College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 21.012Ta

Een Veilig Thuis casemanager wordt verweten dat hij gedurende het onderzoek van Veilig Thuis informatie niet geverifieerd heeft, en dat de Meldcode en het Handelingsprotocol niet gevolgd zijn. Daarmee zou de vader schade zijn toegebracht. Het College gaat eerst in op de verhouding tussen multidisciplinaire besluitvorming vs. de individuele verantwoordelijkheid van een jeugdprofessional.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, voorzitter,
de heer de heer E.A.J. Ouwerkerk, lid-beroepsgenoot,
mevrouw S.M.G. Bruinhard, lid-beroepsgenoot,

over het door:

[de klager], klager, hierna te noemen: de vader,

op 8 januari 2021 ingediende klaagschrift tegen:

[de beklaagde], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam geweest als casemanager bij Veilig Thuis [regio] te [plaats], hierna te noemen: Veilig Thuis.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. L.C. Groen.

De vader wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde [de gemachtigde], werkzaam bij AKJ te [plaats].

De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam bij DAS te Amsterdam.

1 Het verloop van de procedure

1.1 Het College heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift ontvangen op 8 januari 2021;
– het verweerschrift ontvangen op 30 maart 2021;
– de aanvulling op het klaagschrift ontvangen op 9 juli 2021;
– de door de gemachtigde van de vader tijdens de mondelinge behandeling van de klacht overgelegde pleitnota.

1.2 De ontvangen aanvulling op het klaagschrift van 9 juli 2021 (waarin een e-mailbericht van 19 maart 2020 is overgelegd) is met instemming van de jeugdprofessional aan het dossier toegevoegd.

1.3 De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 30 juli 2021 in aanwezigheid van de vader, de jeugdprofessional en de gemachtigden. Na afloop van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over zes weken verstuurd wordt.

2 De feiten

Het College gaat van de volgende feiten uit:

2.1 De vader heeft twee minderjarige (stief)dochters. De oudste dochter, de stiefdochter van de vader, is geboren in 2010 en de jongste dochter in 2015.

2.2 Op 14 december 2018 doet de basisschool van de oudste dochter een zorgmelding bij Veilig Thuis, waarna Veilig Thuis een onderzoek start. De jeugdprofessional is één van de Veilig Thuis medewerkers geweest die het onderzoek heeft uitgevoerd. Tijdens het onderzoek, op 18 januari 2019, wordt besloten dat de moeder en de kinderen geplaatst worden op een vrouwenopvang. Het onderzoek van Veilig Thuis is op 21 januari 2019 geëindigd en op 5 februari 2019 is het onderzoeksrapport aan de vader toegestuurd.

2.3 Op 23 oktober 2019 heeft de vader, met behulp van AKJ, bij Veilig Thuis een klacht ingediend over het onderzoek. Met Veilig Thuis zijn daarover twee gesprekken gevoerd. Op 20 mei 2020 heeft de vader zijn klacht voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie van Veilig Thuis. Op 25 november 2020 heeft deze klachtencommissie de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard.

2.4 De jeugdprofessional stond van [datum] 2013 tot [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Sinds [datum] 2018 staat de jeugdprofessional als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd.

3 Het beoordelingskader

3.1 Het College beantwoordt de vraag of een jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3.2 Het College toetst het (beroepsmatig) handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

4 De ontvankelijkheid

4.1 De jeugdprofessional voert het volgende aan. In het tuchtrecht is persoonlijke, individuele verwijtbaarheid het uitgangspunt. De jeugdprofessional heeft echter alle beslissingen genomen in een multidisciplinair overleg (MDO). De vader dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht, althans het College dient expliciet met een visie daarover te komen gelet op aanbeveling 5 uit het Nivel rapport “Evaluatie 5 jaar tuchtrecht in de jeugdzorg”. Het volgende is daarin aanbevolen:
Ten aanzien van het feit dat het tuchtrecht zich richt op het individuele handelen van professionals:
Gezien het feit dat in het tuchtrecht alleen het ‘individuele handelen’ van de professional wordt getoetst, is het de vraag of de jeugdprofessional voor wat betreft multidisciplinaire beslissingen wel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gehele beslissing of alleen kan worden aangesproken op zijn aandeel in de besluitvorming. Het zou goed zijn als SKJ zich inzet om, in samenspraak met de tuchtrechters en de beroepsverenigingen, te komen tot een geëxpliciteerde visie op dit dilemma.”

