19.553Ta Herstel tussenbeslissing van 4 september 2020 van de beslissing van de voorzitter van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 19 maart 2020
De voorzitter van het College van Toezicht, mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, hierna te noemen: de voorzitter, heeft beslist over het verzoek tot afwijking van de verjaringstermijn met betrekking tot het door:
[de tante], klaagster, hierna te noemen: de tante, wonende te [plaatsnaam],
op 8 december 2019 ingediende klaagschrift tegen:
[de jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugdbeschermer bij [de GI], locatie [plaatsnaam], hierna te noemen: de GI. Sinds [datum] 2015 is de jeugdprofessional als jeugdzorgwerker geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
De tante wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde de heer M.E. Kranenburg, werkzaam als vertrouwenspersoon bij AKJ.
De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde de heer mr. M.J.I. Assink, werkzaam als advocaat te [plaatsnaam].
1 Het verloop van de procedure
1.1 De voorzitter heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift ontvangen op 8 december 2019;
- het verzoek met bijlagen namens de tante ontvangen op 14 januari 2020;
- het verweerschrift met bijlagen namens de jeugdprofessional ontvangen op 12 februari 2020.
1.2 In het klaagschrift staat opgenomen dat de klacht gaat over het handelen van de jeugdprofessional in de periode van 24 december 2014 tot 1 augustus 2017. Op grond van artikel 6.5 van het Tuchtreglement van SKJ, versie 1.3, vervalt de mogelijkheid tot het indienen van een klacht door verjaring na drie jaar. De termijn van verjaring begint op de dag volgend op die waarop het desbetreffende handelen heeft plaatsgevonden, dan wel volgend op het moment waarop de belanghebbende van het handelen op de hoogte raakte. Een deel van de ingediende klacht is op grond van voornoemd artikel in beginsel verjaard, omdat bepaald handelen van de jeugdprofessional op het moment van indienen van de klacht meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden.
1.3 In afwijking van voornoemd artikel, kan de voorzitter van het College van Toezicht op grond van artikel 6.7 van het Tuchtreglement bepalen dat een klager alsnog ontvankelijk is in de klacht. De klager dient hiertoe een gemotiveerd verzoek aan de voorzitter van het College van Toezicht voor te leggen, waaruit voldoende blijkt dat hij of zij niet eerder in de gelegenheid was om de klacht in te dienen. De tante is op 18 december 2019 door het College in de gelegenheid gesteld om uiterlijk
3 januari 2020 op grond van voornoemd artikel een gemotiveerd verzoek in te dienen. Naar aanleiding van een verzoek van de tante om uitstel van de termijn, is deze verlengd tot 17 januari 2020. Op 14 januari 2020 heeft de gemachtigde van de tante het gemotiveerde verzoek ingediend. Op 12 februari 2020 heeft de gemachtigde van de jeugdprofessional een verweerschrift ingediend.
1.4 Op 4 september 2020 is aan partijen deze herstel tussenbeslissing toegezonden. Ten opzichte van de oorspronkelijke beslissing is de verwijzing naar klaagster gewijzigd van ‘de moeder’ naar ‘de tante’.
2 Het verzoek, het verweer en de beoordeling
2.1 Voor zover van belang voor de beoordeling van de voorzitter is namens de tante – samengevat – het volgende aangevoerd:
2.1.1 De tante was niet op de hoogte van de aanpassing van de verjaringstermijn. Ter ondersteuning wordt verwezen naar een e-mail van 8 juli 2018 van de tante aan het College van Toezicht, waarin zij informatie vraagt over het indienen van een klacht. Het is de tante destijds niet gelukt om een ontvankelijke klacht in te dienen zonder ondersteuning. De tante heeft eind 2018 hulp gevraagd bij het AKJ, echter er werd in die periode geen ondersteuning in tuchtprocedures geboden. Vervolgens heeft de tante op […] februari 2019, kort voor de aanpassing van de verjaringstermijn, wederom gepoogd zelf haar klacht op papier te zetten. Dit is haar toen niet gelukt. Vanaf september 2019 bood het AKJ weer ondersteuning bij het indienen van tuchtklachten en toen heeft de tante zich opnieuw gemeld. Pas op dat moment is het de tante duidelijk geworden dat de verjaringstermijn van vijf jaar naar drie jaar is teruggebracht. Verwezen wordt naar een e-mailbericht van de tante van 2 oktober 2019 aan het College van Toezicht, waaruit blijkt dat de tante toen pas op de hoogte is geraakt van de verkorte verjaringstermijn. De tante is van mening dat het College van Toezicht haar actief had moeten melden dat de verjaringstermijn was teruggebracht, dan wel dat het haar niet verweten kan worden dat zij hier onwetend over was. Dit geldt des te meer, omdat er geen overgangstermijn is gehanteerd en de tante kort voor de wijziging van het Tuchtreglement een klacht heeft ingediend, waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard.
