College van Toezicht | Gegrond - Waarschuwing | zaaknummer: 17.102T

Een casushouder van Veilig Thuis heeft zonder nader onafhankelijk onderzoek naar het welzijn van de minderjarige een crisis interventie team ingeschakeld en heeft daardoor niet gehandeld in lijn met de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter,
mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot,
mevrouw F.A. Leeflang, lid-beroepsgenoot,

over de door:

[klager], hierna te noemen: klager, wonende te [woonplaats],

ingediende klacht tegen:

[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, voorheen werkzaam als casushouder bij Veilig Thuis […], locatie: [plaatsnaam], hierna te noemen: Veilig Thuis.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. S.M.C. van Papenrecht.

Klager wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw [partner] de partner van klager.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Het College heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift ontvangen op 4 september 2017;
– de aanvulling op het klaagschrift ontvangen op 21 december 2017;
– het verweerschrift ontvangen op 24 november 2017;
– de aanvulling op het verweerschrift ontvangen op 27 november 2017;
– de door klager gebruikte pleitnota ontvangen op 12 januari 2018.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018 in aanwezigheid van klager, beklaagde en de hiervoor genoemde gemachtigde. Als toehoorder aan de zijde van beklaagde is tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aanwezig geweest de heer [ex-partner], de ex-partner van beklaagde.

1.3

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over acht weken verstuurd zal worden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:

2.1

Klager is vader van het minderjarige kind: [minderjarige] (geboren op [geboortedatum] 2001), hierna te noemen: [minderjarige].

2.2

Klager en moeder zijn enige tijd uit elkaar. De verstandhouding tussen klager en moeder is niet goed. Klager en moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige].

2.3

De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij klager. [minderjarige] verblijft één weekend per maand bij haar moeder en haar nieuwe partner.

2.4

Op 27 september 2016 heeft de mentor van de school van [minderjarige] telefonisch contact opgenomen met Veilig Thuis. De mentor van [minderjarige] maakt zich ernstige zorgen over het welzijn van [minderjarige] en haar opvoeding door haar vader en zijn vriendin. Situaties exploderen, stiefmoeder en [minderjarige] staan lijnrecht tegenover elkaar en als druppel die de emmer deed overlopen, heeft de vader van [minderjarige] zijn dochter de deur gewezen.

2.5

Op 29 september 2016 heeft beklaagde het Crisis Interventie Team, hierna te noemen: CIT op de hoogte gebracht van het telefonisch contact met de mentor.

2.6

Op 30 september 2016 heeft beklaagde telefonisch contact opgenomen met klager om hem te informeren over de ingediende klacht bij Veilig Thuis.

2.7

Beklaagde was voorheen werkzaam als casushouder bij Veilig Thuis en was vanaf 27 september 2016 tot en met 5 oktober 2016 betrokken bij de uitvoering van de melding bij Veilig Thuis.

2.8

Beklaagde is wegens ziekte op dit moment niet werkzaam als jeugdprofessional in het jeugddomein.

2.9

Beklaagde is geregistreerd bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ sinds [datum] 2015.

3 De klacht, het verweer en de beoordeling

3.1

Het College wijst allereerst op het volgende:

3.1.1

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

3.1.2

Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

3.2

Hierna zal de klacht worden besproken en beoordeeld. De klacht en het verweer worden zakelijk en verkort weergegeven, waarna het oordeel van het College volgt.

De klacht

De kern van de klacht is dat beklaagde partijdig en niet neutraal heeft gehandeld na het telefoongesprek met de mentor van [minderjarige]. Door het handelen van beklaagde heeft zij bijgedragen aan de eenzijdige beeldvorming van school. Zij heeft nagelaten verdere informatie in te winnen waardoor zij het beeld van school, heeft bevestigd in plaats van genuanceerd. Beklaagde heeft na het telefoongesprek met school alleen contact opgenomen met de moeder en haar partner. Op basis van deze eenzijdige informatie heeft beklaagde besloten de zaak over te dragen aan het CIT, voordat klager überhaupt op de hoogte was gebracht van het telefonisch contact met de mentor. Ook heeft beklaagde zich door moeder en haar partner dusdanig laten beïnvloeden dat van onpartijdigheid en neutraliteit geen sprake was. Tot slot heeft beklaagde nagelaten na drie maanden contact op te nemen met klager om te informeren over hoe de gang van zaken is verlopen.

Klager heeft tot op heden geen schrijven of inhoudelijke toelichting ontvangen van beklaagde over de aard van het telefonisch contact met de mentor. Beklaagde heeft in het telefoongesprek op 30 september 2016 geïnsinueerd dat de melding te maken had met het handelen van klager.