4.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid voert de vader het volgende aan. Uit de aanbeveling van het Nivel rapport blijkt dat daarin niet gesteld wordt dat de individuele aansprakelijkheid eindigt op het moment dat een MDO heeft plaatsgevonden. Volgens het Nivel rapport kan een benadering zijn dat een jeugdprofessional alleen wordt aangesproken op zijn aandeel in de besluitvorming. Dat jeugdprofessionals hun besluiten en handelingen in samenspraak nemen met collega’s, maakt dus niet dat een jeugdprofessional geen enkele verantwoordelijkheid meer draagt voor zijn handelen. De jeugdprofessional heeft nagelaten te concretiseren hoe de besluitvorming is gegaan en welk aandeel hij daarin heeft gehad. Er is geen verslag overgelegd van een MDO waaruit blijkt dat de jeugdprofessional geen verantwoordelijkheid zou dragen. Het is niet in de geest van het Nivel rapport, evenmin in die van de professionele standaard, om een algemeen beroep te doen op niet-ontvankelijkheid wegens het bestaan van een MDO.

4.3 Het College overweegt als volgt. Een jeugdprofessional draagt verantwoordelijkheid voor het bieden van hulp van goede kwaliteit. De voor de jeugdprofessional geldende professionele standaard is daarin richtinggevend. Een autonoom handelende jeugdprofessional weegt de kaders zorgvuldig, reflecteert op zijn handelen en overlegt met (gespecialiseerde) collega’s. Het overleg met collega’s – al dan niet via een MDO – is noodzakelijk om een zorgvuldige afweging te maken. Dat neemt echter niet weg dat een autonoom handelende jeugdprofessional zijn eigen professionele ruimte heeft om (gemotiveerd) af te wijken van het advies van collega’s. De jeugdprofessional dient een eigen professionele afweging te maken in de uitvoering van zijn of haar werkzaamheden. Als geregistreerde jeugdprofessional dien je je afweging en het handelen te kunnen verantwoorden, ook als je daarop (tuchtrechtelijk) aangesproken wordt. In deze casus is de jeugdprofessional één van de Veilig Thuis onderzoekers geweest en daarin het aanspreekpunt voor het gezin geweest. Ook heeft de jeugdprofessional uitvoering gegeven aan de besluiten van Veilig Thuis, al dan niet genomen in een MDO. Geconcludeerd wordt dat de jeugdprofessional een aandeel heeft gehad in de besluitvorming en daaraan uitvoering gegeven. De jeugdprofessional is aldus tuchtrechtelijk aanspreekbaar op zijn beroepsmatig handelen in deze casus.

4.4 Het College is van oordeel dat de vader ontvankelijk is in de klacht.

5     De klacht, het verweer en de beoordeling

De vier in het klaagschrift genoemde klachtonderdelen worden een voor een besproken en beoordeeld. Per klachtonderdeel worden zowel de klacht als het verweer zakelijk en samengevat weergegeven en daarna volgt het oordeel van het College.

5.1 Klachtonderdeel 1

5.1.1 De jeugdprofessional heeft onzorgvuldig en onjuist gehandeld door af te gaan op niet geverifieerde informatie van derden.

Toelichting:
In het onderzoek heeft de moeder gesteld dat zij zich onveilig voelt. Op 14 januari 2019 heeft de jeugdprofessional op eigen initiatief opa (moederszijde), hierna te noemen: de opa, telefonisch op de hoogte gesteld van de gesprekken en de procedure van het onderzoek toegelicht. De opa heeft benoemd dat de vader ‘een stempel heeft van gewelddadig’ en heeft de jeugdprofessional gevraagd naar ‘een definitieve oplossing voor deze situatie’. Een dag later heeft de jeugdprofessional, in overleg met een gedragswetenschapper, geconcludeerd dat er sprake is van een onveilige thuissituatie waarin de kinderen getuige zijn van een ongelijkwaardige relatie tussen de ouders, waarin sprake is van fysiek en verbaal geweld welke escalerend is. Van een onderbouwing, of bespreking van de tegenstrijdige informatie, is in het onderzoeksrapport geen sprake. Op 16 januari 2019 heeft de jeugdprofessional met de moeder en opa afgesproken dat Veilig Thuis een veilige opvang voor de moeder gaat zoeken. Ook is een Afspraak Op Locatie-melding (hierna: AOL) bij de politie gedaan om ‘onveiligheid te voorkomen’. In de onderzoeksperiode is slechts één keer een gesprek geweest tussen de vader en de jeugdprofessional, namelijk op 17 december 2018. Dit gesprek heeft plaatsgevonden vóór de belastende gesprekken met de moeder en opa, wat maakt dat de vader niet heeft kunnen reageren op de aantijgingen. De jeugdprofessional heeft tijdens de hoorzitting van de Klachtencommissie van Veilig Thuis erkend dat hij slechts op basis van de informatie van de moeder en opa heeft gehandeld, en niet gewacht te hebben op informatie van de vader.
Bovendien heeft de jeugdprofessional onzorgvuldig gehandeld door gerectificeerde informatie van de wijkagent niet op te nemen en aan te passen in het dossier. Op 7 januari 2019 heeft de jeugdprofessional van de wijkagent informatie gekregen over de vader. Deze informatie, die een belastend en negatief beeld schetst over de vader, is opgenomen in het rapport. In mei 2019, nadat de vader bekend werd met deze verklaring, heeft de vader contact opgenomen met de wijkagent. Daarna heeft de wijkagent een gerectificeerde verklaring geschreven waaruit een tegengesteld beeld naar voren komt dat onverenigbaar is met de eerdere verklaring. De jeugdprofessional heeft geweigerd het rapport voor wat betreft de eerdere verklaring aan te passen en heeft tevens geweigerd de gerectificeerde verklaring op te nemen in het rapport.

5.1.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
Voor de afweging over de veiligheid is informatie benut vanuit de basisschool (melder), de ouders, politie en overig informeel en formeel netwerk. De AOL is op advies vanuit de politie ingezet voorafgaand aan de uitplaatsing van de moeder en de kinderen. Ook is op advies van de politie een AOL op het privéadres van de Veilig Thuis medewerkers ingezet.
De jeugdprofessional heeft samen met een collega de vader op 17 december 2018 eenmaal gesproken. Tijdens dit gesprek hebben de medewerkers kenbaar gemaakt dat zij de ouders individueel wilden spreken, gezien de signalen van huiselijk geweld en de werkwijze vanuit Veilig Thuis om iedere ouder, los van elkaar, hun verhaal te laten doen zonder beïnvloed te worden. Er is op 21 december 2018 een brief naar de ouders verzonden met afspraken voor een gesprek met de vader en de moeder. De moeder is op de afspraak gekomen van 11 januari 2019. De vader is zonder opgave van reden niet gekomen op de afspraak van 10 januari 2019. Veilig Thuis heeft tijdens de onderzoeksperiode vader geen tweede mogelijkheid meer gegeven voor een gesprek. Naar aanleiding van informatie van de moeder en school van 11 januari 2019, is deze beslissing in het MDO van 15 januari 2019 genomen. Toen is de conclusie getrokken dat er sprake was van een situatie van acute onveiligheid voor de moeder en de kinderen. De moeder had aangegeven dat wanneer de vader op de hoogte zou kunnen zijn van de veiligheidsplanning (uitplaatsing), hij deze planning niet zou accepteren en er een escalatie van geweld kon ontstaan. Voor Veilig Thuis was deze uitlating tezamen met de verworven informatie vanuit ouders, informeel en formeel netwerk de reden om de vader niet meer te horen. Nadat de jeugdprofessional het veiligheidsplan had gemaakt en het moment van uithuisplaatsing in zicht kwam, heeft de jeugdprofessional opnieuw met de gedragswetenschapper besproken op inhoud en met zijn leidinggevende op inhoud en de te nemen stappen. Het kiezen voor een uitplaatsing zonder vader hierin te kennen is een onderbouwde keuze geweest van vier medewerkers vanuit Veilig Thuis. Tijdens de uitvoering van het onderzoek beoordeelt Veilig Thuis de situatie van het gezin voortdurend op acute en structurele onveiligheid. De jeugdprofessional stond met zijn collega’s voor een lastige afweging en zij hebben gekozen voor directe veiligheid. Op grond van artikel 10.5 van het Handelingsprotocol kan worden afgezien van het toepassen van hoor en wederhoor indien er concrete aanwijzingen zijn dat het direct informeren van de direct betrokkene(n) een ernstige bedreiging kan vormen voor een of meer leden van het gezin. De informatie vanuit de politie heeft expliciet meegewogen in de beoordeling. Een tunnelvisie is niet aan de orde. Er moest snel gehandeld worden.
De vader geeft aan dat ontlastende verklaringen uit het dossier zijn gelaten. Dat is volgens de jeugdprofessional te verklaren omdat de verklaring is ontvangen na het onderzoek van Veilig Thuis. Het klopt dat kenbaar is gemaakt dat de achteraf verkregen ontlastende verklaring niet meer zou worden opgenomen in het dossier, omdat dat zou leiden tot een scheef onderzoeksrapport. De onafhankelijke klachtencommissie van Veilig Thuis heeft geoordeeld dat het juist zou zijn om de belastende verklaring niet meer in een gerectificeerde rapportage op te nemen, maar de stappen te beschrijven die daartoe hebben geleid. Met inachtneming van dat advies is het dossier aangepast.