2.1.2 Voorts was de tante niet in staat haar klachten eerder in te dienen dan zij heeft gedaan. De tante heeft reeds in 2017 haar onvrede kenbaar gemaakt. Dit was binnen drie jaar na het klachtwaardig handelen, met als resultaat dat de verjaringstermijn destijds is gestuit. Ter ondersteuning wordt naar de volgende relevante momenten verwezen. Binnen drie jaar na het klachtwaardig handelen van de jeugdprofessional heeft de tante in juni 2017 een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en op […] augustus 2017 heeft zij een melding gedaan bij de Nationale Ombudsman. Verder is binnen drie jaar na het klachtwaardig handelen van de jeugdprofessional, te weten in november 2017, de bestuurder van de GI betrokken geraakt en is binnen de destijds geldende verjaringstermijn (vijf jaar) een langdurig proces gestart, met als resultaat een [naam] -rapport uit juli 2018 en een aangepaste versie van het rapport van 3 september 2018. Het [naam]-rapport heeft de duidelijkheid verschaft die nodig was voor de tante om te begrijpen wat er wanneer gebeurd is en was zodoende helpend voor het onderbouwen van haar klacht. Tevens heeft de tante bewust gewacht met het indienen van haar klacht na afloop van het [naam]-rapport, zodat zij dit proces niet vertraagde of doorkruiste met een tuchtklacht. In november 2018 heeft de tante besloten om alsnog een klacht in te dienen. Destijds werd er geen tuchtklachtondersteuning door het AKJ geboden, met als gevolg dat het de tante niet is gelukt om een ontvankelijke klacht in te dienen. Alternatieven voor het ondersteunen van een tuchtprocedure waren er niet, aangezien een advocaat financieel niet haalbaar was en er vanuit de gemeente evenmin hulp kon worden geboden in verband met haar werk als maatschappelijk werker binnen die gemeente. Zodra AKJ in september 2019 weer ondersteuning bood, heeft de tante wederom een tuchtprocedure in gang gezet.
2.1.3 Tot slot stelt de tante dat de verjaringstermijn is aangepast van tien, naar vijf en uiteindelijk naar drie jaar. Tot 23 november 2015 gold een verjaringstermijn van tien jaar en tot 4 maart 2019 gold een verjaringstermijn van vijf jaar. Daarna is de verjaringstermijn verkort tot drie jaar. Benadrukt wordt dat er geen gebruik is gemaakt van een overgangstermijn, wat betekent dat de tante in één week twee jaar aan rechtsbescherming mist. Dit vormt een onredelijke beperking van haar mogelijkheid tot het indienen van een klacht bij het College van Toezicht. Het was redelijk geweest om te kijken naar de geldende verjaringstermijnen ten tijde van het handelen van de jeugdprofessional. Dat wil zeggen tien jaar tot 23 november 2015 en vijf jaar handelen tot 3 maart 2019. Mocht de voorzitter dit verzoek niet honoreren, dan wordt verzocht de verjaringstermijn te berekenen vanaf het moment dat de tante stappen heeft ondernomen omtrent het klachtwaardig handelen van de jeugdprofessional. Dit houdt in dat de verjaringstermijn begint te lopen vanaf het moment dat de tante haar klachten kenbaar heeft gemaakt bij de IGJ in juni 2017.
2.2 Voor zover van belang voor de beoordeling van de voorzitter is namens de jeugdprofessional – samengevat – het volgende aangevoerd:
2.2.1 Ten aanzien van het gestelde dat de tante niet op de hoogte was van de aanpassing van de verjaringstermijn wordt benadrukt dat iedereen wordt geacht de wet te kennen. Daarnaast is het Tuchtreglement in de periode van 2014 tot 2019 meerdere keren aangepast waardoor de tante dan ook rekening diende te houden met de mogelijkheid dat bepaalde bepalingen kunnen wijzigen. Verder is de argumentatie waarom niet eerder een klacht is ingediend, dat voornamelijk samenhangt met het ontbreken van de ondersteuning van AKJ, om meerdere redenen niet steekhoudend. Het indienen c.q. aanpassen van een klacht kan nimmer afhankelijk zijn van – de financiering van – een instantie als het AKJ of een advocaat. Daarbovenop is de argumentatie die erop ziet dat de tante geen alternatieven had voor het inschakelen van hulp en bijstand evenmin steekhoudend. Het inschakelen van een vertrouwenspersoon is namelijk bij uitstek vertrouwelijk, met als gevolg dat de opmerking dat de tante werkzaam is bij de gemeente niet opgaat. Daarnaast blijkt uit het gegeven dat er op […] februari 2019 reeds een klacht is ingediend bij SKJ, dat de tante in staat was om eerder een klacht in te dienen. Tevens blijkt dit uit het feit dat de tante in 2016 klachten heeft ingediend bij de klachtencommissie en in 2017 een melding heeft gedaan bij de IGJ. Uit voorgenoemde voorbeelden volgt dat de tante actief in staat is haar mening kenbaar te maken, al dan niet met de hulp van anderen. Tot slot is er geen wettelijke basis voor het actief melden van het terugbrengen van de verjaringstermijn, waardoor deze plicht niet kan worden aanvaard.
