De voorzitter van het College van Toezicht, mevrouw mr. drs. L.C. Mulder, hierna te noemen: de voorzitter, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist over de door:
[klager], hierna te noemen: klager, wonende te [woonplaats],
ingediende klacht tegen:
[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als orthopedagoog bij de instelling [instelling].
1 Het verloop van de procedure
1.1
De voorzitter heeft kennisgenomen van:
– het digitale klaagschrift ontvangen op 11 januari 2019, met de bijlagen;
– de per e-mail ingediende aanvulling op het klaagschrift ontvangen op 22 januari 2019 en 5 februari 2019, met de bijlagen;
– de digitale aanpassing van het klaagschrift ontvangen op 6 februari 2019.
2 De klachtonderdelen en de beoordeling
2.1 Klachtonderdeel I
2.1.1
Klager verwijt beklaagde het volgende: slechte communicatie/niet aan beloftes houden. Als onderbouwing van het klachtonderdeel is een e-mailcorrespondentie overgelegd d.d. 19 december 2018, 20 december 2018 en 10 januari 2019. Klager meent dat beklaagde de door haar gedane belofte in de e-mail van 19 december 2018 niet is nagekomen. Beklaagde belooft in deze e-mail dat met klager de dialoog wordt aangegaan. Volgens klager blijkt uit de e-mail van 10 januari 2019 vervolgens dat van enig overleg of dialoog geen sprake is. Uit de e-mail van 10 januari 2019 concludeert de voorzitter echter dat beklaagde initiatief neemt om het gesprek met klager aan te gaan. Voorts kan de voorzitter uit de gevoerde e-mailwisseling niet concluderen dat beklaagde niet correct dan wel slecht met klager zou hebben gecommuniceerd. De voorzitter is van oordeel dat uit de overgelegde e-mailcorrespondentie niet blijkt dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft.
2.1.2
Op grond van artikel 8.8 lid a van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
2.2 Klachtonderdeel II
2.2.1
Klager verwijt beklaagde het volgende: registratienummer weigeren te verstrekken. Als onderbouwing van het klachtonderdeel is een e-mailcorrespondentie overgelegd d.d. 10 januari 2019 en 11 januari 2019. Alhoewel beklaagde naar aanleiding van het verzoek van klager in haar e-mail van 11 januari 2019 niet (direct) haar registratienummer verstrekt, weigert beklaagde dit ook niet. Beklaagde licht in de e-mail de gebruikelijke procedure aan klager toe en doet een aanbod tot telefonisch contact met een collega. Hoewel het niet verstrekken van het registratienummer als tuchtrechtelijk verwijtbaar wordt geacht (beslissingen College van Toezicht d.d. 11 oktober 2018, zaaknummer 18.033T, en d.d. 12 november 2018, zaaknummer 18.044T), kan daar onder omstandigheden ook anders over worden geoordeeld (beslissing College van Toezicht d.d. 5 november 2018, zaaknummer 18.073T). De voorzitter acht het transparanter en zorgvuldiger wanneer beklaagde direct aan klager haar registratienummer had verstrekt. Bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat het er echter niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund. De voorzitter concludeert dat uit de overgelegde e-mailcorrespondentie niet blijkt dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Volledigheidshalve wijst de voorzitter erop dat het register van SKJ een openbaar register is waarin een geregistreerde jeugdprofessional en zijn of haar registratienummer middels de website van SKJ voor eenieder, waaronder klager, op te zoeken is.
2.2.2
Op grond van artikel 8.8 lid a van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
2.3 Klachtonderdeel III
2.3.1
Klager verwijt beklaagde het volgende: rapportage geopperd plan beschermingstafel. Beklaagde wordt verweten dat het “Verzoek tot bespreking Beschermingstafel” niet voldoet aan de kwaliteitseisen. Als onderbouwing van dit klachtonderdeel is het bedoelde verzoek overgelegd en een beoordeling van dit verzoek d.d. 30 januari 2019, afkomstig van een derde. De voorzitter overweegt dat aan een zogenoemd “Verzoek tot bespreking Beschermingstafel”, gericht aan de Beschermingstafel, geen juridische vormvoorschriften zijn verbonden. Het is gebruikelijk dat de indruk en/of interpretatie van de verzoekende hulpverlener als grondslag voor een onderzoek gebruikt wordt. Uit het overgelegde “Verzoek tot bespreking Beschermingstafel” maakt de voorzitter niet op dat beklaagde met de inhoud of het opstellen daarvan tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. De door klager overgelegde onderbouwing van dit klachtonderdeel, een beoordeling van dit verzoek door een derde, doet hier niet aan af.
2.3.2
Op grond van artikel 8.8 lid a van het Tuchtreglement verklaart de voorzitter het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
3 De beslissing
Dit alles overwegende komt de voorzitter tot de volgende beslissing:
– verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gedaan door de voorzitter en op 25 februari 2019 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. drs. L.C. Mulder, voorzitter