De voorzitter van het College van Toezicht, mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, hierna te noemen: de voorzitter, heeft beslist over het door:
[klager], hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats],
op 20 juni 2019 ingediende klaagschrift tegen:
[de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als medewerker sociaal team bij de organisatie [organisatie], locatie: [locatie]. De jeugdprofessional is als jeugd- en gezinsprofessional sinds [datum] 2019 geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door een collega als haar gemachtigde, [gemachtigde].
1 Het verloop van de procedure
1.1 De voorzitter heeft kennisgenomen van:
– het aangepaste klaagschrift ontvangen op 8 juli 2019;
– het verweerschrift ontvangen op 8 augustus 2019.
2 De klacht, het verweer en de beoordeling
2.1 De vader verwijt de jeugdprofessional – samengevat – het volgende:
Foutieve informatievoorziening over de geboden hulp- en dienstverlening, en het achterhouden van informatie naar een van de gezaghebbende ouders.
Toelichting:
Op 3 juni 2019 vindt een gesprek plaats tussen de ouders en een andere hulpverlener van [organisatie]. Dit gesprek volgt naar aanleiding van een politiemelding die Veilig Thuis heeft ontvangen en doorgezet is naar [organisatie]. De jeugdprofessional is ook aanwezig bij dit gesprek. De reden van haar aanwezigheid is (vooraf) niet aan de ouders toegelicht. In het Verzoek tot Onderzoek (hierna te noemen: VTO), gericht aan de Raad voor de Kinderbescherming, wordt de rol van de jeugdprofessional niet genoemd en zij heeft niets aan het VTO bijgedragen. Tevens bleek uit het gesprek dat de jeugdprofessional onvoldoende geïnformeerd was over de situatie. Ook heeft zij de vraag van de vader genegeerd over het opvragen van het gespreksverslag. De jeugdprofessional heeft geen hulp verleend en zij heeft op geen enkel moment rekening gehouden met de migratieachtergrond van het gezin van de vader. Volgens de vader heeft de jeugdprofessional niet gehandeld volgens haar beroepscode en de richtlijnen.
2.2 De jeugdprofessional heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang voor de beoordeling voert zij – samengevat – het volgende aan:
Binnen de organisatie waar zij werkzaam is, is het gebruikelijk dat gesprekken met cliënten waarbij de (mogelijkheid van) een VTO aan de orde komt, de direct betrokken hulpverlener vergezeld wordt door een collega voor ondersteuning. Dat is bij aanvang van het gesprek ook aan de vader medegedeeld. De jeugdprofessional geeft aan dat dat zij geen rol heeft gehad in de besluitvorming of bij het opstellen van het VTO. De betrokkenheid bij deze casus is beperkt gebleven tot de aanwezigheid bij het door de vader genoemde gesprek. De e-mailberichten van de vader, waarin het gespreksverslag werd opgevraagd, waren gericht aan de collega van de jeugdprofessional, zij stond hierbij in de cc. Omdat het e-mailbericht niet aan haar gericht was, heeft zij niet gereageerd. Voorts heeft zij de vader en de moeder tijdens het gesprek gewezen op de mogelijkheid om individuele ondersteuning te vragen. Ten aanzien van het verwijt dat de zij geen rekening heeft gehouden met de migratieachtergrond van het gezin van de vader, geeft zij aan dat zij tijdens het gesprek niet de indruk heeft gehad dat er belemmeringen waren als gevolg van taal en/of culturele verschillen.
2.3 De voorzitter overweegt als volgt:
Uit de overgelegde stukken concludeert de voorzitter dat de betrokkenheid van de jeugdprofessional bij het gezin van de vader beperkt is gebleven tot haar eenmalige aanwezigheid bij het gesprek op 3 juni 2019. In dit gesprek is (de mogelijkheid van) het VTO besproken. De jeugdprofessional heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het bij een dergelijk gesprek gebruikelijk is dat de direct betrokken hulpverlener door een andere collega ondersteund wordt. De vader heeft een e-mailbericht van 11 juni 2019 overgelegd, gericht aan de direct betrokken hulpverlener van [organisatie]. De vader schrijft hierin dat tijdens het gesprek is toegelicht dat de jeugdprofessional volgens voorschriften aanwezig was. De voorzitter oordeelt dat de jeugdprofessional in haar hoedanigheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Voor wat betreft het niet ingaan op de vraag van de vader over het gespreksverslag, oordeelt de voorzitter dat het bedoelde e-mailbericht niet aan de jeugdprofessional gericht is en dat geen directe vraag aan haar gesteld wordt.
2.4 Op grond van artikel 8.4 van het Tuchtreglement, versie 1.3, verklaart de voorzitter de klacht ongegrond.
3 De beslissing
Dit alles overwegende komt de voorzitter tot de volgende beslissing:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gedaan door de voorzitter en op 20 september 2019 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter