College van Toezicht | Gegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 19.439Ta

Het College acht zich op grond van de derde versie van het Tuchtreglement bevoegd te oordelen over een klacht die gaat over een op LinkedIn geplaatste reactie van een jeugdprofessional. Daarbij is meegewogen dat de functie en werkgever van de jeugdprofessional onder haar naam en in de reactie zichtbaar zijn. De geplaatste reactie acht het College diskwalificerend en onvoldoende respectvol richting de persoon van klager.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mevrouw R.J. Douglas, lid-beroepsgenoot,
de heer W.L. Scholtus, lid-beroepsgenoot,

over het door:

[klager], klager, hierna te noemen: klager, wonende te [plaatsnaam],

op 27 september 2019 ingediende klaagschrift tegen:

[jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugdzorgwerker bij de gecertificeerde instelling [GI], hierna te noemen: de GI.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. L.C. Groen.

De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. I.M.I. Apperloo, werkzaam bij DAS te Amsterdam.

1     Het verloop van de procedure

1.1 Het College heeft kennisgenomen van:
– Het klaagschrift ontvangen op 27 september 2019;
– het verweerschrift ontvangen op 18 november 2019.

1.2 Het College heeft de jeugdprofessional in de gelegenheid gesteld uiterlijk 15 november 2019 een verweerschrift in te dienen. Op 18 november 2019 heeft het College het verweerschrift ontvangen, voorzien van een motivatie waarom het verweerschrift buiten de gestelde termijn werd ingediend. Gelet op het gemotiveerde verzoek, heeft de voorzitter op grond van artikel 14.3 van het Tuchtreglement, versie 1.3, besloten het verweerschrift toe te voegen aan het procesdossier. Op 19 november 2019 zijn partijen daarover per e-mailbericht geïnformeerd.

1.3 Op 4 december 2019 is aan partijen kenbaar gemaakt dat het College voornemens is de klacht schriftelijk af te doen (artikel 8.9 van het Tuchtreglement). Partijen hebben tegen dit voornemen, binnen de gestelde termijn van twee weken, geen bezwaar gemaakt. De schriftelijke behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 17 januari 2020. Partijen zijn daarover op 19 december 2019 per e-mailbericht geïnformeerd. De beslissing is op 20 februari 2020 aan partijen verzonden.

2     De feiten

Op grond van de stukken gaat het College van de volgende feiten uit:

2.1 Klager is de vader van een dochter. De dochter is geboren in 2011. Er is geen hulpverleningsrelatie tussen de jeugdprofessional en de dochter en/of klager.

2.2 Zowel klager als de jeugdprofessional hebben een profiel op het sociale media platform LinkedIn.

2.3 In de zomer van 2019 wordt een blog geplaatst op het LinkedIn-profiel van een gecertificeerde instelling. Deze blog gaat over uithuisplaatsingen van minderjarigen. Verschillende personen reageren via hun LinkedIn-profiel op deze blog, waaronder klager en de jeugdprofessional.

2.4 Een van de reacties van klager op de betreffende blog is: “Ik word spontaan kotsmisselijk als ik dit zo lees. Nog een vijfjarig meisje wiens leven voor altijd verpest zal zijn door het monster dat zich ironisch genoeg ‘Jeugdbescherming’ noemt.” Tussen klager en de jeugdprofessional ontstaat vervolgens een discussie via hun reacties. In een van de reacties van de jeugdprofessional schrijft zij het volgende aan klager: “[tag klager] wist je dat er voor jouw soort verdraaid goede therapieën zijn samengesteld, gericht op het weer opnieuw vat krijgen op de realiteit en het opnieuw aanleren van constructieve communicatievormen?”

2.5 De jeugdprofessional is van [datum] 2013 tot en met [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd geweest in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Sinds [datum] 2018 is de jeugdprofessional als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd.

3     Het beoordelingskader

3.1 De ingediende klacht gaat over de op LinkedIn geplaatste reactie van de jeugdprofessional, zoals weergegeven onder 2.4 van deze beslissing.

