College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 19.225Ta

De jeugdprofessional heeft professioneel gehandeld bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de kinderen.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. S.C van Duijn, voorzitter,

mevrouw R.J. Douglas, lid-beroepsgenoot,

mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,

over het door:

[Vader], klager, hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats],

op 7 mei 2019 ingediende klaagschrift tegen:

[Jeugdprofessional], beklaagde, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugdbeschermer bij [GI], hierna te noemen: de GI.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. A.C. Veerman.

De vader wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde [gemachtigde].

De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw mr. S. Dik, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam.

1     Het verloop van de procedure

1.1 Het College heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift ontvangen op 7 mei 2019;
  • het verweerschrift ontvangen op 2 augustus 2019;
  • de aanvullingen op het klaagschrift ontvangen op 10 mei 2019, 4 juni 2019, 30 juli 2019 en
  • 5 september 2019.

1.2 De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2019 in aanwezigheid van de vader, de jeugdprofessional en de hiervoor genoemde gemachtigden. Hierbij is als toehoorder aanwezig geweest: een kennis van de vader.

1.3 Na afloop van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over zes weken wordt verstuurd.

2     De feiten

Op grond van de stukken en van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:

2.1 De vader heeft een minderjarige zoon, geboren in 2012 en een minderjarige dochter, geboren in 2013. Zij worden hierna gezamenlijk aangeduid als: de kinderen.

2.2 De vader en zijn ex-partner, de moeder van de kinderen, hierna gezamenlijk aan te duiden als: de ouders, zijn sinds 27 september 2018 formeel gescheiden. Zij oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij moeder.

2.3 De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 9 oktober 2017 onder andere bepaald dat de kans te groot is dat een uitgebreide zorgregeling momenteel overwegend nadelig is voor de kinderen en dat voorlopig de zorgregeling geldt, zoals de GI die vaststelt.

2.4 De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 oktober 2017 de kinderen voor de duur van negen maanden onder toezicht gesteld. Een collega van de jeugdprofessional was toen belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Deze is steeds verlengd, laatstelijk tot 17 juli 2020.

2.5 Op 21 februari 2018 hebben de ouders met de collega en een andere jeugdprofessional afgesproken dat de kinderen op woensdagmiddag bij vader zijn.

2.6 Bij beschikking van 27 september 2018 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken en onder meer bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vastgesteld en begeleid door de GI waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door de GI na overleg met partijen.

2.7 De jeugdprofessional heeft de uitvoering van de ondertoezichtstelling overgenomen van zijn collega en is sinds 10 oktober 2018 bij het gezin van de vader betrokken. De collega had het contact tussen de vader en de kinderen beperkt. Op 31 oktober 2018 heeft de vader, na vijf weken, de kinderen onder begeleiding gezien.

2.8 De vader heeft op 11 oktober 2018 bij het College een klacht ingediend over de collega van de jeugdprofessional die eerder belast was met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het College heeft bij beslissing van 15 maart 2019 een maatregel opgelegd. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld.

2.9 De GI heeft op 6 maart 2019 vastgesteld dat de vader een keer in de twee weken op woensdag en een keer in de twee weken op zaterdag de kinderen ziet. Op 16 april 2019 heeft de GI de omgang gewijzigd naar een keer per twee weken een woensdagmiddag en een keer per vier weken een zondag. Deze afspraken zijn op 3 mei 2019 vastgelegd in een aankondiging schriftelijke aanwijzing.

2.10 Bij beschikking van 23 juli 2019 heeft de kinderrechter onder andere de volgende regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedtaken vastgesteld: de vader heeft de kinderen een keer in de twee weken een woensdagmiddag bij zich en de kinderen zijn één keer in de vier weken een zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader.

2.11 De jeugdprofessional is van [datum] 2013 tot en met [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd geweest in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Sinds [datum] 2018 is de jeugdprofessional als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd.

3     Het beoordelingskader

3.1 Het College beantwoordt de vraag of de beroepsbeoefenaar met het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van de jeugdprofessional beter had gekund.

3.2 Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

3.3 De jeugdprofessional is tijdens zijn betrokkenheid bij deze casus van kamer gewisseld (zie 2.11).

Op grond van de kamer waarin een professional bij SKJ geregistreerd is, toetst het College het handelen van een jeugdprofessional aan – onder meer – de voor die kamer geldende beroepscode. Gelet hierop dient in deze beslissing onder ‘Beroepscode’ zowel de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker als de Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional te worden gelezen, ook omdat de artikelen in deze beroepscodes overeenkomen.

4     De klacht, het verweer en de beoordeling

De in het klaagschrift genoemde klachtonderdelen worden een voor een besproken en beoordeeld. Per klachtonderdeel worden zowel de klacht als het verweer zakelijk weergegeven en daarna volgt het oordeel van het College. Vanwege de samenhang worden klachtonderdeel 2 en 4 gezamenlijk besproken.

4.1          Klachtonderdeel 1

4.1.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij niet geïnformeerd is over de Beroepscode, het tuchtrecht en de interne klachtenprocedure.

4.1.2 De jeugdprofessional voert aan dat de vader aangeeft dat hij niet geïnformeerd is over de beroepscode terwijl hij er wel zelf vanuit gaat. De jeugdprofessional erkent de individuele verantwoordelijkheid als jeugdbeschermer en zal hier voortaan alert op zijn maar wijst ook op een ondersteunende verantwoordelijkheid van de GI die de cliënt van informatie voorziet.

4.1.3 Het College overweegt als volgt. Nu de vader blijkens de eerdere gevoerde procedure bij het College, zoals genoemd in 2.8, op de hoogte was van de Beroepscode, het tuchtrecht en de interne klachtenprocedure, ontbrak bij de jeugdprofessional de noodzaak om de informatie opnieuw aan de vader te verstrekken. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.2 Klachtonderdelen 2 en 4

4.2.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij niet wordt gehoord als vader met gezag en dat de vader geen duidelijkheid is verschaft. De jeugdprofessional heeft geen antwoord gegeven op de vragen die hij de jeugdprofessional heeft gesteld. Het is voor de vader nog steeds niet duidelijk waarom hij zijn kinderen vijf weken lang niet heeft mogen zien. Na deze vijf weken is de omgangsregeling teruggebracht naar één keer in de twee weken gedurende één uur onder begeleiding. Ook heeft de jeugdprofessional de vader slechts een half uur extra tijd gegeven om de verjaardag van zijn dochter te vieren en is het hem niet toegestaan om vakanties met de kinderen door te brengen. De vader heeft zijn zorgen geuit over het beperkte contact. Deze zorgen zijn niet opgepakt terwijl de zorgen van de moeder wel zijn besproken. Vader is van mening dat hij niet wordt gehoord en dat de jeugdprofessional partij trekt voor de moeder. Zo heeft de jeugdprofessional volgens de vader onvoldoende actie ondernomen toen bleek dat de kinderen, door toedoen van de moeder, op zondag 11 augustus 2019 niet op tijd bij de vader zouden zijn. De vader is van mening dat de moeder alles kan maken omdat de kinderen bij haar de hoofdverblijfplaats hebben.

4.2.2 De jeugdprofessional voert aan dat de rechter bij beschikking van 27 september 2018 heeft bepaald dat de regie van de omgang bij de GI ligt. De collega van de jeugdprofessional heeft op 10 oktober 2018 met de vader gecommuniceerd dat de bezoeken begeleid zouden plaatsvinden vanwege spanningen. De zorgen die er waren, dienden eerst te worden besproken. De jeugdprofessional heeft als opvolger het beleid in eerste instantie overgenomen nadat hij het in zijn basisteam en de gedragswetenschapper had besproken. De vader heeft de gelegenheid gekregen om zijn standpunt kenbaar te maken en heeft antwoorden gekregen. De vader wordt wel gehoord maar gaat niet akkoord met de antwoorden die hij krijgt.

Het beleid van de GI was dat de contacten tussen vader en de kinderen opgebouwd zouden worden en dat afhankelijk van het verloop hiervan zou worden gekeken naar uitbreiding van het contact met op termijn mogelijk een vakantie. Er is getracht om een opbouw in het contact te realiseren maar in april 2019 heeft de GI het besluit genomen om het contact tussen vader en de kinderen te beperken. De jeugdprofessional kan zich voorstellen dat de vader angst heeft dat de kinderen zich van hem vervreemden. Hij heeft de omgang niet in zijn geheel willen stopzetten maar wel beperken met als doel dat de vader en moeder konden werken aan het verminderen van hun strijd. Wat de moeder over de vader heeft gezegd, is door de jeugdprofessional opgevat als de onderlinge strijd van ex-partners.

4.2.3 Het College overweegt het volgende. De collega van de jeugdprofessional heeft op 10 oktober 2018 met de vader gecommuniceerd dat de bezoeken voorlopig onder begeleiding zouden plaatsvinden vanwege geconstateerde spanningen bij de kinderen. De jeugdprofessional heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de vader op 12 oktober 2018 heeft aangegeven dat hij drie weken geen afspraak met de jeugdprofessional kon maken, alleen in het weekend. Daarna heeft de vader niet gereageerd op een voorstel voor het maken van een afspraak. Het College oordeelt dat het begrijpelijk is dat de jeugdprofessional aan het begin van zijn betrokkenheid het beleid van zijn collega heeft overgenomen. De jeugdprofessional heeft in een e-mail van 11 december 2018 aan de ouders laten weten dat de omgang tussen de vader en de kinderen voorzichtig wordt opgebouwd. Daarnaast blijkt uit een door de vader overgelegde e-mail van de jeugdprofessional van 1 april 2019 dat de jeugdprofessional wel voldoende lijkt te hebben geluisterd naar de vader en dat de jeugdprofessional al eerder heeft uitgelegd waarom het contact met de kinderen opnieuw is beperkt. In de e-mail legt hij het nog een keer uit. Verder blijkt uit een e-mail van 4 september 2019 dat de jeugdprofessional heeft gereageerd op het voornemen van de moeder om de kinderen niet op tijd naar vader te brengen op 11 augustus 2019. Hij heeft contact met haar opgenomen en heeft haar gewezen op de onder 2.10 genoemde beschikking. De vader heeft kennelijk verwacht dat de jeugdprofessional daarnaast verdere acties tegen de moeder zou ondernemen. Bij de uitvoering van een ondertoezichtstelling waarbij de ouders niet of nauwelijks met elkaar communiceren, is het van belang dat de jeugdprofessional buiten ouderlijke conflicten blijft en de ouders motiveert om hun onderlinge conflicten op te lossen. Het College oordeelt dat de jeugdprofessional zich onpartijdig heeft opgesteld en zorgvuldig heeft gehandeld. De klachtonderdelen zijn ongegrond.

4.3 Klachtonderdeel 3

4.3.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij te kort is geschoten in de begeleiding. Zo heeft de jeugdprofessional te weinig gesprekken gevoerd met de vader en de moeder gezamenlijk en heeft hij geen definitief plan van aanpak opgestuurd. Verder is naar de mening van de vader het definitieve gezinsplan niet up-to-date, niet voorzien van de juiste informatie zodat de jeugdprofessional zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. De reactie van de vader was ondanks een toezegging niet toegevoegd aan het definitieve gezinsplan. Verder heeft de jeugdprofessional ondanks toezeggingen geen contact opgenomen met de psycholoog van de vader, Veilig Thuis en de directeur van school. De jeugdprofessional heeft de privacy van de vader geschonden door in het definitieve gezinsplan melding te maken van een klachtprocedure. Volgens de vader heeft de jeugdprofessional misbruik gemaakt van zijn macht door niet af te wijken van de huidige omgangsafspraken.

4.3.2 De jeugdprofessional voert aan dat hij de vader en de moeder heeft gefaciliteerd om met elkaar in gesprek te gaan en afspraken te maken over de kinderen. Hierbij is hulpverlening aangeboden zoals [instelling 1]. De geplande gesprekken zijn door zowel de vader als de moeder afgezegd. Door de emoties is het de moeder en de vader niet gelukt om tot effectieve afspraken te komen. De jeugdprofessional heeft wekelijks belafspraken met de vader gehad en hij is iedere week aanwezig geweest bij de overdracht van de kinderen.

Tussen het concept gezinsplan dat op 4 maart naar de vader is gestuurd en het definitieve gezinsplan dat in juni 2019 met de aanvullingen van de vader naar de rechtbank is gestuurd voor de verlenging van de ondertoezichtstelling, zit enige tijd. In de tussentijd zijn de gebeurtenissen niet meegenomen in het definitieve plan. De jeugdprofessional kan zich voorstellen dat de overgang van een conceptplan naar een definitief plan onduidelijk is geweest. Hij zal hier in de toekomst zorgvuldiger mee omgaan omdat het gezinsplan inzicht geeft in de stand van zaken en ook een werkdocument is voor de jeugdprofessional, de moeder en de vader. De jeugdprofessional betwist de valsheid in geschrifte.

Het heeft lang geduurd voordat de behandelaar van de vader heeft gereageerd op de vragen van de jeugdprofessional. Met de school van de kinderen en Veilig Thuis is contact geweest.

4.3.3 Het College overweegt het volgende. De jeugdprofessional heeft zich in de eerste plaats ingezet om de vader te begeleiden. Op grond van de overgelegde stukken is gebleken dat de jeugdprofessional veel met de vader heeft gesproken zowel face-to-face als telefonisch. De jeugdprofessional heeft ook bij de vader thuis een gesprek gevoerd over de onduidelijkheden die de vader ondervond. Daarnaast heeft hij veel met de vader gemaild en is hij aanwezig geweest bij de overdracht van de kinderen van de ene ouder naar de andere ouder. Uit de stukken blijkt dat het moeilijk was om met de ouders tot gezamenlijke gesprekken te komen.

In de tweede plaats heeft de jeugdprofessional toegelicht dat er enige tijd zit tussen het concept gezinsplan en het definitieve gezinsplan en dat de gebeurtenissen in de tussentijd niet zijn meegenomen in het definitieve plan. Het College is van oordeel dat het niet gebruikelijk is dat nieuwe informatie na het opmaken van het concept gezinsplan in een definitief gezinsplan terecht komt. De jeugdprofessional heeft naar zijn zeggen de aanvullingen en opmerkingen van de vader in juni 2019 naar de rechtbank gestuurd. Deze werkwijze van de jeugdprofessional past bij een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Het College heeft niet kunnen vaststellen dat er valsheid in geschrifte heeft plaatsgevonden. Het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten.

Net als de jeugdprofessional is het College van oordeel dat de overgang van het conceptgezinsplan naar een definitieve gezinsplan gezien de tijdsduur, onduidelijk is geweest. De jeugdprofessional heeft toegelicht dat dit te maken had met zowel het aanvragen voor hulp voor de kinderen als het indienen van het verzoek tot een verlenging van de ondertoezichtstelling en dat hij hier in het vervolg zorgvuldiger mee om zal gaan. Hoewel het handelen van de jeugdprofessional in dit licht beter had gekund, kan niet worden gesteld dat er sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt.

In de derde plaats blijkt uit de e-mail van 9 juli 2019 dat de jeugdprofessional contact heeft opgenomen met Veilig Thuis, de psycholoog en de school maar dat hij, tijdens de behandeling van de door vader ingediende klacht bij het SKJ, heeft ontdekt dat hij de vader mogelijk nog niet had geïnformeerd over deze contacten. Hij heeft de vader in deze e-mail alsnog geïnformeerd en is hiermee naar het oordeel van het College gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

In de vierde plaats heeft de jeugdprofessional in het definitieve plan van aanpak vermeld dat de ouders beiden opnieuw een klachtprocedure zijn gestart. Het College merkt dat aan als een feitelijke mededeling als antwoord op de vraag wat ouders vinden van de manier waarop de GI werkt aan de doelen binnen een ondertoezichtstelling. Niet valt in te zien op welke wijze door deze mededeling de privacy van de vader is geschonden. Tot slot kan het College op basis van de stukken en de mondelinge behandeling bij het College niet concluderen dat de jeugdprofessional zijn macht heeft misbruikt. De jeugdprofessional heeft gehandeld op grond van de onder 2.6 genoemde beschikking. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel 5

4.5.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij zijn fouten niet erkent. De jeugdprofessional heeft niet toegestaan dat de vader op het moment dat de omgang op woensdag 20 maart 2019 niet doorging, deze dag compenseerde met een andere dag, een stakingsdag van school.

4.5.2 De jeugdprofessional heeft in een e-mail van 14 maart 2019 aangegeven dat hij zich heeft vergist.

4.5.3 Het College overweegt dat op grond van de onder 2.6 genoemde beschikking de jeugdprofessional namens de GI de omgang kan vaststellen of wijzigen na overleg met de ouders. Uit de overgelegde e-mails van 14 maart 2019 maakt het College op dat in overleg met de moeder de zoon op de stakingsmiddag bij de vader zou kunnen zijn en dat na overleg de gemiste dag niet is gecompenseerd. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.6 Klachtonderdeel 6

4.6.1 De vader verwijt de jeugdprofessional een onheuse bejegening. De jeugdprofessional heeft gezegd dat hij een actie van de vader niet geslaagd vond en heeft geschreven dat de vader tegemoet komt aan zijn eigen behoeften en voorbij gaat aan het belang van zijn kinderen.

4.6.2 De jeugdprofessional voert aan dat hij uitgaat van het volgende standpunt. In een omgangsregeling moet de continuïteit van de activiteiten van de kinderen zoveel mogelijk doorgang vinden. Zaken moeten voor kinderen zoveel mogelijk voorspelbaar zijn en de structuur van het dagelijks leven dient te worden voortgezet. De vader handelt onpedagogisch en veronachtzaamt de zorgen door meer tegemoet te komen aan zijn eigen behoeften dan aan die van de kinderen. De vader hoeft het niet eens te zijn met deze opvatting maar de jeugdprofessional kan dergelijke opmerkingen wel maken omdat hij toezicht houdt op de kinderen. De jeugdprofessional heeft zich mogelijk te weinig gerealiseerd dat deze kwesties zo diep ingrijpen bij de vader.

4.6.3 Het College overweegt als volgt. De jeugdprofessional heeft in het kader van een ondertoezichtstelling op een neutrale wijze zijn professionele visie gegeven. Het College kan zich voorstellen dat het pijnlijk is voor de vader om de visie van de jeugdprofessional te horen of te lezen maar volgt de jeugdprofessional in zijn verweer. Uit de stukken blijkt verder dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld vanwege de conflicten tussen de ouders. De kinderen worden hierdoor in hun ontwikkeling bedreigd. Zowel de kinderrechter als de jeugdprofessional hebben aangegeven dat de opstelling van de vader van invloed is op het welzijn van de kinderen. Het behoort tot de taak van een jeugdprofessional om te handelen in het belang van de kinderen. Een visie geven naar aanleiding van een actie van de vader valt ook onder deze taak. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.7 Klachtonderdeel 7

4.7.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik, het hanteren van willekeur, kindermishandeling en een gebrek aan empathie door de omgang van de vader met de kinderen met ingang van 16 april 2019 te beperken. Ook mag de vader geen contact meer leggen met de jeugdprofessional met uitzondering van levensbedreigende situaties omdat er nog steeds strijd is tussen de ouders terwijl de vader dit meer ziet als meningsverschillen.

4.7.2 De jeugdprofessional voert aan dat naar aanleiding van een intern multidisciplinair overleg op 11 april 2019 is besloten de omgang te beperken. De GI heeft het voornemen om de omgang te laten bepalen door de rechter. Zo kan de samenwerkingsrelatie tussen de GI en de vader en de moeder goed worden gehouden en wordt niet de suggestie van willekeur gewekt en wordt machtsmisbruik voorkomen. Het College heeft hierover bij zijn beslissing van 15 maart 2019 een opmerking gemaakt.

4.7.3 Het College overweegt het volgende. De ondertoezichtstelling is door de kinderrechter uitgesproken en verlengd vanwege het feit dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd vanwege de strijd tussen de ouders. De jeugdprofessional heeft toegelicht dat hij de vader heeft uitgelegd waarom de omgang met de kinderen is beperkt. Het College verwijst naar een schrijven van de jeugdprofessional van 1 april 2019, de onder 2.9 genoemde aankondiging schriftelijke aanwijzing van 3 mei 2019, waarin ook staat gemeld dat deze op 15 april 2019 met de ouders apart is besproken, het gespreksverslag van het klachtgesprek van 16 mei 2019 en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van 27 mei 2019. Het College kan zich voorstellen dat de genomen beslissingen voor de vader moeilijk zijn om te accepteren. Het is begrijpelijk dat de vader veel contact met zijn kinderen wenst, maar gelet op de hiervoor genoemde overgelegde stukken kan niet worden geconcludeerd dat de jeugdprofessional zijn macht heeft misbruikt, willekeur heeft gehanteerd, zich schuldig heeft gemaakt aan kindermishandeling en een gebrek aan empathie heeft. Uit de onder 2.9 genoemde aankondiging maakt het College op dat de GI de communicatie niet uitsluit maar beperkt en dat de veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen hierbij leidend is. Het College heeft geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kunnen constateren en verklaart het klachtonderdeel ongegrond.

4.8 Klachtonderdeel 8

4.8.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij niet wil leren van de fouten van zijn collega die van het College van Toezicht een maatregel heeft gekregen. Op 2 april 2019 heeft de vertrouwenspersoon van de vader een brief gestuurd aan de leidinggevende van de jeugdprofessional met de mededeling dat de vader een gesprek wilde aangaan om deze beslissing en het handelen van de jeugdprofessional te bespreken. Ook heeft de vader op 10 april 2019 een brief gestuurd. Het gesprek heeft op 16 mei 2019 plaatsgevonden. De vader is van mening dat hij niet is gehoord.

4.8.2 De jeugdprofessional verwijst naar het gespreksverslag van 16 mei 2019.

4.8.3 Het College overweegt het volgende. De overdracht tussen de jeugdprofessional, zijn collega en de vader heeft op 10 oktober 2018 plaatsgevonden en is een ‘warme’ overdracht geweest. Verder is voor het College op grond van het verslag van het klachtgesprek van 16 mei 2019 en de brief van de vader van 18 juli 2019 voldoende duidelijk geworden dat de vader wel gehoord is maar dat hij kennelijk andere verwachtingen van het gesprek heeft gehad. Op grond van het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de jeugdprofessional verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is ongegrond.

4.9 Klachtonderdeel 9

4.9.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat hij artikel 1 van de Grondwet en artikel 3 van het Internationaal Verdrag van de rechten van het kind heeft geschonden. De jeugdprofessional houdt de zorg en de bescherming van de vader voor de kinderen tegen. Ook heeft de jeugdprofessional volgens de vader zonder onderbouwde argumenten de omgang beperkt.

4.9.2 De jeugdprofessional heeft de moeder en de vader gewezen op het beschadigende effect van hun strijd. De beperking van de omgang tussen de vader en de kinderen is een beleidsbeslissing van de GI.

4.9.3 Naar het oordeel van het College bevat het klachtonderdeel geen zelfstandige klaaggrond. Het College toetst het handelen van de jeugdprofessional aan de Beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen. De artikelen waar de vader zich op beroept, zijn geïncorporeerd in de normstelling van de Beroepscode. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5     De beslissing

Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:

  • verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gedaan door het College en op 18 november 2019 aan partijen toegezonden.

 

 

 

mevrouw mr. S.C. van Duijn                                                          mevrouw mr. A.C. Veerman

voorzitter                                                                                             secretaris