Het verweer

Beklaagde heeft aangevoerd dat zij op dinsdag 27 september 2016 door de mentor van [minderjarige] is gebeld. Na overleg met een collega van de bureaudienst heeft beklaagde aan de mentor gemeld dat de mentor een schriftelijke melding diende te sturen, zodat Veilig Thuis de situatie kon beoordelen en passende stappen kon ondernemen. Echter de schriftelijke melding is niet gedaan, slechts e-mailberichten zijn doorgestuurd. Op basis van de doorgestuurde e-mailberichten en het dringende verzoek van de mentor om zo spoedig mogelijk hulp in te zetten, heeft beklaagde besloten om direct zonder verder onderzoek een traject via het CIT te starten. Omdat voor deze ondersteuning bekend moet zijn of de jeugdige gemotiveerd is, heeft beklaagde contact gezocht met [minderjarige]. Tijdens dit telefonische contact hebben moeder en diens partner meegeluisterd. Beklaagde is toen niet inhoudelijk op de situatie ingegaan. Over het doorzetten van het telefonisch contact met school naar het CIT zijn moeder en [minderjarige] telefonisch geïnformeerd. Klager zou hierover de volgende dag geïnformeerd worden, omdat de officiële melding niet ontvangen was. School had te kennen gegeven eerst met klager in gesprek te willen, waarna zij de schriftelijke officiële melding zou sturen. De officiële melding is na het gesprek van school met klager uitgebleven. Beklaagde heeft tijdens het gevoerde telefoongesprek met klager hem slechts op hoofdlijnen kunnen en mogen informeren. Tot slot betwist beklaagde dat na drie maanden geen contact met klager is opgenomen. Er is contact geweest met het CIT om te vernemen hoe het traject verlopen is en in de eerste week van oktober is hierover ook een schrijven naar klager uitgegaan.

Beklaagde betreurt het dat klager zich niet gehoord voelt. Beklaagde erkent dat zij deze zaak niet goed heeft afgehandeld. Beklaagde erkent dat de informatie van school te eenzijdig was en zij zich door de grote zorgen van de mentor heeft laten leiden.

Op basis van deze casus heeft beklaagde op haar handelen gereflecteerd en uitgesproken nooit meer een casus aan te nemen waarbij informatie niet gedeeld kan worden met alle partijen. Desgevraagd heeft beklaagde ter zitting toegelicht dat zij heeft ervaren dat ze ernstig klem zat tussen wat zij moest doen van haar leidinggevende en wat zij eigenlijk had willen doen. Beklaagde wil afsluiten met het aanbieden van haar verontschuldigingen voor het gesprek dat zij in september 2016 heeft gevoerd met klager.

De beoordeling van de klacht

Allereerst wordt door het College vastgesteld dat de meldcode ‘basismodel huiselijk geweld en kindermishandeling’, hierna te noemen: de meldcode, van toepassing is.

Het College is van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van de jeugdprofessional behoort om tijdens het telefonische contact helder te krijgen waar het om gaat en de stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling door te lopen. Het College overweegt dat beklaagde dit heeft nagelaten. Beklaagde had de mentor moeten wijzen op het doorlopen van alle stappen van de meldcode, alvorens de melding aan te mogen nemen. Het was de taak van de mentor om op basis van stap 1 van de meldcode de signalen duidelijk in kaart te brengen.

Beklaagde heeft vervolgens een CIT traject in gang gezet op basis van de informatie van de mentor zonder dat klager op de hoogte is gesteld van het telefonisch contact met de mentor. Ook heeft beklaagde nagelaten om eerst nader onderzoek te verrichten naar de situatie van [minderjarige]. Het had naar het oordeel van het College gelet op de wijze waarop de melding is gedaan voor beklaagde volstrekt duidelijk moeten zijn dat nader onderzoek vereist was. Beklaagde heeft in strijd gehandeld met artikel D, artikel G en artikel K van de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker door niet in lijn te handelen met de geldende meldcode.

De klacht is gegrond.

Nu de klacht gegrond is moet het College zich een oordeel vormen over het opleggen van een maatregel. Bij het opleggen van een maatregel neemt het College onder andere in acht wat de gevolgen van het handelen zijn geweest, en of beklaagde gereflecteerd heeft op haar gedrag. Het College overweegt met betrekking tot het opleggen van een maatregel dat beklaagde haar fout inziet, deze ook heeft toegegeven en haar verontschuldiging heeft aangeboden aan klager. Gelet op de ernst van de schending en de gevolgen daarvan voor klager, acht het College het opleggen van een maatregel wel noodzakelijk. Gelet op de persoonlijke omstandigheden én het feit dat beklaagde haar fout heeft ingezien acht het College een waarschuwing in dit geval passend.

4 De beslissing

Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
– verklaart de klacht gegrond;
– legt aan beklaagde op een waarschuwing.

Aldus gedaan door het College van Toezicht en op 8 maart 2018 aan partijen toegezonden.

mevrouw mr. E.M. Jacquemijns                 mevrouw mr. S.M.C. van Papenrecht
voorzitter                                                          secretaris