College van Toezicht | Gegrond - Waarschuwing | zaaknummer: 20.519Ta

Een ambulant hulpverlener heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld na het verzoek van de moeder (met gezag) om een afschrift van het contactjournaal, nu zij eveneens de vader (zonder gezag en ongevraagd) een afschrift heeft gestuurd

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

de heer mr. R. Orie, voorzitter,
mevrouw S.M.C. van de Kooij, lid-beroepsgenoot,
mevrouw D.J.E. de Graaf, lid-beroepsgenoot,

over het door:

[de moeder], klager, hierna te noemen: de moeder, wonende te [plaats],

op 10 december 2020 ingediende klaagschrift tegen:

[de jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als ambulant hulpverlener bij [de instelling].

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. T.S.A. Kloos.

De moeder wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde [gemachtigde], werkzaam als vertrouwenspersoon bij AKJ.

1 Het verloop van de procedure

1.1 Het College heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift ontvangen op 10 december 2020;
  • het verweerschrift ontvangen op 2 maart 2021;
  • de conclusie van repliek ontvangen op 25 maart 2021;
  • de conclusie van dupliek ontvangen op 7 april 2021 (met een aangepaste bijlage ontvangen op 4 mei 2021).

1.2 De voorzitter heeft op grond van artikel 3 van de ‘Tijdelijke regeling werkwijze van het College van Toezicht en het College van Beroep in verband met COVID-19 (Corona)’, versie 4 december 2020, hierna te noemen: de Tijdelijke regeling, besloten om de klacht schriftelijk te behandelen. Op grond van artikel 5 van de Tijdelijke regeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om nog eenmaal schriftelijk te reageren op hetgeen de wederpartij naar voren heeft gebracht (repliek en dupliek).

1.3 De schriftelijke behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 12 juli 2021. Vanuit SKJ zijn vanwege trainingsdoeleinden interne toehoorders bij de schriftelijke behandeling aanwezig geweest: mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, mevrouw C.M.M. Bruil en de heer H.G.A. van Schaik. De interne toehoorders maakten geen deel uit van het College en/of de beraadslaging.

1.4 Partijen zijn op 12 juli 2021 geïnformeerd dat de voorzitter van het College heeft bepaald dat de termijn voor het versturen van de beslissing met één week is verlengd (op grond van artikel 10.3 van het Tuchtreglement, versie 1.4). De beslissing is op 30 augustus 2021 aan partijen verzonden.

2 De feiten

Het College gaat van de volgende feiten uit:

2.1 De moeder heeft een zoon (geboren in 2017). De moeder en de vader, samen hierna te noemen: de ouders, zijn sinds 2017 uit elkaar. De moeder oefent het eenhoofdig ouderlijk gezag over de zoon uit. De zoon woont bij de moeder.

2.2 De ouders hebben gespecialiseerde hulp gekregen van [de instelling] voor begeleide omgang van de zoon met de vader en voor oudergesprekken.

2.3 In de periode van 10 september 2019 tot en met 2 december 2019 is de jeugdprofessional tijdelijk betrokken geweest als [ambulant hulpverlener].

2.4 Op 19 november 2019 heeft de moeder in een e-mailbericht aan de jeugdprofessional verzocht om inzage in het dossier. Op 27 november 2019 heeft de jeugdprofessional aan zowel de moeder als de vader een afschrift van het contactjournaal gestuurd, met daarbij het volgende begeleidende schrijven: “[De moeder] jij vroeg naar het dossier dat wij bijhouden. Wij maken een verslag van de contacten die er zijn geweest, mogelijk missen er een paar omdat er niets belangrijks was om te rapporteren. Deze rapportage is een werkverslag/werkaantekeningen. Het heeft geen officiële status, het evaluatieverslag wel en dat hebben jullie inmiddels. Maar uiteraard mogen jullie deze dagelijkse verslagen lezen. [De moeder] het is jou[w] vraag en dan sturen we het naar iedereen, dat wil zeggen naar jullie als ouders van [de zoon].”

2.5 De jeugdprofessional stond van [datum] 2013 tot en met [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd van SKJ. Sinds [datum] 2018 staat de jeugdprofessional als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd.

3 Het beoordelingskader

3.1 Het College beantwoordt de vraag of de jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van de jeugdprofessional beter had gekund.

3.2 Het College toetst het (beroepsmatig) handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en het nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

4 De klacht, het verweer, de conclusie van repliek, de conclusie van dupliek en de beoordeling

4.1 De klacht geformuleerd in het klaagschrift wordt hierna besproken en beoordeeld. De klacht, het verweer, de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek worden samengevat weergegeven. Daarna volgt het oordeel van het College. Het geheel eindigt met een conclusie.

 4.2 De klacht

4.2.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij onterecht een afschrift van het contactjournaal aan de vader heeft gestuurd.

Toelichting:
Op 19 november 2019 heeft de moeder bij de jeugdprofessional een afschrift van het dossier opgevraagd. Op 27 november 2019 heeft de moeder een afschrift van het contactjournaal ontvangen. De jeugdprofessional heeft echter onterecht bij gelijk schrijven ook de vader een afschrift van het contactjournaal gestuurd. De vader is een ouder zonder gezag. Hij kan alleen inzage in of een afschrift van het dossier krijgen wanneer de moeder als ouder met gezag toestemming geeft. Wel heeft hij recht op informatie op hoofdlijnen en hij kan inzage in stukken krijgen die hem betreffen. Het verstrekte stuk bevat echter veel meer informatie dan zaken die alleen de vader betreffen.
Om het betreffende stuk eventueel aan de vader te kunnen sturen zonder toestemming van de moeder, had het merendeel van de informatie onleesbaar voor de vader moeten zijn gemaakt, had er een voorafgaand verzoek van de vader aan ten grondslag moeten liggen en had de moeder instemming gevraagd moeten worden. Van dit alles is geen sprake geweest.
Bovendien staat de vader onder bewind. De bewindvoerder is zijn eigen moeder, hierna te noemen: de oma. De oma beheert om die reden de e-mailbox van de vader. Dit is bekend bij [de instelling] en zodoende was het bekend of had het bekend moeten zijn bij de jeugdprofessional. Met het ongevraagd en het onterecht sturen van een afschrift van het contactjournaal heeft de jeugdprofessional in feite het dossier ter beschikking gesteld aan de oma. Een oma heeft geen zelfstandig recht op welke informatie dan ook. Daar komt bij dat de relatie tussen de moeder en de oma niet goed is, waardoor het voor de moeder extra vervelend is dat de oma kennis heeft kunnen nemen van het stuk.

4.2.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
In het traject bij [de instelling] richten de ouders zich op hun kind (en wat het kind nodig heeft) en niet op hun strijd. De [ambulant hulpverlener] heeft een onafhankelijke positie. Openheid en transparantie zijn hierbij van groot belang. Dit betekent onder meer dat ouders gelijktijdig worden geïnformeerd en alle informatie wordt besproken in de oudergesprekken. Aldus zijn beide ouders op de hoogte van de inhoud van het dossier. Immers, niet gedeelde informatie is een bron voor wantrouwen en een bron voor nieuwe strijd en uiteindelijk is het kind daar de dupe van.
Het dossier omvat onder andere het hulpverleningsplan, de evaluatiebrieven en de afsluitbrief. Deze documenten gaan naar beide ouders. Daarnaast wordt ook een contactjournaal bijgehouden, waardoor het traject goed navolgbaar is, bijvoorbeeld in het geval de vaste [ambulant hulpverlener] moet worden waargenomen. In het contactjournaal registreert de hulpverlener onder meer praktische afspraken, welke onderwerpen besproken zijn met de ouders of hoe de omgang is verlopen. Het volledige contactjournaal wordt niet standaard aan de ouders toegestuurd, omdat de rode draad hiervan terugkomt in de documenten die de ouders wel ontvangen.
Na ontvangst van het verzoek van de moeder heeft de jeugdprofessional een afschrift van het contactjournaal naar zowel de moeder als de vader gestuurd. De jeugdprofessional betreurt dat dit is gebeurd, nu zij op grond van de wet- en regelgeving niet zomaar een afschrift had mogen verstrekken aan de vader zonder gezag (conform artikel 7.3.10 van de Jeugdwet in samenhang met artikel 7.3.15 van de Jeugdwet). Zij biedt hiervoor haar oprechte excuses aan. Inmiddels zijn ook maatregelen genomen om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt.
Volgens de jeugdprofessional heeft haar handelen echter geen schending van de privacy van de moeder opgeleverd en evenmin een schending van de Beroepscode. Verslaglegging en dossiervorming heeft plaatsgevonden conform de daarvoor geldende vereisten. Daarbij is de informatie vertrouwelijk behandeld en de betrokkenen zijn geïnformeerd over wat er wordt gerapporteerd en voor wie dit beschikbaar is. Bovendien bevat het contactjournaal geen nieuwe informatie; alle informatie in het contactjournaal is reeds met beide ouders gedeeld. Op dit punt volgt de jeugdprofessional de moeder dan ook niet in haar verwijt dat het merendeel van de informatie voor de vader onleesbaar had moeten worden gemaakt. Tot slot heeft de vader op grond van artikel 1:377c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wel recht op informatie indien hij daar zelf om verzoekt. Toestemming van de moeder is daarvoor niet vereist.
Wat betreft het deel van het verwijt dat de jeugdprofessional het dossier ter beschikking zou hebben gesteld aan de oma, voert de jeugdprofessional het volgende aan. Op het moment dat iemand onder bewind staat, dan worden zijn vermogensrechtelijke belangen door een bewindvoerder behartigd. Of de oma de e-mailbox van de vader beheert dan wel beheerde, dat weet de jeugdprofessional niet. Indien dit het geval was, dan kan dit de jeugdprofessional niet worden verweten. Dit is namelijk een keuze van de vader zelf.

4.2.3 De moeder voert in de conclusie van repliek het volgende aan:
De moeder acht het onbegrijpelijk dat de jeugdprofessional enerzijds stelt dat zij fout heeft gehandeld door in strijd met de wet de vader zonder gezag ongevraagd een afschrift van het contactjournaal toe te sturen, en anderzijds stelt zij dat deze fout geen schending is van de Beroepscode en of de privacy van de moeder.
Inzage in het dossier van een kind is per definitie een inbreuk op een recht, namelijk het recht op privacy van het kind. Een dergelijke inbreuk mag alleen met een wettelijke basis, welke ontbreekt bij een ouder zonder gezag. Het is niet toegestaan om de vader (zonder gezag) ongevraagd een afschrift van het contactjournaal te sturen, omdat de moeder (met gezag) hierom heeft verzocht.
De moeder begrijpt dat het gelijktijdig informeren van de ouders een mogelijke escalatie voorkomt, maar dit kan niet buiten de grenzen van de wet. De jeugdprofessional is door haar handelen niet vertrouwelijk met de dossierinformatie omgegaan. Tevens benadrukt de moeder dat artikel 1:377c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek alleen onder bepaalde omstandigheden opgaat en die omstandigheden zijn in dit geval niet aanwezig. Zo is het een eis dat de ouder zonder gezag zelf om informatie vraagt om hem of haar te kunnen informeren. De jeugdprofessional heeft echter actief een afschrift van het contactjournaal gestuurd, waar de vader niet om heeft gevraagd. Tevens zit er een wezenlijk verschil in recht op informatie (ouder met gezag) en het beperktere recht op informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden (ouder zonder gezag).
Het wel of geen kennis hebben van de inhoud van het dossier is niet relevant voor de vraag of er recht op een ongevraagd afschrift van een dossier bestaat bij een vader zonder gezag. Daarbij merkt de moeder op dat gedeeltes van het contactjournaal een transcript zijn van gesprekken tussen de moeder en een manager, waarbij de vader niet betrokken was en dit is dan ook nieuwe informatie voor de vader.
Daarnaast mag van de jeugdprofessional verwacht worden dat zij ervoor zorgt dat vertrouwelijke informatie zorgvuldig wordt verzonden en dat voorkomen wordt dat het risico zich verwezenlijkt dat vertrouwelijke informatie bij een derde terechtkomt. In dit geval heeft de jeugdprofessional echter dit risico genomen, doorat zij het afschrift van het contactjournaal ongevraagd aan de vader heeft gestuurd via onbeveiligde e-mail. Vanuit haar professie mag bovendien verwacht worden dat de jeugdprofessional vaker te maken heeft met de situatie waarin een ouder onder bewind staat en dus weet dat inkomende post (digitaal of fysiek) geregeld via de bewindvoerder bij diens cliënt terechtkomt.

4.2.4 De jeugdprofessional voert in de conclusie van dupliek het volgende aan:
Het is juist dat het wel of geen kennis hebben van de inhoud van een dossier niet relevant is voor de vraag of er juridisch gezien recht bestaat op het ongevraagd sturen van dossierstukken aan een ouder zonder gezag. Echter, de openheid van zaken is van groot belang voor het slagen van het traject bij [de instelling]. Vanaf het begin van het traject is kenbaar gemaakt dat alle informatie met beide ouders wordt gedeeld. De moeder heeft tegen de verstrekking van alle informatie aan de vader tijdens het traject nimmer bezwaar gemaakt.
De jeugdprofessional herhaalt dat het contactjournaal voor beide ouders geen nieuwe informatie bevat. Voor de gesprekken tussen de moeder en een manager geldt dat de inhoud van dergelijke gesprekken in de gezamenlijke gesprekken vervolgens worden besproken. Zelfs in het geval van aparte partnergesprekken wordt de inhoud daarvan vervolgens gedeeld. Verder heeft de moeder niet aangegeven met welke verstrekte informatie de vader niet bekend was en op basis van welke informatie haar privacy dus zou zijn geschonden.
De jeugdprofessional betwist dat een bewindvoerder alle stukken van de onder bewind gestelde ontvangt. De bewindvoerder heeft slechts recht op de stukken die zien op de vermogensrechtelijke belangen. Daarbij heeft de jeugdprofessional het e-mailbericht van 27 november 2019 zorgvuldig verzonden via beveiligde e-mail ([naam dienstverlener]), waarvoor bovendien een sms-code (die de vader op zijn mobiele telefoonnummer ontving) benodigd is om toegang te krijgen tot de stukken.

4.2.5 Het College overweegt als volgt:
De jeugdprofessional en de moeder zijn het met elkaar eens dat de jeugdprofessional op grond van de wet- en regelgeving de vader (zonder gezag en ongevraagd) het afschrift van het contactjournaal niet had mogen verstrekken. Het College onderstreept het standpunt van partijen en benadrukt dat een verzoek van ouders om inzage in of een afschrift van het dossier een veelvoorkomend verzoek is. Van een jeugdprofessional mag dan ook verwacht worden dat hij of zij op de hoogte is van de wet- en regelgeving hieromtrent, waaronder het verschil in rechten van met en zonder gezag belaste ouders, evenals het verschil tussen het recht op informatie op hoofdlijnen als het recht op inzage in en een afschrift van het dossier. In dit kader wijst het College ook op artikel J (Vertrouwelijkheid) van de Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, hierna te noemen de Beroepscode. In dit artikel is bepaald dat de jeugdprofessional informatie over de jeugdige cliënt, diens ouders/opvoeders en hun omstandigheden vertrouwelijk behandeld. De doorgaans grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de jeugdige cliënt legt extra nadruk op de vertrouwelijkheid, onder meer omdat het verschaffen van bijvoorbeeld een afschrift van een contactjournaal verstrekkende gevolgen kan hebben. Het College is dan ook van oordeel dat de jeugdprofessional op dit punt verwijtbaar is tekortgeschoten en dat zij heeft gehandeld in strijd met artikel J (Vertrouwelijkheid) van de Beroepscode. Bovendien heeft de jeugdprofessional gehandeld in strijd met een belangrijke basisregel in de beroepsuitoefening, hetgeen het vertrouwen in de jeugdhulp en de jeugdbescherming niet heeft bevorderd en waardoor sprake is van een schending van artikel D (Bevorderen van het vertrouwen in de jeugdhulp en jeugdbescherming) van de Beroepscode.
Ten overvloede merkt het College op dat de jeugdprofessional heeft aangevoerd dat vanaf het begin van het traject aan beide ouders kenbaar is gemaakt dat alle informatie met hen wordt gedeeld. De moeder zou tegen het verstrekken van informatie tijdens het traject nooit bezwaar hebben gemaakt. Het College is van oordeel dat doorgaans een algemene machtiging vooraf (hetgeen het College overigens niet is gebleken) onvoldoende is om toestemming aan te ontlenen gedurende het hele traject. Voor het (desgevraagd) verstrekken van een afschrift van het contactjournaal aan een ouder zonder gezag is zogenaamde gerichte toestemming nodig van de ouder met gezag, voor zover het gaat om inzage in of een afschrift van het dossier dat niet alleen betrekking heeft op informatie over de verzoekende ouder zonder gezag.
Dat de jeugdprofessional niet zorgvuldig heeft gehandeld wat betreft de wijze van verzenden van het afschrift van het contactjournaal en/of dat zij het stuk in feite ter beschikking zou hebben gesteld aan de oma, acht het College niet navolgbaar. De ouders hebben het afschrift van het contactjournaal ontvangen via een beveiligd e-mailbericht ([naam dienstverlener]), waarbij in het geval van de vader zijn mobiele telefoonnummer was gekoppeld voor de benodigde toegangscode. De jeugdprofessional heeft op dit punt zorgvuldig gehandeld. Dat de vader onder bewind stond, wie en op welke wijze hieraan uitvoering werd gegeven, kan de jeugdprofessional in dit geval niet worden aangerekend.

4.2.6 Het College is van oordeel dat de klacht gegrond is. Voor zover de moeder in de toelichting bij de klacht extra verwijten heeft geformuleerd, zijn deze ongegrond.

4.3 Conclusie

 4.3.1 Het College komt tot de slotsom dat de jeugdprofessional tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld toen zij na ontvangst van het verzoek van de moeder (met gezag) om een afschrift van het dossier, eveneens de vader (zonder gezag en ongevraagd) gelijktijdig een afschrift van het contactjournaal heeft gestuurd. De jeugdprofessional heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel J (Vertrouwelijkheid) en artikel D (Bevorderen van het vertrouwen in de jeugdhulp en jeugdbescherming) van de Beroepscode.

4.3.2 Het College acht het passend en geboden om de jeugdprofessional de maatregel van waarschuwing op te leggen. Het College heeft hierin meegewogen dat de jeugdprofessional heeft erkend dat zij is tekortgeschoten in haar handelen, dat zij excuses heeft gemaakt en dat maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals gebeurt. Tevens zijn in dit specifieke geval de gevolgen van het verwijtbare handelen beperkt gebleven. Het College heeft echter ook in belangrijke mate meegewogen dat de jeugdprofessional verwijtbaar is tekortgeschoten in het naleven van een basisregel in de beroepsuitoefening en dat zij matig heeft gereflecteerd op haar handelen. Naar het oordeel van het College had de jeugdprofessional meer verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen en heeft de jeugdprofessional met haar reflectie op haar handelen onvoldoende blijk gegeven van een beroepsgenoot die staat voor haar handelen en die wil leren van haar handelen.

5 De beslissing

Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan de jeugdprofessional op de maatregel van waarschuwing.

Aldus gedaan door het College en op 30 augustus 2021 aan partijen toegezonden.

de heer mr. R. Orie
voorzitter

mevrouw mr. T.S.A. Kloos
secretaris