.C. van Papenrecht,
voorzitter secretaris
Deze beslissing is aangetekend verzonden aan:
- De verzoeker
- De voorzitter
- De gemachtigde van beklaagde met zaaknummer 16.075T.
Tegen deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.