Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, voorzitter,
mevrouw T. van der Leest-Folkerts, lid-beroepsgenoot,
mevrouw S. Nikocevic, lid-beroepsgenoot,
over het door:
[klager], klager, hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats],
op 5 februari 2021 ingediende klaagschrift tegen:
[de jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als gezinshuisouder bij [de organisatie], hierna te noemen: [de organisatie].
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. M.R. Veerman.
De moeder wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde [gemachtigde] werkzaam bij AKJ.
De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde de heer mr. F. Westenberg, advocaat te Hoorn.
1 Het verloop van de procedure
1.1 Het College heeft kennisgenomen van:
- het aangepaste klaagschrift ontvangen op 23 maart 2021
- het verweerschrift ontvangen op 27 mei 2021.
1.2 De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 20 september 2021 in aanwezigheid van de moeder en de gemachtigden. De gemachtigde van de jeugdprofessional heeft kenbaar gemaakt dat de jeugdprofessional wegens haar moverende redenen niet aanwezig zal zijn tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.
1.3 Na afloop van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over zes weken verstuurd wordt.
2 De feiten
Het College gaat van de volgende feiten uit:
2.1 De moeder heeft een minderjarige zoon. De zoon is geboren in 2008. Op 1 april 2021 is het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd.
2.2 De kinderrechter heeft op 5 juni 2012 de zoon onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft op 16 september 2016 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Beide kinderbeschermingsmaatregelen zijn steeds verlengd.
2.3 De zoon heeft vanaf de uithuisplaatsing onder behandeling bij een tandartsenpraktijk gestaan (hierna te noemen: tandarts 1).
2.4 De zoon woont sinds november 2017 in het [hulpverleningsvorm] ([afkorting hulpverleningsvorm]) van de jeugdprofessional.
2.5 In januari 2019 is de zoon ingeschreven bij een nieuwe tandartspraktijk (hierna te noemen: tandarts 2).
2.6 De jeugdprofessional is met de zoon op 3 september 2019 naar een specialistische tandarts geweest. Deze tandarts heeft toen zes melkkiezen getrokken en een aantal gaatjes gevuld. Deze tandarts heeft hierover op 2 oktober 2019 het volgende verklaard: “[De zoon] heeft meerdere grote gaten in bijna al zijn melkelementen gehad en bij sommige van de kiezen is er sprake geweest van ontsteking aan de wortelpunten van de kiezen. Helaas door de grootte van de gaten was behoud van de kiezen niet meer haalbaar. Diverse factoren zoals onvoldoende mondhygiëne in de afgelopen jaren en hoge aantal zoet/eetmomenten hebben tot deze situatie geleid.”
2.7 De jeugdprofessional staat sinds [datum] 2018 als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
3 Het beoordelingskader
3.1 Het College beantwoordt de vraag of een jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.
3.2 Het College toetst het (beroepsmatig) handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
4 De klacht, het verweer en de beoordeling
De twee in het klaagschrift genoemde klachtonderdelen worden een voor een besproken en beoordeeld. Per klachtonderdeel worden zowel de klacht als het verweer zakelijk en samengevat weergegeven en daarna volgt het oordeel van het College. Het geheel eindigt met een conclusie.
4.1 Klachtonderdeel 1
4.1.1 De jeugdprofessional is een jaar lang niet met de zoon naar de tandarts geweest. Dit heeft grote gevolgen gehad.
Toelichting:
De tandarts heeft in 2018 geen declaraties ingediend. Dit is voor de moeder aanleiding om te stellen dat de zoon niet naar de tandarts is geweest. In 2019 is de zoon bij een andere tandartsenpraktijk ingeschreven. Daar blijkt nogal wat aan de hand te zijn met het gebit van de zoon. De moeder verwijst hiervoor naar de brief van de tandarts van 2 oktober 2019. Omdat de zoon sinds november 2017 in het gezin van de jeugdprofessional woont, is de moeder van mening dat de jeugdprofessional onvoldoende voor de zoon heeft gezorgd op het gebied van mondhygiëne en controle door de tandarts. Dit heeft ertoe geleid dat er zes kiezen zijn getrokken.
4.1.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
Uit het verslag van de vorige tandartsenpraktijk blijkt dat reeds in 2016 sprake was van een ‘matige mondhygiëne’. In goed overleg is toen besloten de gaatjes in de melktanden en melkkiezen niet te behandelen aangezien de zoon aan het wisselen was. Als de zoon pijn of ongemak zou ervaren van de gaatjes of sprake zou zijn van voedselimpactie zouden één of meerdere melkkiezen getrokken moeten worden. Dit is ook met de moeder gedeeld. Nadat de zoon bij de jeugdprofessional werd geplaatst is hij ingeschreven bij een nieuwe tandartsenpraktijk. Eind november 2018 was hier een afspraak gepland, welke werd afgezegd omdat de zoon zich niet goed voelde. Vervolgens is de zoon in januari 2019 bij de tandarts geweest waar (opnieuw) werd gezien dat de zoon gaatjes had in zijn melkgebit. De tandarts vond dat nu toch een tand gevuld moest worden. Omdat de zoon extreem angstig reageerde is hij doorverwezen naar een gespecialiseerd kindertandarts. De jeugdprofessional concludeert dan ook dat zij wel degelijk aandacht heeft besteed aan de gebitsverzorging van de zoon. Ook heeft zij hem zoveel mogelijk aangespoord om zijn gebit te verzorgen. Zijn gebit was al in slechte staat voordat de zoon bij haar werd geplaatst. De jeugdprofessional heeft de adviezen van de tandarts(en) opgevolgd.
4.1.3 Het College overweegt als volgt:
Volgens de ‘Kwaliteitscriteria Gezinshuizen’ is een gezinshuisouder als professioneel opvoeder verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg, opvoeding en begeleiding van de kinderen. Het College is van oordeel dat een halfjaarlijks tandartsbezoek tot de normale zorg en opvoeding behoort. Het College acht het daarom in deze casus tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de jeugdprofessional een jaar lang niet met de zoon naar de tandarts is geweest. Dat de afspraak in november 2018 is afgezegd wegens ziekte van de zoon doet hier niks aan af. Niet gesteld, noch gebleken is dat de zoon in de eerste helft van 2018 wel een bezoek aan de tandarts heeft gebracht. Gelet op het verslag van de tandarts uit 2016 waar de jeugdprofessional in haar verweerschrift naar verwijst, is het des te merkwaardiger dat in de eerste helft van 2018 (kennelijk) ook geen bezoek aan de tandarts is gebracht. Concluderend acht het College artikel D (Bevorderen van het vertrouwen in de jeugdhulp en jeugdbescherming) van de Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional (hierna te noemen: de Beroepscode) geschonden. De moeder had namelijk mogen vertrouwen dat de jeugdprofessional met de zoon naar de halfjaarlijkse tandartscontrole zou gaan. Of het uitblijven van het tandartsbezoek grote gevolgen heeft gehad kan het College niet vaststellen. Wel kan het College zich voorstellen dat het uitblijven van het tandartsbezoek niet bevorderlijk is geweest voor de mondhygiëne van de zoon.
4.1.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond is, namelijk voor wat betreft het feit dat de zoon een jaar lang niet naar de tandarts is geweest.
4.2 Klachtonderdeel 2
4.2.1 De jeugdprofessional heeft onvoldoende de gezagspositie van de moeder in acht genomen.
Toelichting:
Deze klacht richt zich op twee momenten en een verzamelperiode.
Moment 1:
De moeder heeft op 20 mei 2020 bij de tandarts nagevraagd wanneer de zoon een tandartsbezoek heeft afgelegd. De tandarts heeft daarop aangegeven dat de zoon op tandartsbezoek is geweest op 27 februari, 6 maart en 27 maart 2019. Respectievelijk voor controle, preventie een gaatje vullen en een doorverwijzing naar de speciale kindertandarts. De jeugdprofessional heeft dit niet tegen de moeder gezegd en de moeder heeft bovendien geen toestemming gegeven voor deze behandelingen. Een periodieke controle bij de tandarts is een onderzoek en daarmee een handeling in het kader van de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). Dit geldt ook voor het vullen van een gaatje.
Moment 2:
Op 19 juli 2019 heeft de moeder een e-mail van de jeugdprofessional ontvangen waarin haar het volgende wordt medegedeeld: “[De zoon] is naar de tandarts geweest, een speciale kindertandarts en er is vastgesteld dat [de zoon] 2 melkkiezen heeft die er uit moeten. Daarnaast willen ze ook een paar gaatjes vullen. Omdat het ingrijpend kan zijn voor een kind, is er voor gekozen om [de zoon] begin september te behandelen met een roesje. Dat betekent dat hij niets mee krijgt van de behandeling en er ook geen nare herinneringen aan over houdt”. De moeder heeft de jeugdprofessional op 26 juli 2019 erop gewezen dat haar toestemming als ouder met gezag vereist en zij een second opinion wil. Verdere communicatie over dit onderwerp, waarbij de moeder heeft volhard in het niet geven van toestemming, heeft met de jeugdbeschermer plaatsgevonden.
Ook voor deze behandeling is op grond van de WGBO toestemming van de ouder(s) met gezag vereist. De jeugdprofessional mag er niet vanuit gaan dat de moeder de toestemming later wel zou hebben gegeven, zonder een expliciet bericht van de moeder te hebben ontvangen. Het verwijt hierin is dat de jeugdprofessional desondanks op 3 september 2019 met de zoon naar de tandarts is geweest en er zes kiezen zijn getrokken. Er was ook geen sprake van vervangende toestemming van de rechter. De jeugdprofessional had dus niet met de zoon naar de tandarts mogen gaan.
Verzamelperiode
Uit de bij de zorgverzekering opgevraagde declaraties blijkt dat meer medische behandelingen dan wel consulten hebben plaatsgevonden waar de moeder niet vanaf wist. Omdat de jeugdprofessional de primaire zorg voor de zoon heeft, mag worden aangenomen dat zij degene is geweest die de afspraken heeft geregeld en met de zoon naar de afspraken is geweest. Met betrekking tot iedere niet tandarts gerelateerde afspraak is de moeder niet betrokken of geïnformeerd door de jeugdprofessional. De enige uitzondering hierop is dat de jeugdprofessional de moeder heeft geïnformeerd dat de zoon fysiotherapie zou krijgen. De moeder heeft vervolgens geen terugkoppeling gehad over hoe deze behandelingen zijn verlopen.
4.2.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
De jeugdprofessional wijst er allereerst op dat het verkrijgen van toestemming een zaak is tussen de behandelaar en degenen die toestemming moeten verlenen. In casu is het dus aan de tandarts om zich ervan te vergewissen of de toestemming is verleend, dan wel dat die toestemming niet expliciet is vereist. Daarbij is ook van belang dat een behandelaar vanuit goed hulpverlenerschap het belang van het kind mag laten prevaleren als conflicten tussen ouders de noodzakelijke zorgverlening in de weg zouden staan. De jeugdprofessional verwijst hiervoor naar uitspraken van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Een bezoek aan de tandarts in verband met de halfjaarlijkse controle kan overigens worden aangemerkt als niet ingrijpend of ongebruikelijk. Het hoort bij de gebruikelijke verzorging van een kind. Voorts blijkt uit de uitspraak van de klachtencommissie zoals overgelegd bij het klaagschrift dat de jeugdbeschermer het contact met de moeder onderhield. De jeugdbeschermer heeft toestemming aan de moeder gevraagd voor de behandeling bij de specialistische kindertandarts. De klachtencommissie heeft overwogen dat de moeder daarop geen duidelijke reactie had gegeven en de jeugdbeschermer een verzoek tot vervangende toestemming had moeten indienen, zoals zij eerder had aangekondigd. Voor de beoordeling van de klacht is het van belang dat de moeder wél is geïnformeerd over de tandartsbezoeken. Het vragen van toestemming was belegd bij de jeugdbeschermer. De jeugdprofessional mocht ervan uit gaan dat er geen beletselen waren om met de zoon naar de tandarts te gaan.