3.2 Het College beantwoordt de vraag of de jeugdprofessional de algemene tuchtnorm heeft geschonden. Daarvan is sprake indien:
a. enig handelen in strijd met de professionele standaard die in het jeugddomein geldt voor een behoorlijke uitoefening van het beroep waarvoor de jeugdprofessional is geregistreerd;
b. elk ander dan onder a. bedoeld handelen dat in strijd is met hetgeen een behoorlijk jeugdprofessional betaamt.

4     De ontvankelijkheid

4.1 De jeugdprofessional stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk in de klacht moet worden verklaard. Bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat het namelijk om een beoordeling van het beroepsmatig handelen. De uitlatingen van de jeugdprofessional op LinkedIn zijn echter niet in de uitoefening van haar beroep gedaan. Er is ook geen sprake van een beroepsmatige en/of professionele relatie met klager. Dat slechts het beroepsmatig handelen tuchtrechtelijk getoetst kan worden, blijkt volgens de jeugdprofessional allereerst uit de Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, hierna te noemen: de Beroepscode. Uit de tekst van de Beroepscode blijkt dat deze specifiek bestemd is voor het bewaken van de kwaliteit van jeugdprofessionals in de uitoefening van hun beroep, de zogeheten ‘beroepsnormen’. De uitlatingen van de jeugdprofessional vallen redelijkerwijs buiten de reikwijdte van de Beroepscode. Dat standpunt wordt eveneens onderschreven door verschillende artikelen uit het Tuchtreglement. Zo wordt in de begripsbepalingen het begrip “belanghebbende” gedefinieerd als “elke (rechts)persoon die een direct of indirect belang heeft bij het beroepsmatig handelen van de jeugdprofessional.” Klager is in geen enkel opzicht betrokken bij het beroepsmatig handelen van de jeugdprofessional. Ook wordt in artikel 2.1 omschreven dat in het tuchtrecht de kwaliteit van het handelen van de jeugdprofessionals in het jeugddomein jegens betrokkenen centraal staat. Uitlatingen die gedaan worden op LinkedIn betreffen geen handelingen in het jeugddomein. Voorts is in artikel 3.1 sub a opgenomen dat de tuchtnorm wordt geschonden indien sprake is van “enig handelen in strijd met de professionele standaard die in het jeugddomein geldt voor een behoorlijke uitoefening van het beroep waarvoor de jeugdprofessional is geregistreerd”. Daarvan kan geen sprake zijn, omdat de gewraakte uitlatingen niet zijn gedaan in de uitoefening van het beroep. Volgens sub b van voornoemd artikel wordt de tuchtnorm ook geschonden wanneer sprake is van “elk ander dan onder a bedoeld handelen dat in strijd is met hetgeen een behoorlijk jeugdprofessional betaamt.” Alhoewel de beroepsuitoefening in deze normstelling niet opgenomen is, gaat het daar wel over. In artikel 3.2 staat immers opgenomen: “als een belanghebbende meent dat een jeugdprofessional de algemene tuchtnorm schendt, kan hij een klacht indienen bij het College van Toezicht. De klacht kan in beginsel slechts betrekking hebben op het beroepsmatig handelen van de jeugdprofessional.” Tot slot voert de jeugdprofessional aan dat in artikel 3.3 is opgenomen dat het bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat om het geven van een antwoord op de vraag of de jeugdprofessional bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een behoorlijke beroepsuitoefening.

