College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 16.059T

Klacht tegen jeugdzorgwerker over het niet opstellen van een Plan van Aanpak.

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot,
mevrouw L. Veenstra, lid-beroepsgenoot.

Als secretaris ter zitting is opgetreden mevrouw mr. N. Jacobs.

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[klager], hierna te noemen: klager, ingediende klacht tegen

mevrouw [beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam bij [GI], hierna te noemen: [GI].

1 Het verloop van de procedure

Het College heeft kennis genomen van:

− het klaagschrift d.d. 11 mei 2016;

− de aanvulling bij het klaagschrift d.d. 19 juni 2016, met bijlagen;

− de aanvulling bij het klaagschrift d.d. 10 augustus 2016, met bijlagen;

− het verweerschrift d.d. 16 september 2016 met bijlagen.

De hoorzitting die zou plaatsvinden op 18 november 2016 is op grond van een besluit van het College daartoe, aangehouden.
De mondelinge behandeling van de klacht heeft alsnog plaatsgevonden op 10 februari 2017, in aanwezigheid van beklaagde en haar gemachtigde, mevrouw mr. J.S.M. Brouwer, Das Rechtsbijstand te Amsterdam.
Klager is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan beklaagde medegedeeld dat de beslissing over uiterlijk acht weken zal volgen.

2 De feiten

Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit.

2.1

Klager is de vader van [jeugdige], geboren op [datum] 2011. Klager en de moeder van [jeugdige] oefenen gezamenlijk het gezag over [jeugdige] uit. [jeugdige] woont bij moeder.

2.2

Tot het gezin van moeder en [jeugdige] behoren ook [jeugdige’s] halfzussen en -broer [zus1], [zus2] en [broer], over wie klager geen gezag heeft.

2.3

[jeugdige] heeft in de periode van 7 november 2014 tot 18 mei 2016 onder toezicht gestaan van [GI].

2.4

Sinds 22 oktober 2015 is beklaagde betrokken als [jeugdbeschermer] bij de halfzussen en

-broers van [jeugdige] Vanaf 19 april 2016 is beklaagde ook de [jeugdbeschermer] van [jeugdige].

3 De klachten

Klager verwijt beklaagde kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende.

3.1

Beklaagde heeft zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken en reageert niet op afspraken of bezwaren.

3.2

Beklaagde handelt zaken rond klachten van klager zelf af in plaats van de klachten- of bezwarencommissie in te schakelen.

3.3

Beklaagde heeft afspraken gemaakt met klager omtrent de aanpassing van het Plan van Aanpak, als gevolg waarvan hij een ingesteld verzoekschrift heeft ingetrokken. Vervolgens heeft beklaagde zich niet aan die afspraken gehouden. Hierdoor heeft beklaagde klager het recht heeft ontnomen om een juridisch oordeel te laten vellen.

3.4

Beklaagde werkt niet volgens de Jeugdwet.

3.5

Beklaagde is gesprekken aangegaan met derden zonder klager van te voren te informeren en zonder de vereiste toestemming van klager.

3.6

Beklaagde heeft structureel verzuimd klager te infomeren over de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

3.7

Beklaagde heeft nagelaten een Plan van Aanpak op te stellen.

4 Het verweer

Beklaagde voert kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende aan.

Met betrekking tot klachtonderdeel 1, 2 en 7
Beklaagde stelt dat er een Plan van Aanpak was, gedateerd 17 september 2015. Beklaagde heeft geprobeerd in om in overleg met klager en moeder te treden, teneinde het Plan van Aanpak aan te passen, zodat het plan een plan van het gezin zou worden. Klager heeft echter stelselmatig het contact met beklaagde afgehouden. Met de advocaat van klager, mr. [naam advocaat], was afgesproken om rechtstreeks met klager te communiceren. De gemachtigde van klager, de heer [naam gemachtigde klager], blokkeerde deze afspraak, waardoor het voor beklaagde niet mogelijk is geweest om in gesprek te komen met klager en moeder.

Beklaagde heeft klager uitgenodigd voor gesprekken met de gedragswetenschapper en de leidinggevende van [GI]. Ook heeft beklaagde zowel mr. [naam advocaat als de heer [naam gemachtigde klager] uitgenodigd om te komen tot afspraken. Deze gesprekken zijn echter niet van de grond gekomen.

