Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, voorzitter,
de heer H.A. ten Hove, lid-beroepsgenoot,
mevrouw A.T.E. van Dijk, lid-beroepsgenoot,
over de door:
[de moeder en de vader], klagers hierna te noemen: de moeder en de vader en gezamenlijk aan te duiden als: de ouders, wonende te [woonplaats]
op 30 april 2019 ingediende klacht tegen:
[de jeugdprofessional], beklaagde hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugd- en gezinscoach bij [naam] (de ambtelijke organisatie van de gemeenten [naam], [naam], [naam] en [naam]), hierna te noemen: de gemeente.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. A.C. Veerman.
Ouders worden in deze zaak bijgestaan door hun gemachtigde mevrouw mr. T. Galema, werkzaam bij Univé rechtshulp te Assen.
De jeugdprofessional wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. B.J. de Groot, werkzaam bij DGRA advocaten te Haarlem.
1 Het verloop van de procedure
1.1 Het College heeft kennisgenomen van:
- het aangepaste klaagschrift ontvangen op 2 mei 2019;
- het verweerschrift ontvangen op 15 juli 2019;
1.2 De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 16 september 2019 in aanwezigheid van de ouders, de jeugdprofessional en de hiervoor genoemde gemachtigden. Een collega van de gemachtigde van de ouders, [naam], is als toehoorder aanwezig geweest.
1.3 Na afloop van de mondelinge behandeling van de klacht heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over zes weken verstuurd wordt.
2 De feiten
Op grond van de stukken en van wat tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:
2.1 De ouders zijn getrouwd en hebben twee zonen die in 2001 en 2007 zijn geboren. Bij de jongste zoon is een vorm van slaapapneu vastgesteld. De moeder heeft tot juli 2018 problemen met haar gezondheid gehad.
2.2 De school van de jongste zoon heeft zorgen geuit over beschermend gedrag van de moeder naar de jongste zoon en heeft in het voorjaar van 2017 aan de ouders een begeleidingstraject van een jeugd- en gezinscoach voorgesteld.
2.3 De jeugdconsulent van de gemeente die ook de leidinggevende van de jeugdprofessional is, heeft eind april 2017 een ondersteuningsplan opgesteld die ouders op 29 april 2017 hebben ondertekend. Hierin staat onder andere opgenomen: ‘vanwege de medische problematiek van [de jongste zoon] heeft de moeder een sterke band met [de jongste zoon]. Zij wil graag leren om hem meer los te laten en zijn zelfstandigheid te stimuleren’. De ouders hebben de aangeboden hulp op vrijwillige basis geaccepteerd. Zij hebben het ondersteuningsplan op 29 april 2017 ondertekend.
2.4 De jeugdprofessional was van 14 september 2017 tot 10 september 2018 bij het gezin van de ouders betrokken. De jeugdprofessional is sinds [datum] 2018 als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
2.5 De jeugdprofessional heeft een ‘gezinsplan jeugd- en gezinscoach 2017’ opgesteld en heeft hierin de volgende 4 doelen opgenomen: de jongste zoon volgt een rots- en watertraining, er zijn opvoedingsondersteunende gesprekken met de moeder, de zelfstandigheid van de jongste zoon wordt gestimuleerd zodat hij in mei 2018 kan deelnemen aan het schoolkamp en kan fietsen in het verkeer.
2.6 Op 5 juli 2018 heeft een gesprek op school plaatsgevonden over de zorgen van school in aanwezigheid van de ouders, twee leerkrachten en de jeugdprofessional. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de jeugdprofessional op 6 juli 2018 een overzicht van de zorgen en krachten naar de ouders gemaild dat in september 2018 is aangepast. Op 4 september 2018 heeft de jeugdprofessional de zorgen besproken met de ouders en heeft zij geadviseerd om het begeleidingstraject met een half jaar te verlengen. De ouders zijn hier niet mee akkoord gegaan.
De 4 gestelde doelen waren volgens hen bereikt
2.7 De ouders hebben op 10 september 2018 de hulpverlening beëindigd. De jeugdprofessional heeft op 17 september 2018 een afsluitende brief aan de ouders verstuurd. Op 26 september 2018 heeft de jeugdconsulent van de Gemeente een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. In maart 2019 heeft Veilig Thuis vastgesteld dat de zorgen niet kunnen worden bevestigd en dat hulpverlening nu niet nodig is.
3 Het beoordelingskader
3.1 Het College beantwoordt de vraag of de beroepsbeoefenaar met het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de norm of standaard van de beroepsgroep tijdens het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van de jeugdprofessional beter had gekund.
3.2 Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
4 De klacht, het verweer en de beoordeling
Hierna wordt de klacht besproken en beoordeeld. Per klachtonderdeel worden de klacht en het verweer zakelijk weergegeven, daarna volgt het oordeel van het College.
4.1 Klacht
4.1.1 De ouders verwijten de jeugdprofessional dat zij zich jegens hen niet zorgvuldig en niet professioneel heeft opgesteld. Zij heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de feiten waardoor er in de rapportages en evaluaties is gewerkt met een onjuist feitencomplex. Hierdoor is een conflictsituatie ontstaan tussen de ouders en de jeugdprofessional met als gevolg dat de jeugdprofessional de situatie van het gezin veel ernstiger heeft neergezet in haar rapportage dan de daadwerkelijke situatie was. Zij heeft ten onrechte geadviseerd het traject met een halfjaar te verlengen. Ook heeft zij onterecht gegrepen naar een zwaar middel als het doen van een zorgmelding bij Veilig Thuis.
