Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, voorzitter,
de heer W.L. Scholtus, lid-beroepsgenoot,
mevrouw U. Hammer, lid-beroepsgenoot,
over het door:
[klager], klager, hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats],
op 10 juli 2020 ingediende klaagschrift tegen:
[beklaagde], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als medewerker van het Kernteam bij [kernteam] (locatie: [woonplaats] hierna te noemen: [kernteam].
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. M.M. Haverkort.
De moeder werd in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde [naam gemachtigde], werkzaam bij de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg, hierna: het AKJ.
De jeugdprofessional werd in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. J.G.F.M. Hoffmans, werkzaam als advocaat te Den Haag.
1 Het verloop van de procedure
1.1 Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift, ontvangen op 10 juli 2020;
- het verweerschrift, ontvangen op 30 september 2020;
- de conclusie van repliek, ontvangen op 30 oktober 2020;
- de conclusie van dupliek, ontvangen op 16 november 2020.
1.2 De klacht is schriftelijk behandeld op basis van de Tijdelijke regeling werkwijze van het College van Toezicht en het College van Beroep in verband met COVID-19 (Corona). Op grond van artikel 5 van deze tijdelijke regeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om nog eenmaal schriftelijk te reageren op hetgeen door de wederpartij naar voren is gebracht (repliek en dupliek).
1.3 De schriftelijke behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 5 maart 2021. De beslissing is op 16 april 2021 aan partijen verzonden.
2 De feiten
Het College gaat van de volgende feiten uit:
2.1 De moeder heeft een minderjarige zoon, geboren in 2013. Na de relatiebreuk tussen de ouders is de zoon bij de moeder blijven wonen. De ouders zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
2.2 De kinderrechter heeft op 4 oktober 2016 de zoon onder toezicht gesteld van de gecertificeerde Instelling [GI] hierna te noemen: de GI. De ondertoezichtstelling is nadien meerdere malen verlengd.
2.3 Op 14 april 2017 zijn de ouders gestart met het traject Ouderschap Blijft in het kader van de omgangsregeling tussen de vader en de zoon. Vanaf de start tot afronding op 15 maart 2018 was de jeugdprofessional bij dit traject betrokken.
2.4 In het kader van het traject Ouderschap Blijft heeft op 12 mei 2017 een gesprek plaatsgevonden in aanwezigheid van de moeder, de vader en de jeugdprofessional. De zoon had op dat moment zijn vader ongeveer drie jaar niet gezien. Tijdens dit overleg heeft de vader aangegeven dat hij prijs stelt op foto’s van de zoon tijdens de begeleide omgangsmomenten met de vader. Op een flap-over werd geschreven: “Hulpverlener maakt foto’s. Moeder maakt selectie en stuurt die naar vader binnen gestelde datum, vóór 23-5-2017”. De moeder erkent dat dit zo is opgeschreven, maar betwist dat zij met deze afspraak akkoord was gegaan omdat zij hier geen handtekening onder heeft geplaatst.
2.5 Op 19 mei 2017 vond tussen de vader en de zoon het eerste begeleide omgangsmoment plaats in het kader van Ouderschap Blijft. De jeugdprofessional was hierbij aanwezig en zij heeft foto’s gemaakt van de vader met de zoon. De moeder heeft op dat moment laten weten dat zij niet wil dat de jeugdprofessional foto’s maakt van de zoon.
2.6 Op 10 oktober 2017 vond een (klacht)gesprek plaats met de leidinggevende van de jeugdprofessional en de moeder, in aanwezigheid van haar vertrouwenspersoon van het AKJ. In dit gesprek werd onder andere afgesproken dat een tweede medewerker van Ouderschap Blijft aan het traject zou worden toegevoegd.
2.7 Op 16 november 2017 vond het herstartgesprek plaats met de nieuw toegevoegde medewerker van Ouderschap Blijft samen met de ouders, de jeugdbeschermer en de jeugdprofessional. Tijdens dit overleg is besproken dat de vader zelf de foto’s maakt (met zijn toestel) tijdens het tweede omgangsmoment op 24 november 2017.
2.8 Op 23 november 2017 (’s avonds om 20.02 uur) heeft de moeder per e-mailbericht aan de jeugdprofessional laten weten dat zij haar expliciet geen toestemming geeft om foto’s te maken van de zoon. Als oplossing heeft de moeder voorgesteld dat zij de foto’s maakt.
2.9 De volgende dag op 24 november 2017 vond het tweede omgangsmoment plaats tussen de vader en de zoon. Op verzoek van de vader heeft de jeugdprofessional twee foto’s gemaakt met het toestel van de vader.
2.10 De jeugdprofessional stond van [datum] 2013 tot en met [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Sinds [datum] 2018 staat de jeugdprofessional als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd.
3 Het beoordelingskader
3.1 Het College beantwoordt de vraag of een jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.
3.2 Het College toetst het (beroepsmatig) handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
3.3 Op grond van de kamer waarin een professional bij SKJ geregistreerd staat toetst het College het handelen van een jeugdprofessional aan –onder meer– de voor die kamer geldende beroepscode. Gedurende haar betrokkenheid bij deze casus stond de jeugdprofessional geregistreerd als jeugdzorgwerker (zie onder 2.10). Om die reden wordt in deze beslissing onder ‘Beroepscode’ bedoeld de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker.
4 De klacht, het verweer en de beoordeling
Zowel de klacht als het verweer wordt samengevat weergegeven en daarna volgt het oordeel van het College.
4.1 Klacht
4.1.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij de privacy van de jeugdige heeft geschonden.
Toelichting:
De jeugdprofessional heeft foto’s van de zoon gemaakt tijdens het tweede begeleide omgangsmoment op 24 november 2017 terwijl zij wist dat de moeder haar hiervoor geen toestemming had gegeven. Dat de toestemming ontbrak wist de jeugdprofessional gezien de gebeurtenissen tijdens het eerste omgangsmoment op 19 mei 2017 en het herstartgesprek op 16 november 2017. De wist dat de moeder niet akkoord was met de afspraken zoals die waren genoteerd op de flap-over. Tevens heeft de moeder een dag van tevoren op 23 november 2017 een
e-mailbericht gestuurd waarin zij de jeugdprofessional nadrukkelijk haar akkoord heeft onthouden. Verder was er ook geen noodzaak voor de jeugdprofessional om foto’s te maken, omdat de moeder heeft voorgesteld de foto’s te maken met haar toestel zodat de foto’s van een betere kwaliteit zouden zijn. Tevens had dit een stap kunnen zijn voor de ouders om in een normalere verstandhouding met elkaar te komen. De moeder heeft benadrukt dat zij de vader foto’s van de zoon gunt. Ter onderbouwing van haar klacht verwijst de moeder naar beslissing 16.157T van het College van 10 augustus 2017. In deze zaak was de beklaagde een jeugdbeschermer binnen het gedwongen kader die ongevraagd foto’s had gemaakt van een minderjarige. Deze klacht is ongegrond verklaard omdat beklaagde gezien de omstandigheden ervan uit mocht gaan dat zij toestemming had om foto’s te maken: de beklaagde was aanwezig op het verjaardagsfeestje van de minderjarige en zij had niet expliciet van klaagster gehoord dat het nemen van foto’s niet was toegestaan. Volgens de moeder volgt uit deze jurisprudentie dat de jeugdprofessional wél tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij expliciet géén toestemming van de moeder heeft gekregen om foto’s te maken. Weliswaar heeft de vader vanwege zijn gezag geen toestemming nodig om foto’s te maken van zijn kind, maar de jeugdprofessional heeft van béide ouders toestemming nodig om haar werk te doen. Anders dan in de beslissing 16.157T handelde de jeugdprofessional niet tijdens een informeel verjaardagsfeestje, maar ging het hier om een formele hulpverleningsetting op kantoor. Door tegen de nadrukkelijke wil van de moeder in toch foto’s te maken is de privacy van de zoon geschonden.
4.1.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan:
Tijdens de oudergesprekken heeft de jeugdprofessional besproken dat foto’s van belang kunnen zijn voor de zoon en zijn identiteitsontwikkeling. Daarmee waren de ouders akkoord. Het is niet de bedoeling dat de moeder aanwezig is bij de begeleide omgang, omdat binnen het traject Ouderschap Blijft de omgangsmomenten zijn bedoeld om te komen tot contactherstel van de zoon met de vader. Voor een stap naar een normalere verstandhouding tussen de ouders zijn de gezamenlijke oudergesprekken bedoeld. Tijdens het herstartgesprek op 16 november 2017 is besproken dat de vader -als met gezag belaste ouder- geen toestemming nodig heeft van de moeder om foto’s te maken van de zoon. Om deze reden hebben de ouders met de jeugdprofessional afgesproken dat de vader het maken van de foto’s zelf zal verzorgen. Tijdens het tweede omgangsmoment op 24 november 2017 heeft de vader aan de jeugdprofessional verzocht twee foto’s te maken met het toestel van de vader, wat de jeugdprofessional heeft gedaan. De jeugdprofessional kan zich niet meer herinneren of het e-mailbericht van de moeder op 23 november 2017 haar tijdig had bereikt, maar dat acht de jeugdprofessional ook van geen belang. Immers, toestemming van de moeder is niet nodig omdat de jeugdprofessional handelde in opdracht van de vader die met het ouderlijk gezag is belast. Verder stelt de jeugdprofessional dat de foto’s zijn gemaakt met het toestel van de vader, om welke reden de foto’s vanaf aanvang in het bezit zijn gebleven van de vader. Mede om voornoemde redenen is de beslissing 16.157T niet van toepassing. Hieruit volgt dat van een privacyschending geen sprake kan zijn.
4.1.3 Het College overweegt als volgt:
Het College is van oordeel dat de jeugdprofessional met haar handelen geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt op grond van de navolgende overwegingen. Eerst behandelt het College de vraag of het nemen van de foto’s een schending oplevert van de privacy van de zoon. Daarna komt de vraag aan de orde of de privacy van de zoon is geschonden omdat de foto’s zijn gemaakt door de jeugdprofessional terwijl de moeder haar akkoord hiervoor heeft onthouden.
In het kader van de eerste vraag stelt het College vast dat tijdens het traject Ouderschap Blijft met de ouders is gesproken over het belang van de zoon om foto’s te hebben van zijn contact met de vader. Uit het dossier blijkt dat dit belang door de ouders wordt gedeeld, waarbij de moeder nadrukkelijk heeft aangegeven dat zij de vader foto’s gunt van de zoon. Tevens was de moeder akkoord met de afspraak dat deze foto’s worden gemaakt tijdens het omgangsmoment van de zoon met de vader, wat ook blijkt uit het feit dat de moeder heeft voorgesteld de foto’s zelf te maken. Gezien het akkoord van de moeder vormt het nemen van de foto’s geen privacyschending van de zoon.
Dan volgt de tweede vraag of de privacy van de zoon is geschonden op grond van het feit dat de jeugdprofessional deze foto’s heeft gemaakt zonder akkoord van de moeder. Ook die vraag beantwoordt het College ontkennend. Vooraf wil het College opmerken dat een jeugdprofessional uit mag gaan van werkafspraken die tijdens een overleg op een flap-over worden genoteerd. Een handtekening van de ouders is niet nodig om hen aan deze afspraken te binden. In de situatie dat een ouder nadien de afspraken eenzijdig wijzigt dan vraagt dit om een nader gesprek. Het College begrijpt dat dit overleg op 16 november 2017 heeft plaatsgevonden. Vervolgens is gebleken dat tijdens dit overleg met de ouders is besproken dat de vader geen toestemming nodig heeft om foto’s te maken van de zoon. Dit heeft de moeder erkend en afgesproken werd dat de vader zelf de foto’s maakt. In dit kader overweegt het College dat de vader niet alleen een ouder is belast met het ouderlijk gezag, maar dat de vader ook is verbonden aan de zoon op grond van ‘family life’ en op die grondslag recht heeft op bewijzen van dit familieleven. De afspraak tussen de ouders sluit hierbij aan.
Dit is de situatie wanneer tijdens het tweede omgangsmoment op 24 november 2017 de vader op enig moment aan de jeugdprofessional vraagt om met zijn toestel een foto te maken van hem en de zoon. Het College ziet geen schending van de privacy wanneer de jeugdprofessional aan dit verzoek van de vader voldoet. Zoals hiervoor al is overwogen had de moeder er geen bezwaar tegen dat de vader foto’s maakt van de zoon en ook zonder haar toestemming stond het de vader vrij om foto’s te maken. Wanneer de vader bevoegd is om een foto te maken van de zoon, dan is hij ook bevoegd iemand te vragen om voor hem de foto te maken. In dit kader acht het College van belang dat de foto’s op geen enkel moment in het bezit zijn geweest van de jeugdprofessional omdat de foto’s met het toestel van de vader zijn gemaakt, op zijn nadrukkelijke verzoek. De beslissing in 16.157T is dan ook niet van toepassing waar het gaat om ongevraagd gemaakte foto’s. In een situatie als deze waar het enkel gaat om de vraag ‘wie drukte er op het knopje’ ziet het College niet waar de privacyschending van de zoon uit zou bestaan. Het College acht de klacht ongegrond.
4.1.4 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.
5 De beslissing
Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:
- Verklaart de klacht ongegrond;
Aldus gedaan door het College en op 16 april 2021 aan partijen toegezonden.
Mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk mevrouw mr. M.M. Haverkort
voorzitter secretaris