2.2.2 Voorts wordt ingegaan op het gestelde dat de tante niet in staat was om de klacht sneller in te dienen. Allereerst blijkt het tegendeel uit de eerder ingediende klachten door de tante bij andere instanties. Ten tweede kan het [naam]-rapport helpend zijn geweest voor de tante, maar dat doet niets af aan de bekendheid met de veronderstelde klachten. Het [naam]-rapport was reeds in juli 2018 gereed en slechts een paar feitelijke onjuistheden zijn hersteld in september 2018. Al in juli 2018 was het rapport dus inhoudelijk compleet en er valt niet in te zien waarom de tante zou wachten met het indienen van de klacht. In de periode, nadat het [naam]-rapport inhoudelijk gereed was (juli 2018) tot november 2018, bood het AKJ nog tuchtklachtondersteuning en daar had de tante gebruik van kunnen maken. Bovendien dient de keuze dat de tante het [naam]-rapport niet wenst te doorkruisen of vertragen door middel van een tuchtprocedure voor rekening van de tante te blijven. Vanaf september 2019 werd er weer ondersteuning geboden, maar het heeft tot 8 december 2019 geduurd voordat de tante wederom een klacht indient.
2.2.3 Ten slotte bestaat geen verplichting om bij aanpassing van een verjaringstermijn gebruik te maken van overgangsbepalingen. Die constatering leidt er vervolgens toe dat de tante op grond van wijzigingen uit het verleden bedachtzaam moest zijn op eventuele wijzigingen in de toekomst. Het komt aan op een belangenafweging: enerzijds de rechtszekerheid van de jeugdprofessional, anderzijds het belang van de tante om een klacht te kunnen indienen. In het onderhavige geval dient het belang van de jeugdprofessional te prevaleren, omdat de tante in ruime mate de mogelijkheid heeft gehad om een klacht in te dienen. De tante heeft stilgezeten op momenten waarop zij kon en moest handelen.
2.3 De voorzitter overweegt als volgt:
In het verzoek zijn drie hoofdargumenten aangedragen waarom de tante van mening is dat zij ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht.
2.3.1 Voor wat betreft het eerste argument, zoals opgenomen onder 2.1.1 van deze beslissing, is de voorzitter van oordeel dat het niet tot de taken van het College van Toezicht van SKJ behoort om potentiële klagers actief op te hoogte te stellen van wijzingen die tussentijds in het Tuchtreglement zijn aangebracht. Ook niet in dit specifieke geval waarin de tante al in juli 2018 aan het College heeft laten weten een tuchtklacht in te willen dienen. Er bestaan inmiddels drie versies van het Tuchtreglement en deze versies zijn duidelijk vindbaar op de website van SKJ. Daarmee heeft het College van Toezicht van SKJ voldoende gedaan om ervoor zorg te dragen dat partijen die met het tuchtrecht te maken krijgen, of voornemens zijn een tuchtklacht in te dienen, van het bestaan van de (aangepaste) regels op de hoogte kunnen zijn en van de inhoud kennis kunnen nemen.