Beklaagde stelt dat zij bij alle stappen steeds en voortdurend heeft geprobeerd om klager te betrekken bij het gezamenlijk op te stellen Plan van Aanpak, echter zonder resultaat. Bij alle stappen heeft beklaagde overleg gehad met de gedragswetenschapper en haar leidinggevende. Ook heeft beklaagde klager uitgenodigd voor een gesprek met de gedragswetenschapper of leidinggevende om klachten bespreekbaar te maken.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3
Beklaagde stelt dat zij zich niet aan de afspraken – die ertoe geleid hebben dat klager zijn verzoekschrift tot het vaststellen van een schriftelijke aanwijzing heeft ingetrokken – heeft kunnen houden vanwege de onbereikbaarheid van klager. Beklaagde wilde over de gemaakte afspraken, inhoudende het komen tot aanpassing van de Plannen van Aanpak, rechtstreeks met klager communiceren. Klager wilde dit echter niet, maar schoof zijn gemachtigde naar voren. Dit heeft beklaagde belet in het maken van afspraken. Ter onderbouwing van haar stelling dat het haar niet verweten kan worden dat zij onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot afspraken te komen, heeft beklaagde haar contactjournaals als bijlage bij haar verweerschrift overgelegd (productie 2).

Met betrekking tot klachtonderdeel 4
Beklaagde betwist de stelling van klager dat zij niet volgens de Jeugdwet werkt. Dat er geen nieuwe Plannen van Aanpak waren meegezonden bij het verzoek aan de rechtbank tot verlenging van de ondertoezichtstelling, is, als gezegd onder de bespreking van de vorige klachtonderdelen, het gevolg van de niet-bereikbaarheid van klager en zijn gemachtigden.

Met betrekking tot klachtonderdeel 5 en 6
Beklaagde heeft de informatie over [jeugdige], haar ouders en hun omstandigheden vertrouwelijk behandeld. Beklaagde heeft klager uitgelegd dat de gezinsvoogden (beklaagde en een collega) op grond van de Jeugdwet overleg kunnen hebben met derden in het kader van de ondertoezichtstelling. Bij alle te houden gesprekken is klager desalniettemin steeds uitgenodigd en is hem steeds het doel van gesprekken uitgelegd.

5 De beoordeling van de klachtonderdelen

Het College wijst allereerst op het volgende.
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

Het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional wordt getoetst aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

Het College neemt de klachtonderdelen tezamen en overweegt als volgt.

Klager is ouder met gezag van [jeugdige]. Beklaagde heeft van 19 april 2016 tot 18 mei 2016 de ots van [jeugdige] uitgevoerd. Klager heeft op 11 mei 2016 zijn klaagschrift ingediend.
Het College verklaart de klachtonderdelen die betrekking hebben op handelen van beklaagde jegens de halfzusjes en de halfbroer van [jeugdige] niet ontvankelijk nu klager niet in een familierechtelijke betrekking tot deze jeugdigen staat en nu klager evenmin heeft gesteld en evenmin is gebleken dat hij bij dit handelen als belanghebbende door het College dient te worden aangemerkt.
Het College beoordeelt de klachtonderdelen I tot en met VI derhalve als niet ontvankelijk.

Klachtonderdeel VII waarin klager beklaagde verwijt dat er geen Plan van Aanpak voor [jeugdige] tot stand is gekomen verklaart het College ontvankelijk enkel voor zover dit verwijt ziet op handelen van beklaagde in de periode van 19 april tot 18 mei 2016 met betrekking tot [jeugdige].

Het College overweegt als volgt.

Klager verwijt beklaagde zonder nadere onderbouwing dat er geen Plan van Aanpak tot stand is gekomen. Wat er zij van de stelling van klager, voert het te ver om beklaagde 22 dagen na haar aanstelling te verwijten dat er geen Plan van Aanpak tot stand is gekomen.
Klachtonderdeel VII beoordeelt het College derhalve als ongegrond.

6 Beslissing

Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
Het College van Toezicht:

– verklaart de klachtonderdelen I tot en met VI niet ontvankelijk;

– verklaart klachtonderdeel VII ongegrond.

Aldus gedaan op 7 april 2017 en op dezelfde datum door het College van Toezicht aan partijen toegezonden.

mr. A.R.O. Mooy, voorzitter
mevrouw mr. N. Jacobs, secretaris