5.1.3 Het College overweegt als volgt:
Het College komt tot de conclusie dat de jeugdprofessional geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden voor wat betreft de ontvangen informatie gedurende het Veilig Thuis onderzoek. Alhoewel de vader stelt dat de ontvangen informatie niet geverifieerd is en dat de jeugdprofessional enkel gehandeld heeft op basis van informatie vanuit moeder en de opa, is dat het College niet gebleken. De melding van school van 14 december 2018, een onafhankelijke instantie, is aanleiding geweest voor het Veilig Thuis onderzoek. Op 17 december 2018 is gestart met een gesprek met de oudste dochter. Blijkens het onderzoeksrapport (bijlage 1 klaagschrift), pagina 8, is bevestigd dat de ouders in de weekenden vaak ruzie hebben, en dat daarbij ook onderling fysiek geweld plaatsvindt (slaan, duwen). Ook is met de ouders op dezelfde dag een gezamenlijk gesprek gevoerd. De ouders hebben in dat gesprek bevestigd (onderzoeksrapport, pagina 9) dat de situatie tussen hen conflicterend kon zijn, voornamelijk in de weekenden vanwege de werkdruk. Naast deze gesprekken, is op 7 januari 2019 informatie van de wijkagent ontvangen (onderzoeksrapport, pagina 10). De wijkagent heeft onder meer verteld dat de vader een intimiderend en onberekenend persoon is, dat hij in het verleden verbaal agressief geweest is tegenover een deurwaarder en dat er signalen geuit waren over huiselijke, verbale ruzies. Dat deze verklaring na afloop van het onderzoek in positieve zin ten opzichte van de vader bijgesteld is, maakt niet dat de jeugdprofessional destijds niet uit mocht gaan van de door de politie geaccordeerde informatie. Het College komt tot de conclusie dat de informatie voldoende getoetst is doordat de situatie en de zorgen bevestigd zijn door meerdere bronnen: school, politie en tijdens de gesprekken met de betrokkenen, waaronder de vader zelf.
Voor wat betreft het verwijt dat in het onderzoek maar eenmaal met de vader is gesproken, zoals in de toelichting op de klacht naar voren komt, overweegt het College nog het volgende. Na het gezamenlijke gesprek met de ouders is op 21 december 2018 aan hen een brief verzonden met daarin data opgenomen voor individuele gesprekken. De vader stelt dat hij deze brief nooit gezien heeft. Uit de stukken blijkt dat aan de ouders één gezamenlijke brief verstuurd is, waarin zij beide als geadresseerden in de aanhef zijn opgenomen (bijlage 1 verweerschrift). In het kader van transparantie en efficiëntie (nu de ouders op één adres woonachtig waren), kan het College deze werkwijze volgen en wordt dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. Gelet op deze adressering valt het ook buiten de invloedssfeer van de jeugdprofessional dat de vader de brief mogelijk nooit bereikt heeft. Dat neemt niet weg dat het College de jeugdprofessional erop wil wijzen dat in toekomstige gevallen overwogen dient te worden of het passender is om de brief (al dan niet met dezelfde inhoud) persoonlijk naar de individuele betrokkenen op te sturen, gezien de aard en gevoeligheid van een Veilig Thuis onderzoek.
Tot slot wordt de jeugdprofessional in de toelichting op de klacht ook verweten dat hij de gerectificeerde informatie vanuit de politie niet heeft aangepast in het onderzoeksrapport. Uit de stukken blijkt dat het onderzoekrapport aangepast is in lijn met het advies van de onafhankelijke klachtencommissie van Veilig Thuis.

5.1.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

5.2 Klachtonderdeel 2

5.2.1 De jeugdprofessional heeft door onjuiste berichtgeving aan de politie en ketenpartners de vader grote persoonlijke en zakelijke schade toegebracht.

Toelichting:
De jeugdprofessional heeft na het gesprek van 14 januari 2019 met opa de vlucht naar voren genomen door AOL-meldingen te doen op verschillende locaties en de politie voor te houden dat de vader een veiligheidsrisico vormde. De politie heeft conform deze meldingen gehandeld en de vader aangehouden. Als gevolg hiervan is de vader zijn beveiligerspas kwijtgeraakt, raakte hij zijn bedrijf kwijt en kon hij zijn beroep niet langer uitoefenen. Bovendien heeft de jeugdprofessional andere ketenpartners onjuist voorgelicht over de situatie. Uit een verklaring van [de vrouwenopvang] is gebleken dat de jeugdprofessional hen heeft voorgehouden dat de vader een medewerker van Veilig Thuis zou hebben bedreigd. De insinuaties van de jeugdprofessional hebben ertoe geleid dat verstrekkende maatregelen zijn genomen, zoals het contoleren van cadeaus op gps-materiaal. Toen het dossier werd overgedragen naar een andere Veilig Thuis vestiging en vader daar ten kantore kwam voor een kennismaking, gingen aldaar de alarmbellen af en werd het beveiligingsprotocol in werking gesteld.
Na de uitplaatsing en de – voor de vader ingrijpende en traumatiserende – aanhouding heeft de vader alles wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden gedaan om de misvattingen van de jeugdprofessional recht te zetten. Hij heeft meermaals aangegeven dat de beweringen over huiselijk geweld en zijn vermeende gevaarlijke persoonlijkheid onjuist en ongefundeerd waren. De jeugdprofessional heeft dit niet (voldoende) willen rectificeren. De vader heeft verschillende klachttrajecten doorlopen, waar geen erkenning is gekomen voor de fout die door de jeugdprofessional en diens organisatie is gemaakt. Op 11 mei 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden bij Veilig Thuis met de jeugdprofessional en zijn leidinggevende. De jeugdprofessional heeft in dit gesprek aangegeven dat Veilig Thuis en de politie elkaar mogelijk versterkt hebben in de ernst van de situatie en zich hebben laten meeslepen. De vader meent dat de jeugdprofessional met dit handelen politie en ketenpartners onjuiste informatie heeft voorgehouden. Zelfs nadat de jeugdprofessional meermaals is gewezen op de fouten die tijdens zijn werkzaamheden zijn ontstaan, heeft de jeugdprofessional niets willen rectificeren. Als gevolg van dit handelen is de vader ernstige persoonlijke en zakelijke schade toegebracht. Deze schade had voorkomen kunnen worden indien de jeugdprofessional de beroepsnormen had opgevolgd.

5.2.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
Het is onduidelijk op welke onjuiste berichtgeving de vader doelt. De jeugdprofessional heeft de vader al eerder aangegeven dat de vader hem niet verbaal of fysiek heeft bedreigd. De jeugdprofessional heeft zich wel bedreigd gevoeld gelet op alle informatie die van derden werd ontvangen en de uitdrukkelijke adviezen van de politie voor AOL. De jeugdprofessional heeft nooit met een medewerker van de crisisopvang van [de vrouwenopvang] gesproken. Hij weet niet óf en wie van Veilig Thuis [de vrouwenopvang] zou hebben verteld dat de jeugdprofessional is bedreigd door de vader. De jeugdprofessional wil nogmaals benadrukken dat het doen van een AOL melding op verschillende locaties door en op initiatief van de politie is gedaan. De jeugdprofessional wilde met zijn collega de moeder en de kinderen zelf gaan ophalen op school om uit te plaatsen. Maar toen de jeugdprofessional de politie van het veiligheidsplan op de hoogte stelde, heeft de politie dringend geadviseerd – op basis van hun dossier – dat over te laten aan de politie.
De vader is van mening dat er geen erkenning is gekomen voor de gemaakte fout(en). Uit het verslag van het gesprek op 11 mei 2020 en de reactie van Veilig Thuis blijkt echter dat er nuanceverschillen zijn wat betreft de betekenis die aan bepaalde uitingen worden gegeven. De jeugdprofessional heeft de vader erkenning willen geven door aan te geven dat – als de situatie anders was geweest – hij een actievere rol zou hebben kunnen innemen om in contact te komen met de vader. Ook heeft hij zich reflecterend opgesteld en gezegd dat, met de kennis achteraf dat de politie de informatie heeft aangepast, het mogelijk is dat de politie en Veilig Thuis onterecht over en weer elkaar hebben bevestigd in hun beeld over de vader. Maar juist die bijzinnen maken dat de jeugdprofessional niet zo ver kan gaan dat hij erkent dat hij op dat moment, met de kennis van toen, niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaamjeugdzorgwerker verwacht mocht worden.

5.2.3 Het College overweegt als volgt:
Zoals onder 5.1.3 van deze beslissing overwogen heeft de jeugdprofessional tijdens het Veilig Thuis onderzoek geacteerd op de op dat moment beschikbare informatie, waaronder de voor de vader belastende verklaring van de politie van 7 januari 2019. Dat de politie en de jeugdprofessional elkaar mogelijk bevestigd hebben in het beeld over de vader, maakt nog niet dat de AOL-melding op dat moment onterecht gedaan is of gebaseerd is op onjuiste informatie. De afweging om al dan niet in te gaan op het verzoek van een AOL-melding, en deze daadwerkelijk te plaatsen op een adres, blijft een besluit dat voorbehouden is aan de politie. De politie beslist op basis van alle beschikbare informatie, waaronder ook hun eigen dossier. Het is het College niet gebleken dat de jeugdprofessional in het overleg daarover met de politie onjuiste informatie over de vader gedeeld heeft. De vader heeft onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd welke informatie het betreft en waarom dat ten tijde van het Veilig Thuis Onderzoek onjuist zou zijn.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat uit de verklaring van [de vrouwenopvang] niet vastgesteld kan worden welke jeugdprofessional contact met hen heeft gehad.

5.2.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

5.3 Klachtonderdeel 3

5.3.1 De jeugdprofessional heeft niet gehandeld volgens de meldcode Huiselijk Geweld, omdat er geen onderzoek is gedaan naar de signalen van huiselijk geweld.

Toelichting:
Op grond van de meldcode Huiselijk Geweld had de jeugdprofessional de bevindingen moeten controleren bij het in kaart brengen van de signalen en het onderzoeken van de melding na het gesprek met de moeder. De beweringen van de moeder, dat de houding van de vader ‘gepaard zou gaan met verbaal en fysiek geweld’ hadden nader onderzocht moeten worden op feitelijke juistheid. Dit geldt ook voor de beweringen van opa. Het is bijzonder schadelijk geweest dat de beweringen van betrokkenen zonder voorbehoud en zonder toepassing van hoor en wederhoor direct voor waar zijn aangenomen, zonder dat deze zijn onderzocht op juistheid.

5.3.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
Onderzoek vanuit Veilig Thuis is gedaan naar aanleiding van de gemelde zorgen vanuit de basisschool. De jeugdprofessional heeft met zijn collega de jeugdige gesproken en de zorgen zijn besproken met de melder, beide ouders, formele instanties (school, huisarts en politie) en het informele netwerk. Ook is informatie verworven vanuit eerdere dossiers. Tijdens dit onderzoek is er volgens Veilig Thuis een situatie ontstaan van acute onveiligheid. Veilig Thuis heeft de taak om daarin handelend op te treden. Dit heeft de jeugdprofessional gedaan vanuit het vier ogen principe en met de visie vanuit de gedragswetenschapper en leidinggevende.

5.3.3 Het College overweegt als volgt:
De meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling helpt professionals bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Aan de hand van het afwegingskader en daarin opgenomen vijf stappen bepalen professionals of ze over moeten gaan tot het doen van een Veilig Thuis melding of dat dit achterwege kan blijven omdat er voldoende (professionele) hulp kan worden ingezet. In deze casus was reeds door school een Veilig Thuis melding gedaan, waarna de jeugdprofessional met zijn collega namens Veilig Thuis onderzoek heeft gedaan naar vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit onderzoek is op 21 januari 2019 afgerond en het onderzoeksrapport met de bevindingen is op 5 februari 2019 aan de vader toegestuurd. Het College volgt de vader dan ook niet in het verwijt dat er geen onderzoek zou zijn gedaan naar signalen van huiselijk geweld. Zoals onder 5.1.3 van deze beslissing reeds overwogen werden de zorgen door meerdere bronnen bevestigd. De jeugdprofessional is niet enkel afgegaan op de verklaring van de moeder en opa. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het standpunt zoals tijdens de mondelinge behandeling van de klacht namens de vader is ingenomen, dat de verklaring van de moeder als tweede Veilig Thuis melding geldt, niet gevolgd wordt. Dit is één van de verklaringen geweest lopende het Veilig Thuis onderzoek.

5.3.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

5.4 Klachtonderdeel 4

5.4.1. De jeugdprofessional heeft sturend gehandeld door de regie over te nemen en de situatie te laten escaleren, terwijl dat niet de wens was van de moeder. Daarmee is niet gehandeld volgens het Handelingsprotocol.

Toelichting:
Op grond van het Handelingsprotocol (pagina 19) houdt de directbetrokkene zelf de regie als deze zelf contact zoekt. Op basis van het gesprek met de moeder heeft de jeugdprofessional de regie bij de moeder gelaten door haar te adviseren contact op te nemen met 112 bij onveilige situaties. Na het gesprek met de opa heeft de jeugdprofessional de situatie geëscaleerd, door te oordelen dat er sprake was onveiligheid waarbij de moeder naar een veilige plek verplaatst diende te worden. Door de beweringen van de opa zonder wederhoor of nader onderzoek over te nemen en diens wens voor een ‘definitieve oplossing’ direct op te volgen, heeft de jeugdprofessional de indruk gewekt zich voor het karretje van de opa te spannen in diens persoonlijke strijd tegen de vader. De procedures die ter waarborg liggen aan de zorgvuldigheid zijn hierbij gepasseerd. Het handelen van de jeugdprofessional heeft aanmerkelijk nadeel opgeleverd voor de vader.

5.4.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
De hoofdregel is inderdaad dat de directbetrokkene de regie houdt over de situatie. Dat betekent dat Veilig Thuis niet handelend optreedt, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de directbetrokkene, en ook voor overleg met derden en het verstrekken van informatie aan derden uitdrukkelijk toestemming vraagt. In de onderhavige situatie van acute onveiligheid heeft Veilig Thuis wel de regietaak om handelend op te treden, aangezien de mogelijkheden van de directbetrokkenen, om de zorgen onder eigen regie (met hulpverlening) weg te nemen, onvoldoende leken te zijn. De moeder en haar netwerk deden of konden onvoldoende. Er was een patroon van huiselijk geweld. Zoals uit het dossier blijkt, was dit niet de eerste keer dat deze onveilige situatie zich voordeed. [Stichting begeleiding huiselijk geweld en/of seksueel misbruik] was eerder betrokken geweest. Overigens had de moeder haar toestemming gegeven en medewerking verleend.

5.4.3 Het College overweegt als volgt:
De vader verwijst naar pagina 19 van het Handelingsprotocol, dat betreft hoofdstuk 4, “Advies aan en ondersteuning van directbetrokkenen”. Dit ziet op situaties waarin een directbetrokkene – als adviesvrager – op eigen initiatief contact opneemt met Veilig Thuis. Dit hoofdstuk en de daarin opgenomen richtlijnen zijn gericht op situaties waarin juist nog geen sprake is van een Veilig Thuis onderzoek. Ten tijde van het contact met de moeder was reeds een Veilig Thuis onderzoek lopend, waardoor voornamelijk de richtlijnen van het Handelingsprotocol gelden zoals opgenomen onder hoofdstuk 10 “Onderzoek”. Zoals uit 10.5 van het Handelingsprotocol blijkt, beoordeelt Veilig Thuis tijdens de uitvoering van het onderzoek voortdurend op de acute en structurele onveiligheid. In dat kader is Veilig Thuis bevoegd veiligheidsvoorwaarden/afspraken te maken of een vervolgtraject in te schakelen zoals blijkt uit 10.6.2 en 10.6.4 van het Handelingsprotocol. Het is het College niet gebleken dat de jeugdprofessional in strijd met het Handelingsprotocol gehandeld heeft doordat lopende het onderzoek, ter waarborging van de directe veiligheid, gekozen is voor een (vrijwillige) uitplaatsing van de moeder en kinderen.

5.4.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

6     De beslissing

Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:

– verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gedaan door het College en op 10 september 2021 aan partijen toegezonden.

mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, voorzitter
mevrouw mr. L.C. Groen, secretaris