4.2.3 Het College overweegt als volgt:
Vaststaat dat de moeder in de periode waarop de klacht ziet het ouderlijk gezag over de zoon had. Dit betekent dat de moeder in beginsel betrokken en geraadpleegd had dienen te worden met betrekking tot een ingreep tijdens een tandartsbezoek of een huisartsbezoek van de zoon. Gelet op haar gezagspositie dient de moeder hier namelijk toestemming voor te geven. Uit het dossier is niet gebleken dat aan de moeder toestemming is gevraagd om op de genoemde data in het klaagschrift met de zoon naar de tandarts of de huisarts te gaan. Het bericht van 19 juli 2019 leest eerder als een mededeling dan een verzoek aan de moeder om toestemming te verlenen voor de afspraak bij de speciale kindertandarts. Op het daaropvolgende bericht van de moeder waarin zij aangeeft dat zij toestemming moet geven, heeft de jeugdprofessional niet gereageerd. Ook in de berichtgeving tussen de moeder en de betrokken jeugdbeschermer, leest het College geen expliciete toestemming van de moeder. Zoals reeds onder 4.1.3 is overwogen mag de jeugdprofessional met de zoon een bezoek aan de tandarts en/of huisarts brengen in het kader van de normale zorg en opvoeding. Voor een ingreep had er echter eerst toestemming moeten zijn van de gezaghebbende ouder(s). Het College is van oordeel dat de jeugdprofessional er niet op voorhand van uit had mogen gaan dat de moeder haar toestemming voor een ingreep bij de tandarts en huisarts had gegeven. Zij had dit bij de betrokken jeugdbeschermer moeten nagaan. Nu geen sprake was van voldoende overleg met de gezaghebbende ouder(s) en/of de betrokken jeugdbeschermer heeft de jeugdprofessional in strijd gehandeld met artikel G (Overeenstemming/instemming omtrent hulp- en dienstverlening) van de Beroepscode. Daarnaast is het College van oordeel dat de jeugdprofessional in strijd heeft gehandeld met artikel N (Samenwerking in de hulp- en dienstverlening) doordat er onvoldoende sprake is geweest van eenduidige regie met betrekking tot het bezoek aan de tandarts en de huisarts. Op het moment dat het voor de jeugdprofessional duidelijk was dat de expliciete toestemming van de moeder ontbrak, dan wel dat zij niet expliciet van de betrokken jeugdbeschermer te horen heeft gekregen dat de moeder haar toestemming verleende, had zij het tandarts-/huisartsbezoek moeten terugleggen bij de jeugdbeschermer. Tot slot heeft de jeugdprofessional onvoldoende rekening gehouden met de wens van de moeder om een second opinion uit te laten voeren. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de moeder uitgelegd dat zij het een eng idee vond dat haar zoon onder een roesje werd gebracht en dat zij daarom een second opinion bij haar eigen tandarts heeft verzocht. Door hier geen gehoor aan te geven heeft de jeugdprofessional artikel E (Respect) van de Beroepscode geschonden, voor zover dit artikel ziet op het respecteren van de ouder met een eigen opvoedingsvisie.
4.2.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel gegrond is.
4.3 Conclusie
4.3.1 Het College komt op grond van het vorengaande tot de slotsom dat de jeugdprofessional met betrekking tot klachtonderdelen 1 en 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De zoon is een jaar lang niet naar de tandarts geweest. Voorts heeft de jeugdprofessional de gezagspositie van de moeder onvoldoende in acht genomen door zonder toestemming van de moeder met de zoon naar tandarts- en huisartsafspraken te gaan. De jeugdprofessional heeft hiermee artikelen D (Bevorderen van het vertrouwen in de jeugdhulp en jeugdbescherming), E (Respect),
G (Overeenstemming/instemming omtrent hulp- en dienstverlening) en N (Samenwerking in de hulp- en dienstverlening) van de Beroepscode overtreden.
4.3.2 Het College ziet af van het opleggen van een maatregel aan de jeugdprofessional en overweegt hiertoe als volgt. Het College neemt allereerst in overweging dat sprake is geweest van het trekken van de melkkiezen van de zoon, waardoor geen sprake is van blijvende (medische) gevolgen voor de zoon. Het was echter wel de verantwoordelijkheid van de jeugdprofessional om zich te vergewissen van de toestemming van de moeder voor de bezoeken aan de tandarts en de huisarts. De jeugdprofessional draagt immers als gezinshuisouder de zorg voor de dagelijkse opvoeding van de zoon. Het College gaat ervan uit dat de jeugdprofessional lering heeft getrokken uit de casus en dat de onderhavige beslissing bijdraagt aan de verdere bewustwording van de jeugdprofessional (en daarmee de gehele beroepsgroep) betreffende haar eigen verantwoordelijkheid en dat zij haar werkwijze in toekomstige gevallen zal aanpassen zodat deze in lijn zal zijn met de professionele standaard.
5 De beslissing
Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:
- verklaart klachtonderdelen 1 gedeeltelijk en 2 gegrond;
- verklaart klachtonderdeel 1 gedeeltelijk ongegrond
- ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gedaan door het College en op 1 november 2021 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk mevrouw mr. M.R. Veerman
voorzitter secretaris