Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
De heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter;
Mevrouw mr. C.M.H.M. van Lent, lid-jurist;
Mevrouw F.A. Leeflang, lid-beroepsgenoot;
Mevrouw M. Bijnoe, lid-beroepsgenoot;
Mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. J.I. Heuvelhorst.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[Klager], hierna te noemen: klager, wonende te [woonplaats], ingediende klacht tegen:
[Beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als maatschappelijk werker bij [Veilig Thuis].
Beklaagde wordt in deze zaak bijgestaan door haar gemachtigde de heer [naam gemachtigde], teamleider, werkzaam bij [Veilig Thuis].
1 Het verloop van de procedure
1.1
Het College heeft kennis genomen van:
– het klaagschrift van 11 november 2016, met bijlagen;
– het verweerschrift van 25 januari 2017, met bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 13 april 2017 in aanwezigheid van klager, beklaagde en de gemachtigde van beklaagde.
1.3
Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over acht weken zal volgen.
2 De feiten
Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:
2.1
Klager is grootvader moederszijde van de minderjarige kinderen, een tweeling: [kind 1] en [kind 2], beiden geboren op [geboortedatum] 2016, hierna: de kinderen.
2.2
Klager heeft op 15 februari 2016 telefonisch contact opgenomen met [Veilig Thuis] met zorgen over zijn meerderjarige dochter, die op dat moment zwanger was van de kinderen. De dochter heeft een verstandelijke beperking en woonde toentertijd in een instelling van [zorgaanbieder]. De vader van de kinderen is de heer [geslachtsnaam].
Na dit telefoongesprek heeft klager een email gestuurd aan [Veilig Thuis] waarin hij aangeeft dat hij een melding wil doen over de zorgen die hij diezelfde dag telefonisch heeft besproken met [Veilig Thuis].
[Veilig Thuis] heeft vervolgens in de periode van 16 februari 2016 tot 17 mei 2016 onderzoek verricht. Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek is hulpverlening ingezet.
2.3
Op 6 september 2016 is [Veilig Thuis] een tweede onderzoek gestart naar aanleiding van contact tussen [Veilig Thuis] en het ziekenhuis, alwaar de kinderen toen nog verbleven. [Veilig Thuis] concludeerde in het tweede onderzoek dat de kinderen nog niet mee naar huis konden met de ouders omdat zij niet voldoende in staat waren aan te sluiten bij wat de kinderen nodig hebben.
2.4
De kinderen zijn vervolgens vanuit het ziekenhuis geplaatst in een pleeggezin, aanvankelijk met instemming van ouders en nadien in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel.
2.5
Klager heeft een klacht ingediend bij de klachtcommissie [Veilig Thuis]. De klachtcommissie heeft op 3 mei 2016 uitspraak gedaan, en de klachten deels niet gegrond verklaard en zich deels onthouden van een oordeel.
2.6
Beklaagde is werkzaam als maatschappelijk werker bij [Veilig Thuis] en heeft de triage naar aanleiding van de melding van klager op 15 februari 2016 verricht.
2.7
Beklaagde is geregistreerd bij SKJ sinds [datum] 2013.
3 De klacht
3.1
Samengevat en zakelijk weergegeven, verwijt klager beklaagde het volgende:
I
Beklaagde heeft een rapport gemaakt dat onjuist is en niet strookt met de waarheid.
Toelichting:
Klager geeft aan dat hij op 15 februari 2016 een melding deed, waarna al op 16 februari 2016 het casusformulier gereed was; reeds om die reden is het rapport onjuist. Dat wat in het dossier is opgenomen, heeft klager nooit zo gezegd.
II
Beklaagde heeft de situatie niet goed onderzocht.
Toelichting:
Klager meent dat er in het kader van de triage al meer met hem had moeten worden gecommuniceerd en teruggekoppeld: het traject had dan een andere uitkomst gehad.