4.1.2 De jeugdprofessional voert het volgende aan. De 4 ,in 2.5 genoemde subdoelen, waren behaald maar het hoofddoel (zie 2.3) nog niet. Op 5 juli 2018 heeft school in een gesprek zorgpunten geuit. De jeugdprofessional heeft de zorgen en krachten in overleg met school in kaart gebracht en naar de ouders gemaild. Zij heeft doorgegeven wat school de ouders wilde vertellen. Daarna heeft de jeugdprofessional tijdens het gesprek met de ouders op 4 september 2018 waarin de zorgpunten zijn besproken, aangeboden de hulpverlening voort te zetten om het zelfvertrouwen van de jongste zoon te vergroten en de moeder via een derde te coachen om de jongste zoon te leren loslaten. De ouders hebben in een e-mail van 17 september 2018 aangegeven hier geen gebruik van te willen maken.
Vervolgens heeft de jeugdconsulente op 26 september 2018 de melding gedaan. Na de afsluitende brief heeft de jeugdprofessional geen bemoeienissen meer gehad met het gezin.
4.1.3 Het College overweegt het volgende.
De jeugdprofessional heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de gemeente oplossingsgericht werkt. In dit licht heeft zij aan het begin van het hulpverleningstraject, in september 2017, in de communicatie met de ouders de nadruk gelegd op wat goed gaat bij hen. Na gesprekken op school tussen de jeugdprofessional, de ouders en de school in november 2017, maart 2018 en juli 2018 is de rol van de jeugdprofessional veranderd en heeft zij zich toen gericht op het opvangen van signalen over nieuwe zorgen over de jongste zoon. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de jeugdprofessional erkend dat zij onduidelijk met de ouders heeft gecommuniceerd over haar veranderende rol. Het College volgt de jeugdprofessional hierin en oordeelt dat zij op het moment dat haar rol veranderde onvoldoende met de ouders heeft overlegd om tot overeenstemming of instemming te komen over de hulpverlening. De jeugdprofessional heeft in strijd gehandeld met artikel G (overeenstemming/instemming omtrent hulp- en dienstverlening) van de Beroepscode. Het eerste gedeelte van de klacht is gegrond.
Na het gesprek op 5 juli 2018 met school, de ouders en de jeugdprofessional heeft de jeugdprofessional een overzicht van bestaande zorgen en krachten opgesteld. Zij heeft in het aangepaste overzicht van september 2018 onder het kopje ‘zorgen’ opgenomen dat school niet duidelijk aangeeft wat precies de zorgen zijn. Daarnaast heeft zij onder het kopje ‘wat moet er gebeuren’ vermeld dat school de zorgen duidelijk moet uitspreken. Hoewel de jeugdprofessional in haar rapportage haar mening en haar interpretaties mag weergeven, de zorgen van zowel de school als de ouders heeft benoemd en het gesprek met de ouders hierover wilde aangaan, heeft de jeugdprofessional in het overzicht de feiten en meningen over de zorgen onvoldoende van elkaar gescheiden. Zij heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waar de zorgen op waren gebaseerd. De jeugdprofessional heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij in dit overzicht de zorgen van school heeft vertolkt omdat zij de zorgen van school concreter wilde maken. De jeugdprofessional heeft ook aangegeven dat zij terugkijkend van mening is dat school een melding bij Veilig Thuis had kunnen doen en dat de wijze waarop zij heeft gerapporteerd, beter had gekund. Zij heeft naar haar zeggen in het overzicht te veel de nadruk gelegd op wat goed gaat en is van mening dat zij de zorgen duidelijker op papier had moeten zetten. Het College oordeelt dat de jeugdprofessional de zorgen van school nader had moeten onderzoeken en dat deze zorgen in het overzicht onvoldoende concreet zijn gemaakt. Door dit na te laten, is een eenzijdig beeld in het dossier ontstaan en heeft de verslaglegging en dossiervorming niet conform de beroepsstandaard plaatsgevonden.De jeugdprofessional heeft in strijd gehandeld met artikel M (verslaglegging/dossiervorming) van de Beroepscode. Het tweede gedeelte van de klacht is gegrond.
Uit de stukken blijkt dat niet de jeugdprofessional maar de jeugdconsulent na multidisciplinair overleg de zorgmelding bij Veilig Thuis heeft gedaan. De jeugdprofessional kan hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het derde gedeelte van de klacht is ongegrond.
4.6 Conclusie
4.6.1 Het College komt op grond van het vorengaande tot de slotsom dat de jeugdprofessional tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De jeugdprofessional heeft onvoldoende gecommuniceerd met de ouders over haar veranderende rol. Daarnaast was haar verslaglegging en dossiervorming niet conform de beroepsstandaard. De jeugdprofessional heeft in strijd gehandeld met artikelen G (overeenstemming/instemming over de hulp- en dienstverlening) en M (verslaglegging/dossiervorming) van de Beroepscode.
4.6.2 Bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid overweegt het College in de eerste plaats dat de jeugdprofessional tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat zij onduidelijk heeft gecommuniceerd met de ouders over haar veranderende rol en dat zij de zorgen in het overzicht ‘zorgen en krachten’ duidelijker op papier had moeten zetten. Zij heeft daarnaast ingezien dat als school zorgen heeft, niet zij maar de school zelf hiervan melding moet maken. De jeugdprofessional heeft gereflecteerd op haar handelen en zal het de volgende keer anders doen. Tot slot is de jeugdprofessional eenmalig tekortgeschoten en heeft zij de zaak voor de melding bij Veilig Thuis overgedragen.
Het College ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.
5 De beslissing
Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:
- verklaart de klacht deels gegrond en deels ongegrond;
- ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gedaan door het College en op 28 oktober 2019 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk mevrouw mr. A.C. Veerman
voorzitter secretaris