College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 18.017Tc

Klacht tegen een jeugdprofessional in de hoedanigheid van teammanager bij de uitvoering van een ondertoezichtstelling.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. M. Fiege, voorzitter,
de heer M.M. Last, lid-beroepsgenoot,
de heer E.A.J. Ouwerkerk, lid-beroepsgenoot,

over de door:

[klager], hierna te noemen: klager, wonende te [woonplaats],

ingediende klacht tegen:

[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als teammanager bij [Gecertificeerde instelling], hierna te noemen: [GI].

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. N. Jacobs.

Klager wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw mr. M.M. van Wijk, advocaat, werkzaam te Honselersdijk.

Beklaagde wordt in deze zaak bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.J.I. Assink, advocaat, werkzaam als advocaat te Rijswijk.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Het College heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met twee bijlagen ontvangen op 30 januari 2018, en de aanvullingen hierop ontvangen op 27 februari, 28 februari, 13 maart, 5 april, 18 mei en 6 juni 2018;

– het verweerschrift ontvangen op 3 mei 2018 met 37 bijlagen en het aanvullende verweer met zeven bijlagen ontvangen op 15 juni 2018;

– de pleitnotities van de gemachtigden.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018 in aanwezigheid van klager, beklaagde en de hiervoor genoemde gemachtigden. Als toehoorder van de zijde van beklaagde is tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aanwezig geweest [toehoorder].

1.3

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over zes weken zal worden verstuurd.

2 De feiten

Op grond van de stukken en van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:

2.1

Klager is vader van dochter [naam], geboren in 2007, hierna aan te duiden als: de jeugdige. Hij heeft samen met de moeder het gezag over de jeugdige.

2.2

De jeugdige is per 23 november 2016 onder voorlopig toezicht (VOTS) van [GI] gesteld. Aansluitend is een onder toezichtstelling (OTS) uitgesproken, die na verlengingen tot 22 februari 2019 voortduurt.

2.3

Naar aanleiding van telefonisch contact op initiatief van klager begin juni 2017, heeft beklaagde klager uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek op 23 juni 2017. Klager heeft op 5 juli 2017 een verslag van dit gesprek ontvangen. Klager heeft op 7 augustus 2017 een aanvulling op het verslag gestuurd. Op 7 september 2017 heeft beklaagde aan klager bericht dat de aanvulling aan het verslag wordt toegevoegd.

2.4

Beklaagde is ten tijde van de OTS van de jeugdige en tot op heden werkzaam als teammanager bij [GI].

2.5

Beklaagde is sinds [datum] 2014 geregistreerd bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ.

3 De beoordeling van het niet ontvankelijkheidsverweer en van de klachtonderdelen

3.1

Het College overweegt als volgt.

3.1.1

Beklaagde voert een niet ontvankelijkheidsverweer en onderbouwt dit als volgt.

3.1.2

Beklaagde is als teammanager werkzaam bij [GI]. Voor de uitoefening van deze functie is inschrijving in het Kwaliteitsregister Jeugd niet noodzakelijk. Beklaagde verricht geen werkzaamheden in de hoedanigheid van jeugdzorgwerker en is niet functioneel of anderszins betrokken bij de inhoudelijke invulling van de OTS van de jeugdige en bij het gevoerde beleid van de gezinsvoogden bij de uitvoering van de OTS. Beklaagde heeft als teamleider een faciliterende rol en is over die rol jegens beklaagde altijd helder geweest. Klager heeft beklaagde in die hoedanigheid ook aangesproken.
Beklaagde is van mening, nu hij niet heeft gehandeld in hoedanigheid van jeugdprofessional en voorts materieel ook geen jeugdprofessional is als bedoeld in het Tuchtreglement, dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klachten over beklaagde.

3.1.3

Het College stelt vast dat de door klager geuite klachten betrekking hebben op beklaagde in zijn hoedanigheid als teammanager.

Het College overweegt, onder verwijzing naar hetgeen het College van Beroep heeft overwogen in zaak 16.004B in overweging 2.8, dat een jeugdprofessional die werkzaam is als teammanager in beginsel niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Dit kan onder bijzondere omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld als er is gehandeld in strijd met de professionele standaard en dit handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele cliënt. Per klachtonderdeel zal het College toetsen of dit het geval is.

3.2 Klachtonderdeel I

Klager verwijt beklaagde het volgende.

