Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
De heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
Mevrouw mr. C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,
Mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,
Mevrouw M.H. Bijnoe, lid-beroepsgenoot,
Mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. A.C. Veerman.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door de heer [klager], hierna te noemen: klager, wonende te [woonplaats], ingediende klacht tegen:
mevrouw [beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als jeugdzorgwerker bij [GI], (locatie: [vestigingsplaats), hierna te noemen: [GI].
1 Het verloop van de procedure
1.1
Het College heeft kennis genomen van:
– het klaagschrift binnengekomen op 28 september 2016, met bijlagen;
– de aanvullingen d.d. 21 oktober 2016, 24 november 2016 en 28 december 2016;
– het verweerschrift van 16 februari 2017.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 13 april 2017 in aanwezigheid van klager en beklaagde.
Beklaagde wordt in deze zaak bijgestaan door mevrouw [naam], werkzaam bij de [GI] te [vestigingsplaats GI].
1.3
Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over acht weken zal volgen.
2 De feiten
Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit:
2.1
Klager is vader van een dochter, [naam dochter], geboren op [geboortedatum] 2009, hierna te noemen: [jeugdige 1].
2.2
Klager en ex-partner, de moeder van [jeugdige 1] zijn uit elkaar. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [jeugdige 1]. Uit een eerdere relatie heeft moeder een dochter [jeugdige 2], geboren op [geboortedatum] 2006. [jeugdige 1] woont bij haar moeder en halfzus.
2.3
B. logeert wekelijks bij klager.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank d.d. [beschikkingsdatum] 2013 is [jeugdige 1] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling (hierna te noemen ots) is telkens verlengd. Beklaagde heeft namens [GI] de ots uitgevoerd van 20 november 2015 tot en met 12 december 2016.
2.5
Op 12 november 2015 heeft [GI] klager een schriftelijke aanwijzing gegeven. Klager dient de hulpverlening te accepteren, toe te laten in de woning, naar gesprekken te komen en mee te werken aan de gestelde doelen die zijn gericht op het creëren van veiligheid voor [jeugdige 1].
2.5
De maatregel van ots is met ingang van 13 december 2016 overgedragen aan een andere jeugdprofessional.
2.6
Op 26 oktober 2015 is een Veiligheidsplan opgesteld waar moeder zich aan dient te houden. Dit plan wordt maandelijks besproken met de ambulant begeleider van moeder, beklaagde en moeder en is ondertekend door beklaagde, moeder en [naam instelling].
2.7
Beklaagde is geregistreerd bij SKJ sinds [datum] 2013.
3 De klacht
Samengevat en zakelijk weergegeven, verwijt klager beklaagde het volgende:
Beklaagde luistert niet naar de zorgen die klager heeft over de thuissituatie van [jeugdige 1] bij moeder. Van november 2015 tot heden zijn verschillende meldingen geweest van school en [GI2] over geweldsdelicten die moeder heeft gepleegd. Daarnaast heeft [jeugdige 1] al geruime tijd luizen. Ook is er een incident geweest waardoor [jeugdige 1] glassplinters in haar arm heeft gekregen.
4 Het verweer
Beklaagde voert samengevat en zakelijk weergegeven het volgende aan:
Ontvankelijkheid:
Beklaagde is van mening dat klager op grond van artikel 7.4 sub c van het Tuchtreglement in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er is geen sprake van duidelijke feiten en gronden waar de klacht op berust en het tijdvak waarin de bedoelde feiten hebben plaatsgevonden is niet aangeduid.
Het klaagschrift is gelijk aan de klachtbrief die klager op 16 augustus 2016 heeft ingediend bij de Klachtencommissie van [GI].
Beklaagde is van mening dat zij klager serieus heeft genomen en hem heeft betrokken bij de begeleiding van [jeugdige 1]. Het is begrijpelijk dat klager zich zorgen maakt nadat incidenten hebben plaatsgevonden. Beklaagde heeft echter veel contact gehad met klager en heeft actie ondernomen nadat klager haar heeft ingelicht over nieuwe gebeurtenissen. Beklaagde heeft haar acties teruggekoppeld naar klager. Klager is het echter niet eens met gemaakte beslissingen en kiest er voor om niet aan te sluiten bij overleggen waarvoor hij is uitgenodigd. Klager is door beklaagde altijd aangespoord om bij de overleggen met moeder, hulpverlening of school aanwezig te zijn. Beklaagde heeft met klager besproken dat zij hem nodig heeft in de samenwerking.
De school van [jeugdige 1] heeft contact opgenomen met klager vanwege het gedrag van [jeugdige 1]. Op 8 juni 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden bij zorgaanbieder [naam instelling]. Beklaagde is elke twee weken bij moeder en [jeugdige 1] op bezoek geweest en heeft over het gedrag van [jeugdige 1] gesproken. Beklaagde is zich bewust van de risico’s met betrekking tot de veiligheid van [jeugdige 1] en maakt steeds een risicotaxatie als dat nodig is. Deze wordt zowel intern als met moeder besproken.
Moeder heeft er alles aan gedaan om het probleem met de hoofdluis op te lossen.
[jeugdige 1] heeft glassplinters in haar arm gekregen na een bedreiging van een ex-vriend van moeder in oktober 2015. De politie en [GI2] zijn ingeschakeld en beklaagde is door hen ingelicht. Met alle betrokkenen is een veiligheidsplan opgesteld. Klager is hierover geïnformeerd door beklaagde en moeder.
5 De beoordeling van de klachtonderdelen
Ontvankelijkheid
Beklaagde heeft in eerste aanleg betoogd, dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht nu de feiten en gronden waar de klacht op berust en het tijdvak waarin de bedoelde feiten hebben plaatsgevonden niet zijn aangeduid.
Het College is van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht nu het formulier voor het indienen van een tuchtklacht over een jeugdprofessional is ingevuld en uit de door klager meegestuurde bijlagen en aanvullingen is gebleken wat de feiten en gronden zijn waar de klacht op berust. Ook is hiermee het tijdvak duidelijk geworden waarin de bedoelde feiten hebben plaatsgevonden. Voorts is tijdens de zitting gebleken dat beklaagde zeer wel in staat is gebleken om een adequate verdediging te voeren waaruit ook afgeleid mag worden dat de klacht concreet is verwoord.
5.1
Het College wijst op het volgende.
5.1.1
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
5.1.2
Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
5.2
Het College oordeelt als volgt.
Klager is van mening dat beklaagde niet naar hem luistert. Beklaagde heeft naar voren gebracht dat klager het niet eens is met de beslissingen die genomen zijn en dat hij ondanks uitnodigingen hiertoe niet op afspraken is verschenen. Uit de contactjournaals is het College voldoende gebleken dat beklaagde met klager in gesprek heeft willen gaan en meerdere malen contact met klager heeft opgenomen. Klager heeft gesprekken echter telkens afgehouden. Klager heeft deze gang van zaken niet weersproken en heeft te kennen gegeven dat hij uit onvrede niet naar de afspraken is gegaan. Nu het klager zelf is die heeft besloten de gesprekken met school, [naam instelling] niet bij te wonen en derhalve op die momenten ook niet zijn mening en zienswijze heeft willen uiten, kan dit niet tot de conclusie leiden dat beklaagde niet naar hem heeft geluisterd.
Het is begrijpelijk dat klager zorgen heeft over het verblijf van [jeugdige 1] bij moeder na verschillende incidenten die hebben plaatsgevonden. Beklaagde heeft het College desgevraagd inzicht gegeven in haar overwegingen om niet over te gaan tot een verzoek tot uithuisplaatsing van [jeugdige 1]. Beklaagde heeft uiteengezet dat de situatie bij moeder niet stabiel is. Na een aantal maanden waarin het thuis goed verloopt, gaat het vervolgens mis. Nu [jeugdige 1] zeer aan moeder is gehecht en een uithuisplaatsing voor haar te belastend zal zijn, heeft beklaagde er vooralsnog voor gekozen om geen machtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen zodat [jeugdige 1] thuis kan blijven wonen met behulp van ambulante hulpverlening. Het College is van oordeel dat beklaagde een heldere en te volgen afweging heeft gemaakt waarbij het belang van [jeugdige 1] voorop is gesteld.
Tenslotte is het College gebleken dat klager beklaagde op de hoogte heeft gesteld van de luizen van [jeugdige 1]. Nu beklaagde contact heeft opgenomen met de huisarts en laatstgenoemde heeft verklaard dat moeder hem heeft bezocht en zij er alles aan doet om de luizen te bestrijden, kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
6 De beslissing
Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
– verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
Aldus gedaan door het College van Toezicht en op 8 juni 2017 aan partijen toegezonden.
de heer mr. A.R.O. Mooy mevrouw mr. A.C. Veerman
voorzitter secretaris