4.2 De vraag die voorligt is of het College bevoegd is te oordelen over de reactie van de jeugdprofessional op een bericht van klager op LinkedIn. Het College overweegt als volgt. De reactie is in de zomer van 2019 geplaatst. Sinds 4 maart 2019 is de derde versie van het Tuchtreglement van SKJ van kracht. Met ingang van deze versie van het Tuchtreglement geldt dat de algemene tuchtnorm op grond van artikel 3.1 wordt geschonden indien sprake is van:
“a. enig handelen in strijd met de professionele standaard die in het jeugddomein geldt voor een behoorlijke uitoefening van het beroep waarvoor de jeugdprofessional is geregistreerd;
b. elk ander dan onder a. bedoeld handelen dat in strijd is met hetgeen een behoorlijk jeugdprofessional betaamt.”
Volgens het College dient het bij het sub b genoemde onderdeel te gaan om een gedraging die niet los gezien kan worden van de hoedanigheid van het zijn van een jeugdprofessional, en waarbij de gedraging voldoende weerslag heeft op de jeugdhulpverlening. Het kan dan gaan om een gedraging waarmee het vertrouwen dat door de samenleving in een jeugdprofessional is gesteld, wezenlijk wordt aangetast.
Het College is van oordeel dat in de onderhavige zaak de op LinkedIn geplaatste reactie in verband gebracht kan worden met de hoedanigheid van de jeugdprofessional, zijnde jeugdzorgwerker bij de GI. Hierbij weegt het College mee dat de jeugdprofessional zich op LinkedIn uitdrukkelijk als jeugdzorgwerker geprofileerd heeft, nu zij in haar LinkedIn-profiel haar functie van jeugdzorgwerker en de GI als haar werkgever heeft opgenomen. Deze aanduidingen onder haar naam zijn bij de door de jeugdprofessional geplaatste reactie voor iedereen zichtbaar. Doordat de jeugdprofessional zich op LinkedIn geprofileerd heeft als jeugdzorgwerker, geldt voor haar bij het gebruik van dat sociale media platform de maatschappelijke verantwoordelijkheid, die normaal ook geldt in de uitoefening van haar dagelijkse werkzaamheden als jeugdzorgwerker. Het is volgens het College ook voor te stellen dat het vertrouwen, dat de samenleving in een jeugdprofessional stelt, wordt aangetast, dan wel dat de beeldvorming over de jeugdzorg negatief beïnvloed wordt, wanneer een jeugdprofessional ongepaste berichten plaatst via een sociaal media platform waarbij hij/zij zich geprofileerd heeft als zijnde een jeugdprofessional.
Concluderend acht het College zich bevoegd te oordelen over de ingediende klacht. Het College zal onder 5.1 van deze beslissing beoordelen of de jeugdprofessional met haar handelen de professionele standaard al dan niet heeft geschonden.

4.3 Het College verklaart klager ontvankelijk in de klacht.

5     De klacht, het verweer en de beoordeling

De in het klaagschrift genoemde klacht wordt besproken en beoordeeld. Zowel de klacht als het verweer worden zakelijk en samengevat weergegeven en daarna volgt het oordeel van het College. Het geheel eindigt met een conclusie.

5.1 De klacht

5.1.1 Klager verwijt de jeugdprofessional de bejegening van de persoon van klager op LinkedIn.

Toelichting:
Bij een bericht op LinkedIn werd klager ineens gebombardeerd met berichten van de jeugdprofessional waarin stond dat ‘zijn soort’ in therapie moet. Volgens klager kan daarmee niet anders bedoeld worden dan ‘zijn soort ouders’. Deze reactie heeft de jeugdprofessional geschreven zonder inhoudelijk op de hoogte te zijn van klagers casus. Klager acht het handelen extra kwalijk omdat de reactie geplaatst is op een openbaar internet platform.

5.1.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan.
Gelet op de toon die klager in zijn reacties aannam, met als voorbeeld de reactie zoals weergegeven onder 2.4 van deze beslissing, stoorde de jeugdprofessional zich aan de negatieve en beledigende wijze waarop uiting werd gegeven aan klagers ongenoegen en frustraties jegens de jeugdbescherming in Nederland. Bij lezing van de blog riep dat bij de jeugdprofessional een emotie op voor wat betreft de belasting van haar functie en de maatschappelijke miskenning daarvan. Op basis van deze emotie en de gegeven reacties op de blog had de jeugdprofessional de behoefte om zowel haar beroepsgroep als zichzelf, een zeer gedreven jeugdprofessional, te verdedigen en heeft zij zich uitgedaagd gevoeld te reageren op de reacties van klager. Alhoewel gerealiseerd wordt dat haar reacties pittig zijn, zijn deze niet zodanig ernstig dat de jeugdprofessional daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Voor wat betreft de passage waarin de jeugdprofessional in reactie op klager schrijft “jouw soort”, is mogelijk een cultureel verschil een rol gaan spelen. De jeugdprofessional heeft daarmee mensen op sociale media bedoeld die zonder enige nuance instanties of individuen diskwalificeren. Anders dan klager opvat, heeft zij niet zijn familie bedoeld.
Achteraf realiseert de jeugdprofessional dat zij er verstandig aan had gedaan haar reactie achterwege te laten dan wel zich neutraal op te stellen. Van een jeugdprofessional wordt immers een zakelijke distantie verwacht en haar reactie op LinkedIn had het beeld, dat klager kennelijk heeft van de jeugdzorg in Nederland, hoogstwaarschijnlijk niet kunnen veranderen.