2.3.2 De voorzitter overweegt ten aanzien van het tweede argument, zoals opgenomen onder 2.1.2 van deze beslissing, dat onvoldoende is gebleken dat de tante – redelijkerwijs – niet eerder in staat was haar tuchtklacht in te dienen. Eerder, te weten op […] februari 2019, heeft de tante een tuchtklacht ingediend bij SKJ tegen dezelfde jeugdprofessional en daarom was zij reeds toen op de hoogte van het mogelijk klachtwaardig handelen. Op 18 maart 2019 heeft de tante in deze zaak [zaaknummer] een voorzittersbeslissing gekregen. De tuchtklacht voldeed niet aan de formele vereisten van het Tuchtreglement en daardoor is de tante niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Gesteld is dat de tante kennelijk zelf niet bij machte was om een tuchtklacht op te stellen en in te dienen en dat zij daarbij ondersteuning nodig had van AKJ. Het is de voorzitter bekend dat AKJ in de periode van november 2018 tot september 2019 geen tuchtklachtondersteuning heeft kunnen bieden aan klagers. Doch naast AKJ zijn er meerdere mogelijkheden om hulp in te roepen. Op de website van SKJ staat onder het kopje “Ik wil een klacht indienen” en “Heb je hulp nodig?” vermeld dat een klager naast een vertrouwenspersoon van AKJ ook terecht kan bij een jurist van een eventuele rechtsbijstandsverzekering of een advocaat. Bovendien is in genoemde voorzittersbeslissing van 18 maart 2019 de tante actief gewezen op in te roepen ondersteuning van een rechtsbijstandverzekering, een advocaat of vertrouwenspersoon. AKJ is toen buiten beschouwing gelaten omdat AKJ op dat moment geen ondersteuning bood. De voorzitter overweegt daarom dat meerdere opties mogelijk zijn om hulp in te roepen bij het opstellen en indienen van een tuchtklacht. Dat tuchtklachtondersteuning door één aanbieder tijdelijk heeft ontbroken, is onvoldoende reden om de verjaring te doorbreken.
Met de jeugdprofessional is de voorzitter bovendien van oordeel dat de tante wel degelijk in staat is gebleken om zelf klachten in te dienen. In de afgelopen jaren heeft zij meerdere klachten ingediend bij verschillende instanties – waaronder – in 2012 en 2016 klachten bij de klachtencommissie van de GI, in juni 2017 een melding bij de IGJ en in augustus 2017 een klacht bij de Nationale Ombudsman. Voor zover de voorzitter kan overzien, heeft de tante dit, met uitzondering van de brief aan de Nationale Ombudsman, zelfstandig gedaan met hulp van haar netwerk. Dat het [naam]-rapport mogelijk verhelderend is geweest voor de tante ten aanzien van de klacht kan de voorzitter begrijpen. Echter, het [naam]-rapport was in juli 2018 inhoudelijk gereed. Nu AKJ pas in november 2018 de tuchtklachtondersteuning heeft gestaakt, had de tante een aantal maanden de tijd om haar klacht met behulp van AKJ in te dienen. Ook volgt de voorzitter de jeugdprofessional in zijn verweer dat het de eigen keuze is geweest van de tante dat zij tot op het moment dat het [naam]-rapport was opgesteld én aangepast, de procedure niet wenste te doorkruisen door op dat moment een tuchtklacht in te dienen.
2.3.3 De voorzitter overweegt tot slot over het derde argument, zoals opgenomen onder 2.1.3 van deze beslissing, dat het terugbrengen van de verjaringstermijn van vijf naar drie jaar niet leidt tot een onredelijke inperking van het klaagrecht van de tante. Haar is gelegenheid geboden om de verjaring te doorbreken indien zij kon aantonen dat zij redelijkerwijs niet eerder in staat was om haar klacht in te dienen. Zoals onder 2.3.2 van deze beslissing reeds geoordeeld, is dat naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende aangetoond. De voorzitter overweegt dat bovendien geen juridische verplichting bestaat om bij de aanpassing van een verjaringstermijn gebruik te maken van overgangsbepalingen.
Ten overvoede merkt de voorzitter op dat de tuchtcolleges van SKJ nimmer een verjaringstermijn van tien jaar hebben gekend, zoals namens de tante is gesteld.
2.4 De voorzitter wijst het verzoek van de tante af en is van oordeel dat het klaagschrift tenminste aangepast dient te worden met inachtneming van de verjaringstermijn, zoals vastgesteld in artikel 6.5 van het Tuchtreglement. Nu het Tuchtreglement niet voorziet in het nemen van een tussenbeslissing, verklaart de voorzitter met toepassing van artikel 14.3 van het Tuchtreglement voor wat betreft de procedure in beroep artikel 7.9 sub b van het Tuchtreglement van overeenkomstige toepassing.
3 De tussenbeslissing
Dit alles overwegende komt de voorzitter tot de volgende tussenbeslissing:
- wijst het verzoek van de tante af en handhaaft de verjaringstermijn zoals vastgesteld in artikel 6.5 van het Tuchtreglement;
- oordeelt dat het klaagschrift tenminste aanpassing behoeft met inachtneming van de vastgestelde verjaringstermijn;
- verklaart tegen deze beslissing met toepassing van artikel 14.3 van het Tuchtreglement voor wat betreft de procedure in beroep artikel 7.9 sub b van het Tuchtreglement van overeenkomstige toepassing;
- houdt de zaak aan tot en met 16 april 2020 in afwachting van een eventuele beroepsprocedure.
Aldus gedaan door de voorzitter op 19 maart 2020 en op 4 september 2020 opnieuw aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter