Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. D. J. Markx, voorzitter,
mevrouw drs. S. Pantelić, lid-beroepsgenoot,
heer drs. R. K. de Koning, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. E.C. Abbing.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[Klaagster], hierna te noemen: klaagster, ingediende klacht tegen:
[Beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als psycholoog bij de Raad voor de Kinderbescherming, [locatie], verder te noemen de Raad.
Beklaagde is bijgestaan door haar advocaat mr. H. de Pont.
1 Het verloop van de procedure
1.1 Het College heeft kennis genomen van:
- de klacht van 4 juli 2016, met bijlagen;
- het klaagschrift d.d. 7 juli 2016, met bijlagen;
- een verduidelijking van de klacht d.d. 14 juli 2016;
- het verweerschrift van 22 augustus 2016;
- een brief met bijlage d.d. 21 oktober 2016 van de zijde van beklaagde.
1.2 De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2016 plaatsgevonden in aanwezigheid van beklaagde en haar gemachtigde. Klaagster is, zonder zich te hebben afgemeld, ter zitting niet aanwezig geweest. Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de beslissing uiterlijk over acht weken zal volgen.
2 De feiten
2.1 Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit.
2.2 Klaagster is de moeder (met eenhoofdig gezag) van haar dochter [de dochter], geboren op [datum] 2009. [De dochter] is enig kind en woont bij klaagster. [De dochter] heeft haar vader nooit gekend.
2.3 Vanwege grote zorgen over de ontwikkeling van [de dochter] bij haar school en [de gemeente] (leerplichtambtenaar) is begin maart 2016 door [de gemeente] bij de Raad een verzoek tot onderzoek gedaan.
2.4 Het feitelijk onderzoek is gedaan door [de raadsonderzoeker]. [De raadsonderzoeker] maakt deel uit van een multidisciplinair team (verder: Mdo-team), waartoe ook een gedragsdeskundige, een juridisch deskundige en een teamleider behoren.
2.5 Beklaagde is als gedragsdeskundige betrokken bij het Mdo-team dat het onderzoek naar [de dochter] begeleidt.
2.6 Beklaagde heeft in het Mdo-team een adviserende rol over de methodische en inhoudelijke aspecten van het onderzoek. Beklaagde doet dit aan de hand van de door [de raadsonderzoeker] uitgebrachte verslagen.
2.7 Klaagster heeft gedurende het raadsonderzoek een groot aantal e-mailberichten aan de Raad gestuurd. Deze bestonden onder andere uit een groot aantal [sociale media]-filmpjes waarin klaagster gesprekken voert met [de dochter], diverse correspondentie van klaagster met de school (onder andere inhoudende een klacht) en met de Raad, houdende onvrede met de gang van zaken en het verloop van het onderzoek en een verslag van een door klaagster geconsulteerd Medium.
2.8 Op 23 juni 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, [de raadsonderzoeker] en [een tweede raadsonderzoeker] naar aanleiding van klaagsters voornemen een klacht tegen de Raad in te dienen. In dat gesprek is door [de raadsonderzoeker] gerefereerd aan de bespreking van het nog lopende raadsonderzoek in het Mdo-team.
2.9 Het raadsonderzoek was in september 2016 gereed.
2.10 Beklaagde is bij SKJ geregistreerd vanaf [datum] 2015.
3 De klacht
Klager verwijt beklaagde kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende.
Klachtonderdeel 1
Tijdens de bespreking van 23 juni 2016 (zie 2.8) is klaagster gebleken dat beklaagde volgens [de raadsonderzoeker] uitspraken heeft gedaan over [de dochter] zonder ooit rechtstreeks contact met [de dochter] of klaagster te hebben gehad, zonder onderzoek of onderbouwing en met geheel voorbijgaan aan door klaagster in het kader van het onderzoek ter beschikking gestelde recente deskundigenrapporten over [de dochter]. Die uitspraken betroffen de ontwikkelingsdreiging van [de dochter], de talentontwikkeling van [de dochter], de psychische gezondheid van klaagster, de relatie/interactie tussen de klaagster en [de dochter] en de opvoedingsvaardigheden van klaagster. Allemaal zonder onderzoek en onderbouwing, evenals de door beklaagde gestelde diagnoses.
Klachtonderdeel 2
Beklaagde voldoet niet aan de functievereisten voor gedragsdeskundigen werkzaam voor de Raad. Klaagster heeft vraagtekens over haar titel en over het feit zij niet is ingeschreven bij het NIP en/of geen BIG-registratie voert. Daaruit blijkt dat beklaagde geen GZ-psycholoog is en geen bevoegdheid heeft tot het zelfstandig stellen van diagnoses.
Klachtonderdeel 3
Klaagster wenst dat er een andere gedragsdeskundige dan beklaagde in het Mdo-team wordt aangesteld nu klaagster in het oordeel van beklaagde te veel de melding van de schooldirecteur van [de dochter], met dezelfde culturele achtergrond als beklaagde, terug hoort.
4 Het verweer
Beklaagde voert kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Klachtonderdeel 1
Deze klacht is gebaseerd op mededelingen die door [de raadsonderzoeker] zouden zijn gedaan tijdens het gesprek van 23 juni 2016. [De raadsonderzoeker] ontkent echter dat zij uitlatingen heeft gedaan over beklaagde, zoals door klaagster benoemd. Wel heeft [de raadsonderzoeker] in dat gesprek gezegd dat de gedragsdeskundige de correspondentie en filmpjes heeft bekeken en dat er binnen het Mdo-team zorgen waren. [De raadsonderzoeker] heeft in dat kader klaagster uitgelegd dat bij de Raad gewerkt wordt met multidisciplinaire teams, waarvan een gedragsdeskundige deel uitmaakt. Beklaagde heeft uitdrukkelijk ontkend dat zij diagnose(s) heeft gesteld, zodat [de raadsonderzoeker] in voormeld gesprek die ook niet heeft kunnen benoemen als van haar afkomstig.
Klachtonderdeel 2
Beklaagde is gelet op haar hoedanigheid van psycholoog met kennis, kunde en kunst, wel degelijk bevoegd om bij de Raad als gedragsdeskundige te werken. Beklaagde is geregistreerd als jeugdprofessional in het kwaliteitsregister voor psychologen van SKJ. In de uitgebreide omschrijving van de functie ‘gedragsdeskundige’ bij de Raad is het vereiste van een registratie zoals genoemd door klager, geen dwingend vereiste. Beklaagde wijst er voorts op dat door haar geen diagnoses zijn gesteld, zoals klaagster heeft aangevoerd.
Klachtonderdeel 3
Beklaagde betreurt de insinuatie van klaagster in deze klacht en ontkent dat zij zich (te veel) heeft laten beïnvloeden door bedoeld schoolhoofd.
5 De beoordeling van de klachtonderdelen
Het College wijst allereerst op het volgende.
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm en overweegt het volgende met betrekking tot de afzonderlijke klachtonderdelen.
Klachtonderdeel 1
Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klacht is het vaststaande feit dat klaagster en beklaagde elkaar nooit hebben ontmoet of gesproken en derhalve nooit rechtstreeks contact met elkaar hebben gehad. Klaagster heeft haar klacht over beklaagde uitsluitend gebaseerd op uitspraken die een derde, [de raadsonderzoeker], zou hebben gedaan in het gesprek op 23 juni 2016 naar aanleiding van klaagsters voornemen een klacht tegen de Raad in te dienen. Het raadsonderzoek was toen nog niet afgerond.
De lezingen van partijen over hetgeen [de raadsonderzoeker] toen heeft gezegd over beklaagde(s meningen en/of uitspraken) als lid van het Mdo-team dat het onderzoek van de Raad naar [de dochter] en haar gezinssituatie begeleidt, lopen uiteen. Dat geldt ook voor de context waarin een en ander gezegd zou zijn. Daar komt nog bij dat beklaagde, partij in deze procedure, geen deelnemer aan dat gesprek is geweest. Het College kan derhalve de feiten die klaagster ten grondslag legt aan haar klacht niet vaststellen. In deze omstandigheden kan de klacht niet gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 2
Met betrekking tot dit klachtonderdeel heeft het College geconstateerd dat beklaagde als jeugdpsycholoog is geregistreerd is het register van SKJ vanaf [datum] 2015. Door haar registratie bij SKJ voldoet beklaagde aan de vereisten die volgens de Jeugdwet gesteld worden aan een jeugdprofessional. Op grond van die inschrijving heeft klaagster haar klacht bij het College kunnen indienen. Hetgeen klaagster voor het overige heeft aangevoerd ter toelichting op dit klachtonderdeel kan onbesproken blijven, nu dit de aanstelling en de functieomschrijving van beklaagde als werkneemster van de Raad betreft, hetgeen niet ter beoordeling van het College is. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 3
Deze tuchtklachtprocedure kan niet tot doel hebben wijziging in het Mdo-team te bewerkstelligen. Reeds daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.
6 De beslissing
Het College verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus door het College van Toezicht op 2 januari 2017 aan partijen toegezonden.
mevrouw mr. D. J. Markx
voorzitter
mevrouw mr. E. C. Abbing
secretaris