3.2.1

Beklaagde heeft op 23 juni 2017 met klager en met beklaagde in de zaak 18.017Ta een gesprek gevoerd, gericht op bemiddeling tussen beklaagde in de zaak 18.017Ta en klager. Klager heeft in dit gesprek om een andere gezinsvoogd gevraagd. Hij heeft dit opnieuw gevraagd op 4 augustus 2017 in zijn aanvulling van het verslag van het gesprek van 23 juni 2017.

Beklaagde heeft in het gesprek van 23 juni 2017 toegezegd met een inhoudelijke reactie te komen. Dit is echter niet gebeurd en met de klachten van klager heeft beklaagde ook niets gedaan.

Aldus handelend heeft beklaagde artikel B van de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker (‘de Beroepscode’) geschonden.

3.2.2

Het College stelt vast dat de klacht in dit onderdeel ziet op handelen van beklaagde in zijn hoedanigheid van teammanager. Het College heeft in dat wat klager ter onderbouwing van zijn verwijt in dit klachtonderdeel aanvoert geen feiten of omstandigheden gevonden die een afwijking van het beginsel dat een teammanager niet tuchtrechtelijk aansprakelijk is, rechtvaardigen.

3.2.3

Het College oordeelt dat klager in dit klachtonderdeel om die reden niet ontvankelijk is.

3.3 Klachtonderdeel II

3.3.1

Beklaagde schiet tekort door in zijn hoedanigheid van teammanager na te laten te onderzoeken waar het probleem werkelijk zit.

3.3.2

Het College stelt vast dat klager zijn stelling dat beklaagde tekort schiet door in zijn hoedanigheid van teammanager na te laten te onderzoeken waar het probleem werkelijk zit, niet heeft onderbouwd. Het College ziet in de stukken en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen feiten of omstandigheden die een afwijking van het beginsel dat een teammanager niet tuchtrechtelijk aansprakelijk is, rechtvaardigen.

3.3.3

Het College oordeelt dat klager in dit klachtonderdeel om die reden niet ontvankelijk is.

3.4 Klachtonderdeel III

3.4.1

Beklaagde mist mediation vaardigheden of is niet bereid geweest deze ten behoeve van de communicatie tussen klager en de moeder in te zetten noch om een ander met dergelijke vaardigheden in te zetten. Door aldus te handelen heeft beklaagde in strijd met artikel B van de Beroepscode gehandeld.

3.4.2

Het College stelt vast dat klager zijn stelling dat beklaagde tekort schiet omdat hij geen mediation vaardigheden bezit en niet bereid is geweest om een ander met dergelijke vaardigheden in te zetten, niet heeft onderbouwd. Het College ziet in de stukken en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen feiten of omstandigheden die afwijking van het beginsel dat een teammanager niet tuchtrechtelijk aansprakelijk is, rechtvaardigen.

3.4.3

Het College oordeelt dat klager in dit klachtonderdeel om die reden niet ontvankelijk is.

3.5

Klachtonderdeel IV

3.5.1

Op 19 december 2017 heeft beklaagde in de zaak 18.017Ta klager niet toegestaan om met zijn rechtshulpverlener gehoord te worden, terwijl een extreme maatregel dreigde te worden opgelegd. Het had op de weg van beklaagde in de onderhavige zaak gelegen om hier corrigerend op te treden, bijvoorbeeld in een teamvergadering. Door aldus te handelen heeft beklaagde artikel H van de Beroepscode geschonden.

3.5.2

Het College stelt vast dat beklaagde zijn stelling dat klager is tekort geschoten door na te laten corrigerend op te treden tegen beklaagde in de zaak 18.017Ta toen zij klager niet toestond om met zijn rechtshulpverlener te worden gehoord, niet heeft onderbouwd. Het College ziet in de stukken en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen feiten of omstandigheden die afwijking van het beginsel dat een teammanager niet tuchtrechtelijk aansprakelijk is, rechtvaardigen.

3.5.3

Het College oordeelt dat klager in dit klachtonderdeel om die reden niet ontvankelijk is.

4 De beslissing

Dit alles overwegende komt het College tot de volgende beslissing:

verklaart klager in alle klachtonderdelen niet ontvankelijk.

Aldus gedaan door het College en aan partijen toegezonden op 11 oktober 2018.

mevrouw mr. M. Fiege
voorzitter

mevrouw mr. N. Jacobs
secretaris