Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
De heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
Mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot,
De heer E. Ouwerkerk, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. A.C. Veerman
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[klager], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: klager, ingediende klacht tegen:
[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam bij [gecertificeerde instelling] regio [regio], hierna te noemen: de GI.
1 Het verloop van de procedure
Het College heeft kennis genomen van:
-het klaagschrift d.d. 12 mei 2016 met bijlagen;
-het verweerschrift d.d. 22 juni 2016 met bijlagen;
-de reactie van klager op het verweerschrift d.d. 30 augustus 2016.
De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 15 september 2016 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde.
Beklaagde werd bijgestaan door mr. E.C. de Jong.
Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over uiterlijk acht weken zal volgen.
2 De feiten
Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit.
2.a
Klager is vader van drie zonen, [oudste zoon] (geboren op [datum] 2004), [middelste zoon] (geboren op [datum] 2006) en [jongste zoon] (geboren op [datum] 2009). De relatie tussen klager en zijn ex-partner (hierna te noemen: moeder) is beëindigd. [oudste zoon], [middelste zoon] en [jongste zoon] (hierna te noemen: de kinderen) hebben sindsdien bij moeder gewoond. Vader is tot 23 juni 2016 samen met moeder belast met het ouderlijk gezag. Bij beschikking van de rechtbank d.d. 23 juni 2016 is het gezamenlijk gezag voor de periode van een jaar geschorst. De verstandhouding tussen klager en moeder is niet goed.
2.b
De kinderen zijn bij beschikking d.d. 23 september 2011 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling (hierna te noemen: ots) is telkenmale verlengd.
2.c
Beklaagde heeft vanaf 2015 tot februari 2016 samen met een collega de ots namens de GI uitgevoerd. Inmiddels is beklaagde niet meer werkzaam bij de GI.
2.d
Op 18 juli 2012 is bij rechterlijke beschikking een zorgregeling vastgesteld. Deze zorgregeling is bij rechterlijke beschikking van 6 mei 2015 gewijzigd.
2.e
De GI heeft op 3 juli 2015 aan klager een schriftelijke aanwijzing gegeven over de zorgverdeling tijdens de zomervakantie. Klager heeft de rechtbank verzocht om deze schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. Beklaagde is van 13 juli tot en met 10 augustus 2015 wegens vakantie afwezig geweest. Het verzoek van klager is behandeld op 23 juli 2015. De rechtbank heeft de schriftelijke aanwijzing in stand gelaten.
2.f
Op 24 juli 2015 heeft klager na kantoortijd de crisisdienst van de GI gebeld. In het telefoongesprek heeft klager onder meer gezegd geen geld voor eten te hebben.
2.g
Klager heeft op 28 juli 2015 een e-mail naar de GI verstuurd. In deze e-mail heeft klager gemeld dat hij niet in de gelegenheid is geweest om te voorzien in de basale behoeften van de kinderen. Ook hebben de kinderen naar de mening van klager stress van de situatie ondervonden. De GI heeft telefonisch contact met klager opgenomen. Na intern overleg hebben een gedragswetenschapper en een jeugdzorgwerker klager bezocht om inkopen te doen en met de kinderen te kunnen spreken.
De gedragswetenschapper en gezinsvoogd hebben klager telefonisch op de hoogte gesteld en hebben niemand thuis aangetroffen.
De GI heeft op dezelfde dag, 28 juli 2015 het verblijf van de kinderen bij klager gestopt. De kinderen zijn bij klager weggehaald en naar moeder gebracht.
2.h
Op 30 juli 2015 heeft de GI klager een schriftelijke aanwijzing gegeven. Klager heeft met onmiddellijke ingang geen contact met de kinderen mogen opnemen. De omgang tussen klager en de kinderen heeft onder begeleiding plaatsgevonden op een door de GI gemaakte afspraak en op kantoor van de GI. Daarnaast heeft de GI de rechtbank met spoed verzocht om een wijziging van de zorg -en opvoedingstaken.
2.i
Op 10 augustus 2015 heeft klager de rechtbank verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 30 juli 2015 vervallen te verklaren.
Op 21 augustus 2015 is het verzoek van de GI van 30 juli 2015 en het verzoek van klager tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 30 juli 2015 door de rechtbank behandeld. De rechtbank heeft bij rechterlijke beschikking d.d. 21 augustus 2015 de Schriftelijke Aanwijzing vervallen verklaard.
De rechtbank heeft bij rechterlijke beschikking d.d. 21 augustus 2015 de zorgregeling tussen klager en de kinderen tijdelijk stopgezet. Bij tussenbeschikking van 3 september 2015 heeft de rechtbank een nieuwe zorgregeling vastgesteld. In deze regeling is in het dictum van de beschikking onder meer opgenomen dat de kinderen op zaterdag 5 september 2015 van 9.00 tot 19.00 uur bij klager zouden zijn. In de overwegingen die in de beschikking worden genoemd, is als ingangsdatum voor de zorgregeling 12 september 2015 genoemd.
2.j
Op 14 augustus 2015 heeft klager met de kinderen begeleide omgang gehad.
2.k
Op 20 augustus 2015 heeft de GI een schriftelijke aanwijzing gegeven. In deze aanwijzing is een begeleide bezoekregeling van klager en de kinderen vastgesteld. Klager heeft op 29 augustus 2015 bij de rechtbank onder meer een verzoek ingediend tot een vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing. De GI heeft deze schriftelijke aanwijzing op 23 september 2015 ingetrokken. De rechter heeft bij beschikking op 15 oktober 2015 geoordeeld dat nu de schriftelijke aanwijzing is ingetrokken, de rechter daarom niet meer op het verzoek hoeft te beslissen.
2.l
Beklaagde is geregistreerd sinds [datum] 2013.
3 De klachten
Klager verwijt beklaagde kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende.
I
Beklaagde heeft de onder 2 sub a genoemde beschikking van de rechter naast zich neergelegd.
II
Beklaagde heeft ten onrechte de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht om onderzoek te verrichten naar één ouder gezag. Na de afwijzing van de Raad heeft beklaagde moeder aangespoord eenhoofdig gezag aan te vragen.
III
Beklaagde heeft geprobeerd de toen geldende rechterlijke beschikking ongedaan te maken door het geven van een schriftelijke aanwijzing op 20 augustus 2015. Deze schriftelijke aanwijzing is vlak voor de zitting ingetrokken.
4 Het verweer
Beklaagde voert kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende aan.
Beklaagde heeft geen bevoegdheden die zij op persoonlijke titel kan uitvoeren. Een schriftelijke aanwijzing kan alleen door een gecertificeerde instelling worden gegeven. De rechtbank kan verzocht worden een dergelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Het is dan ook niet mogelijk om beklaagde voor het geven van een schriftelijke aanwijzing tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. De rechtbank of de klachtencommissie zijn de instanties die een schriftelijke aanwijzing kunnen toetsen.
I
De rechterlijke beschikking d.d. 3 september 2015 is door de GI ontvangen op vrijdagmiddag 4 september 2015. Beklaagde heeft deze vrijdag vrij genomen. Op vrijdag 4 september 2015 heeft overleg plaatsgevonden tussen klager en de GI over de wijze van uitvoering van de beschikking op zaterdag 5 september 2015. De GI heeft de beschikking vanwege praktische redenen niet uitgevoerd. Ten aanzien van de gebeurtenissen op 4 september 2015 kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Beklaagde heeft deze gang van zaken pas op maandag 7 september 2015 vernomen. Beklaagde heeft klager dezelfde dag in een e-mail bericht dat klager contact zou hebben met de kinderen op zaterdag 12 september 2015.
II
Beklaagde heeft het besluit niet in persoon genomen. Het besluit is van de GI en beklaagde heeft het besluit uitgevoerd. Klager heeft in zijn klacht niet toegelicht waarom beklaagde niet aan de uitvoering van het besluit heeft mogen meewerken. Klager heeft daarnaast niet verwezen naar de beroepscode.
Klager heeft naar de mening van beklaagde evenmin toegelicht waarom beklaagde niet met moeder heeft mogen spreken over een verzoek tot het vaststellen van eenhoofdig gezag. Beklaagde heeft grote zorgen over de kinderen gehad. Een onderzoek naar de beëindiging van het gezag van klager heeft beklaagde in het belang van de kinderen geacht.
III
In de schriftelijke aanwijzing d.d. 20 augustus 2015 is de bezoekregeling vastgelegd. Deze aanwijzing is niet onrechtmatig. De beschikking van 3 september 2015 is immers op 20 augustus 2015 nog niet gewezen. De schriftelijke aanwijzing is voorts ingetrokken naar aanleiding van de rechterlijke beschikking d.d. 3 september 2015.
5 De beoordeling van de klachtonderdelen
Het College wijst allereerst op het volgende.
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
Het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional wordt getoetst aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
Het College oordeelt als volgt.
I
De rechterlijke beschikking d.d. 3 september 2015 is door de GI ontvangen op vrijdagmiddag 4 september 2015. Uit de stukken en de mondelinge behandeling bij het College is gebleken dat op vrijdag 4 september 2015 een overleg heeft plaatsgevonden tussen klager en de GI. Het overleg heeft betrekking gehad op de wijze van uitvoering van de eerdere genoemde beschikking op zaterdag 5 september 2015. De GI heeft de beschikking vanwege praktische redenen niet uitgevoerd.
Klager stelt zich op het standpunt dat hij op 4 september 2015 telefonisch contact heeft gehad met beklaagde. Beklaagde heeft verklaard dat zij geen contact heeft opgenomen met klager omdat zij 4 september 2015 een vrije dag heeft opgenomen. Het College kan uit de stukken niet opmaken dat beklaagde betrokken is geweest bij het overleg op 4 september 2015.
Onder deze omstandigheden kan het College niet vaststellen of er contact is geweest tussen klager en beklaagde omdat aan het woord van de een niet meer geloof kan worden gehecht dan aan het woord van de ander. Voor het oordeel of een verweten tuchtrechtelijke gedraging van beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar is, moet eerst worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Nu deze vaststelling ontbreekt kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Uit het dossier blijkt voorts dat beklaagde klager op maandag 7 september 2015 heeft bericht dat klager contact zou hebben met de kinderen op zaterdag 12 september 2015 in plaats van – die inmiddels afgelopen- zaterdag 5 september 2015. Het College overweegt dat beklaagde met deze e-mail een oplossing heeft aangedragen voor de omgang tussen klager en de kinderen. Het klachtonderdeel is ongegrond en wordt afgewezen
II
Uit dossier komt naar voren dat de GI het standpunt heeft ingenomen dat kinderen niet veilig bij vader konden blijven. Er was geen eten, de kinderen hebben stress ondervonden en er zijn zorgen over hun veiligheid geweest. Vervolgens is begeleide omgang vastgesteld. Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk dat beklaagde de mogelijkheid van eenhoofdig gezag met moeder heeft besproken. Het gegeven dat de Raad geen onderzoek naar de mogelijkheid van eenhoofdig gezag heeft verricht, maakt dat niet anders. Door met moeder een gesprek aan te gaan, heeft beklaagde zich niet begeven buiten de kaders van het beroepsmatig handelen. Beklaagde heeft gehandeld in het belang van de kinderen. In dat licht valt beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het klachtonderdeel is ongegrond en wordt verworpen.
III
Nu op 3 september 2015 een rechterlijke beschikking is gewezen waarin een omgangsregeling tussen klager en de kinderen is vastgelegd, acht het College het begrijpelijk dat beklaagde de schriftelijke aanwijzing van 20 augustus 2015 heeft ingetrokken. Het klachtonderdeel is ongegrond.
6 Beslissing
Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
Het College van Toezicht:
– Verklaart klachtonderdelen I, II en III ongegrond waardoor de klacht in al haar onderdelen wordt verworpen.
Aldus gedaan en op 10 november 2016 door het College van Toezicht aan partijen toegezonden.
Mr. A.R.O. Mooy
Voorzitter
Mevrouw mr. A.C. Veerman
Secretaris