5.1.3 Het College overweegt als volgt:
Van jeugdprofessionals wordt verwacht dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en de daarbij horende maatschappelijke verantwoordelijkheid. In dat verband is van belang dat een jeugdprofessional zich te allen tijde neutraal en voldoende objectief opstelt, waarbij de noodzakelijke afstand (tot cliënten en/of derden) wordt bewaard. In de onderhavige casus heeft de jeugdprofessional erkend dat zij zich door het bericht van klager uitgedaagd gevoeld heeft om als volgt op zijn bericht te reageren: “[tag klager] wist je dat er voor jouw soort verdraaid goede therapieën zijn samengesteld, gericht op het weer opnieuw vat krijgen op de realiteit en het opnieuw aanleren van constructieve communicatievormen?” Het College kan uit deze reactie niet anders concluderen dan dat de jeugdprofessional in de discussie met klager uit emotie gereageerd heeft. Het College neemt het de jeugdprofessional kwalijk dat zij zich diskwalificerend en onvoldoende respectvol uitgelaten heeft over de persoon van klager en de suggestie wekt dat hij therapieën nodig heeft voor het vat krijgen op de realiteit en het aanleren van constructieve communicatievormen, wat zij slechts gebaseerd heeft op de eerdere reactie(s) van klager op LinkedIn. Het College is van oordeel dat het plaatsen van een dergelijke reactie op LinkedIn, waarbij de functie en werkgever van de jeugdprofessional onder haar naam zichtbaar zijn, in strijd is met hetgeen een behoorlijk jeugdprofessional betaamt (artikel 3.1 sub b van het Tuchtreglement). De jeugdprofessional heeft met haar reactie allereerst in strijd gehandeld met artikel E (respect) van de Beroepscode. Voorts heeft zij daarmee de beeldvorming over de jeugdhulp- en jeugdbescherming negatief beïnvloed en het vertrouwen in de jeugdhulp niet bevorderd, hetgeen een schendig oplevert van respectievelijk artikelen X (voorlichting over de jeugdhulp en jeugdbescherming) en D (bevorderen van het vertrouwen in de jeugdhulp en jeugdbescherming) van de Beroepscode.

5.1.4 Het College verklaart de klacht gegrond.

5.2 Conclusie

5.2.1 Het College komt tot de conclusie dat de jeugdprofessional met haar reactie op LinkedIn tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid en de al dan niet op te leggen maatregel houdt het College rekening met de situatie waarbinnen de jeugdprofessional haar reactie geplaatst heeft. Geconstateerd wordt dat klager zich onder de betreffende blog zeer negatief uitgelaten heeft over de jeugdbescherming van Nederland. Een voorbeeld van de betreffende bewoording is weergegeven onder 2.4 van deze beslissing. Deze context maakt dat het voor het College invoelbaar is dat de jeugdprofessional deze negatieve opvatting zich persoonlijk heeft aangetrokken. Wat er verder ook zij van de uitlatingen van klager op LinkedIn, het College wijst de jeugdprofessional op haar eigen verantwoordelijkheid om zich neutraal en objectief op te stellen. Uit het slot van het verweerschrift van de jeugdprofessional blijkt dat zij zich daarvan thans bewust is. Het College wenst daarbij nog algemeen te benadrukken dat het van belang is dat jeugdprofessionals zich bewust zijn van uitlatingen die zij, in hun functie van jeugdprofessional, doen op sociale media. Deze kunnen immers van invloed zijn op (het vertrouwen in) de gehele beroepsgroep en/of de jeugdzorg.

5.2.2 Gelet op de context waarbinnen de jeugdprofessional gehandeld heeft, ziet het College af van het opleggen van een maatregel aan de jeugdprofessional.

6     De beslissing

Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:
– verklaart de klacht gegrond;
– ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gedaan door het College en op 20 februari 2020 aan partijen toegezonden.

mevrouw mr. S.C. van Duijn, voorzitter
mevrouw mr. L.C. Groen, secretaris