Klager geeft aan dat zijn dochter en haar vriend nu met de kinderen in een moeder kind project in Hengelo verblijven en dat zij het zo goed doen zij daar binnen een half jaar weg kunnen. Dit is veel sneller dan aanvankelijk ingeschat door het moeder kind huis op grond van de rapportage van [Veilig Thuis]. De rapportage van [Veilig Thuis] heeft volgens klager onnodig ingrijpende gevolgen gehad. Er was sprake van een domino-effect.
III
Beklaagde heeft het er, hoewel dat uitdrukkelijk niet de bedoeling was van klager die slechts beoogde de noodzakelijke hulp voor zijn dochter en haar gezin te organiseren, middels haar rapport toe geleid dat de kinderen uit huis geplaatst werden.
Toelichting:
De insteek van klager was ervoor zorg te dragen dat zijn dochter samen met haar vriend zodanig intensieve begeleiding zouden krijgen, dat zij na de geboorte van de kinderen samen voor hen zouden kunnen zorgen. Als vader stond hij in nauw contact met zijn dochter en weet hij wat zij wil en nodig heeft. Hij nam contact op met [Veilig Thuis] omdat de tot dan toe betrokken hulpverlening wel een mening had over de situatie en dreigde met uithuisplaatsing van de kinderen, maar geen actie ondernam ten behoeve van de noodzakelijke langdurige begeleiding. Klager wilde een melding van [zorgaanbieder] bij [Veilig Thuis] op onjuiste gronden voor zijn en beoogde met zijn melding dat verder met zijn dochter samen zou worden bezien welke hulp zij nodig had om samen met haar vriend voor de kinderen te zorgen.
3.2
Voor zover nodig wordt hierop bij de beoordeling van de klachtonderdelen verder ingegaan.
4 Het verweer
4.1
Beklaagde herkent zich niet in de klachten. Zij voert samengevat en zakelijk weergegeven het volgende aan:
I en II
De melding die door klager per e-mail naar [Veilig Thuis] is gezonden, is in zijn geheel in het dossier opgenomen, waarbij klager als melder is aangemerkt. Een samenvatting van de door klager gemelde zorgen is in het casusformulier opgenomen, evenals de informatie uit een later telefoongesprek met klager. Vervolgens is de melding intercollegiaal beoordeeld (triage). In het kader van deze beoordeling vindt een veiligheidsinschatting alsmede gevaartaxatie plaats en wordt gekomen tot een conclusie en een besluit, een en ander op basis van de risicofactoren en beschermende factoren uit de informatie in de melding en aan de hand van relevante informatie uit eerdere dossiers bij [Veilig Thuis]. De conclusie van de triage in de onderhavige casus was dat onderzoek gedaan zou moeten worden.
[Veilig Thuis] pleegt in het kader van het onderzoek gesprekken met ouders en indien mogelijk met kinderen te voeren, en daarnaast worden diverse andere informatiebronnen geraadpleegd. Vervolgens wordt deze informatie geanalyseerd en wordt in overleg met ouders de nodige hulpverlening ingezet. In dit geval waren de informatiebronnen tijdens het onderzoek [zorgaanbieder] (de instelling die de aanstaande moeder begeleidde), de huisarts en het ziekenhuis.
In casu heeft de uitkomst van het eerste onderzoek geleid tot het inzetten van hulpverlening, te weten ambulante hulp en begeleide huisvesting vanuit [zorgaanbieder] voor moeder. Uitgangspunt was dat de toekomstige moeder over voldoende vaardigheden zou kunnen beschikken om voor de kinderen te kunnen zorgen. [Veilig Thuis] vond dat een 24 uurs setting nodig was.
Het tweede onderzoek is gestart toen uit het contact van [Veilig Thuis] met het ziekenhuis bleek dat er twijfels waren over de zorg die ouders zouden kunnen bieden aan hun kinderen, bovendien was er onduidelijkheid over de beschikbaarheid van 24 uurs begeleide opvang. [Veilig Thuis] is toen op grond van de onderzoeksgegevens, op basis van meerdere informatiebronnen, waaronder observaties vanuit het ziekenhuis tot de conclusie gekomen dat de kinderen niet meer thuis bij moeder zouden kunnen wonen.
