De voorzitter van het College van Toezicht, mevrouw mr. S.C van Duijn, hierna te noemen: de voorzitter, heeft in de onderhavige zaak beslist over het door:
[klager], klager, hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats],
op 2 mei 2021 ingediende klaagschrift tegen:
[beklaagde], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als gedragswetenschapper bij de gecertificeerde instelling [GI]. De jeugdprofessional staat sinds [datum] 2019 als psycholoog geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
De moeder wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. A.W.M. Mans, advocaat te Elsloo.
1 Het verloop van de procedure
1.1 De voorzitter heeft kennisgenomen van:
- het aangepaste klaagschrift, ontvangen op 22 juni 2021;
- de beoordeling van het aangepaste klaagschrift tijdens het voorportaal.
2 De ontvankelijkheid van de klachtonderdelen
De moeder heeft in het klaagschrift vier klachtonderdelen geformuleerd.
2.1 Klachtonderdeel 1
De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij besluiten heeft genomen en een diagnose heeft gesteld, maar deze niet op eigen waarnemingen of onderzoek heeft gebaseerd. Voorts zou de jeugdprofessional zich niet bekend hebben gemaakt bij de moeder en ook haar rol niet hebben uitgelegd. De moeder heeft in de toelichting op het klachtonderdeel aangegeven dat zij middels een cc van een e-mailbericht heeft gelezen dat de jeugdprofessional betrokken was bij haar casus. Zij heeft toen via de teamleider verzocht om een kennismakingsgesprek. De moeder heeft dit klachtonderdeel onderbouwd met relevante bijlagen. De voorzitter concludeert dan ook dat voldaan is aan de vereisten die het Tuchtreglement stelt aan een klacht(onderdeel), zoals opgenomen in artikel 7.4 van het Tuchtreglement, versie 1.4. De voorzitter is daarom van oordeel dat de moeder in zoverre ontvankelijk is in klachtonderdeel 1.
2.2 Klachtonderdelen 2 en 3
In klachtonderdeel 2 wordt het de jeugdprofessional verweten dat zij de moeder heeft laten kiezen tussen toestemming geven voor het uitstellen van het indienen van een verweerschrift in een andere tuchtprocedure of het laten doorgaan van het omgangsmoment in december 2020. In klachtonderdeel 3 verwijt de moeder de jeugdprofessional dat zij stukken heeft ingediend waarin discriminerende uitlatingen staan opgenomen. Dit getuigt volgens de moeder van een ongerechtvaardigd onderscheid naar godsdienst, levensbeschouwing en etniciteit. Uit de toelichting en de onderbouwende stukken bij beide klachtonderdelen is de voorzitter gebleken dat de verwijten zien op het handelen van de betrokken jeugdbeschermers en niet op dat van de jeugdprofessional. De voorzitter zal daarom de moeder op grond van artikel 7.7 sub b van het Tuchtreglement niet-ontvankelijk verklaren in de klachtonderdelen 2 en 3.
2.3 Klachtonderdeel 4
De jeugdprofessional wordt in dit klachtonderdeel verweten dat zij de gebruikte gegevens niet uit eigen onderzoek en eigen waarneming heeft verkregen. Daarnaast zouden haar rapportages niet voldoen aan de minimale vereisten. De moeder heeft haar klachtonderdeel onderbouwd met twee bijlagen. Zij heeft echter nagelaten om de rapportage(s) waar de klacht betrekking op heeft te overleggen, zodat het klachtonderdeel onvoldoende inhoudelijk getoetst kan worden. Hierdoor voldoet dit klachtonderdeel niet aan artikel 7.4 sub f van het Tuchtreglement. De voorzitter zal de moeder daarom op grond van artikel 7.7 sub a van het Tuchtreglement niet-ontvankelijk verklaren in dit klachtonderdeel.
3 De beslissing
Dit alles overwegende komt de voorzitter tot de volgende tussenbeslissing:
- verklaart dat klachtonderdeel 1 voldoet aan de vereisten die het Tuchtreglement stelt aan een klacht(onderdeel), zoals opgenomen in artikel 7.4 van het Tuchtreglement, versie 1.4. en verklaart de moeder in zoverre ontvankelijk in klachtonderdeel 1;
- verklaart de moeder niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2,3 en 4;
- stelt de jeugdprofessional in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen tegen klachtonderdeel 1, zoals bedoeld in artikel 8.1 van het Tuchtreglement.
Aldus gedaan door de voorzitter en op 14 juli 2021 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. S.C. van Duijn
voorzitter