Beklaagde benadrukt dat zij slechts betrokken is geweest bij de triage naar aanleiding van de melding van klager, en dat de onderzoeken van [Veilig Thuis] zijn verricht door andere collega’s, zoals te doen gebruikelijk. Beklaagde wijst erop dat het bij de triage slechts gaat om een inschatting, en dat het dus geen onderzoek is, de inschatting was dat er een onderzoek door [Veilig Thuis] nodig was.
III
Klager heeft uit oogpunt van zorg een melding gedaan aangaande de situatie van de ongeboren kinderen van zijn dochter. Dit heeft weliswaar geleid tot een onderzoek, maar het resultaat van het onderzoek is gebaseerd op informatie uit vele informatiebronnen en adviezen van betrokken hulpverleners. Bovendien is het tweede onderzoek gestart op initiatief van [Veilig Thuis]. Het is spijtig dat klager vreest dat hij ervan zal worden beschuldigd dat zijn kleinkinderen uit huis geplaatst zijn.
4.2
Voor zover nodig wordt hierop bij de beoordeling van de klachtonderdelen verder ingegaan.
5 De beoordeling van de klachtonderdelen
5.1
Het College wijst allereerst op het volgende:
5.1.1
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
5.1.2
Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
5.2
Het College oordeelt als volgt:
Alvorens separaat in te gaan op de diverse klachtonderdelen overweegt het College dat vast is komen te staan dat beklaagde namens [Veilig Thuis] slechts betrokken is geweest bij de triage naar aanleiding van de melding van klager op 15 februari 2016, en niet bij de onderzoeken van [Veilig Thuis]. Aldus zal het College slechts het beroepsmatig handelen van beklaagde in het kader van de triage beoordelen.
Blijkens het “VNG-model Handelingsprotocol voor het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling “[Veilig Thuis]”” is het doel van triage dat het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) op basis van de inhoud van de melding en op basis van een risicotaxatie tot een besluit komt over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding. Ook wordt een besluit genomen over welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de vervolgstappen. Een van de uitkomsten van de triage, zo staat vermeld in genoemd handelingsprocotol, kan zijn dat het AMHK zelf de verantwoordelijkheid neemt en de melding in onderzoek neemt [(VNG-model Handelingsprotocol voor het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling “[Veilig Thuis]”, p. 19-20)].
Aldus dient naar het oordeel van het College de triagefase los gezien te worden van het onderzoek van [Veilig Thuis].
I
Ten aanzien van de klacht dat beklaagde een rapport heeft gemaakt dat onjuist is en niet strookt met de waarheid, begrijpt het College dat klager doelt op het door klager bijgevoegde casusformulier van 16 februari 2016, zijnde een rapportage van de triage van [Veilig Thuis].
Desgevraagd heeft klager als voorbeelden van dat wat onjuist is vermeld in het casusformulier aangegeven dat in het casusformulier onder “Situatie omschrijving” slechts is vermeld: “Vader geeft aan dat dochter al 2 maal opgenomen is geweest in het [naam ziekenhuis] ziekenhuis. Dit wegens uitdroging.”, zulks terwijl klager in het telefonisch contact met [Veilig Thuis] niet alleen heeft aangegeven dat zijn dochter was opgenomen wegens uitdroging maar ook dat zij zeer adequaat heeft gehandeld door naar aanleiding van haar zwangerschapsmisselijkheid zelf naar het ziekenhuis te gaan en zich te laten opnemen vanwege uitdroging. Aldus is er in de ogen van klager sprake van onvolledigheid.
Gelet op het bovenstaande, is het College van oordeel dat beklaagde weliswaar naar aanleiding van het telefoongesprek met klager, melder, nog meer had kunnen opnemen dan hetgeen zij heeft gedaan, maar dit betekent niet dat wat in het casusformulier staat vermeld niet strookt met de waarheid, zoals klager stelt. Hierbij neemt het College tevens in aanmerking hetgeen overigens uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, het College acht niet aannemelijk dat door het weglaten van de door klager genoemde toevoeging de melding dan wel de beoordeling ervan in een ander daglicht is komen te staan.
Ten aanzien van het tweede punt dat klager desgevraagd heeft genoemd als voorbeeld van wat onjuist is vermeld in het casusformulier, te weten dat op pagina 4 staat als toelichting van de medewerker op de veiligheidsinschatting “Zwangerschap en moederschap van 2 kk is een zware draaglast. Zonder juiste omgeving en begeleiding veel risico’s voor de kinderen aanwezig.”, en dat op pagina 6 hier nog aan wordt toegevoegd: “Zonder juiste omgeving en begeleiding veel risico’s voor de kinderen aanwezig.”, zulks terwijl naar de mening van klager het niet zorgvuldig is om een dergelijke conclusie te trekken als de kinderen nog niet geboren zijn, is het College van oordeel dat het juist de taak van beklaagde is om in het kader van de triage een veiligheidsinschatting te doen om zo te komen tot een besluit over de noodzakelijke vervolgstappen. Het College is gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting is gebleken van oordeel dat beklaagde door bovengenoemde veiligheidsinschatting te doen, hetgeen niet een conclusie is zoals klager stelt, heeft gehandeld als een redelijk bekwame jeugdprofessional.
Ook kan klager zich niet vinden in de passage onder “Situatie omschrijving”: “De hulpverlening is 3 weken geleden ongeveer gestart met de dreigementen richting dochter.” Klager wijst erop dat nu juist zijn punt was, dat er geen hulpverlening was ten behoeve van zijn dochter en haar toen nog ongeboren kinderen. Mede in aanmerking genomen dat klager zowel in zijn toelichting op het klachtformulier van 11 november 2016 als ter zitting heeft aangegeven dat [zorgaanbieder] dreigde met uithuisplaatsing als de dochter niet zou deelnemen aan het moeder-kind project, acht het College niet aannemelijk geworden dat de door klager aangehaalde passage onjuist is dan wel niet strookt met de waarheid.
Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
II
Het College heeft op grond van hetgeen uit de stukken en ter zitting is gebleken de overtuiging bekomen dat beklaagde met de informatie uit de melding en het telefonisch contact met klager, en kennelijke informatie uit eerdere dossiers bij [Veilig Thuis] – zoals ook door klager ter zitting benoemd – op basis van de risicofactoren en beschermende factoren in redelijkheid heeft kunnen komen tot de conclusie in het kader van de triage dat onderzoek zou moeten worden verricht. Het is het College niet gebleken dat beklaagde, die onweersproken heeft verklaard dat zij de triage intercollegiaal, multidisciplinair heeft gedaan, procedureel niet juist zou hebben gehandeld.
Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
III
Het College constateert dat beklaagde in het kader van de triage slechts informatie heeft verzameld, waaronder naast de melding tevens de informatie in de eigen systemen van [Veilig Thuis], en deze heeft geanalyseerd en beoordeeld aan de hand van risicotaxatie, en intercollegiaal heeft geoordeeld dat als vervolgstap een onderzoek door [Veilig Thuis] zou moeten worden uitgevoerd.
Beklaagde is gezien de wettelijke taken van [Veilig Thuis] gehouden om naar aanleiding van een melding de vraag te beoordelen of, en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft. Hierin heeft beklaagde haar eigen professionele verantwoordelijkheid, los van de intentie van de melder. Het College vermag dan ook niet in te zien dat beklaagde hiermee is getreden buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening.
Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
6 De beslissing
Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
– verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gedaan door het College van Toezicht en op 8 juni 2017 aan partijen toegezonden.
De heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter
mevrouw mr. J.I. Heuvelhorst, secretaris