Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
De heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
Mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,
Mevrouw L. Veenstra, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden de heer mr. J. Biljard.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
Mevrouw A., wonende te C., hierna te noemen: klaagster, ingediende klacht tegen:
Mevrouw B., hierna te noemen: beklaagde, werkzaam bij Jeugdbescherming […] (hierna te noemen: JB[…]).
1 Het verloop van de procedure
Het College heeft kennis genomen van:
-het klaagschrift d.d. 24 april 2016 en de aanvullingen d.d. 28 april 2016, 22 mei 2016 en 25 mei 2016;
-het verweerschrift d.d. 1 juli 2016 met bijlagen.
De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 16 september 2016 in aanwezigheid van klaagster en beklaagde. Klaagster werd bijgestaan door mevrouw Stemfoort, werkzaam bij juridisch adviesbureau […].
Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de beslissing over uiterlijk acht weken zal volgen.
2 De feiten
Op grond van de stukken en van hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, gaat het College van de volgende feiten uit.
a. Klaagster is de moeder van dochter N. (geboren op [datum] 2001). N. heeft tot en met 30 december 2015 bij klaagster gewoond. Klaagster is belast met het eenhoofdig gezag over N. De relatie tussen klaagster en de vader van N. is beëindigd in 2005. Er is geen contact met de vader van N.
b. Bij klaagster is de diagnose PTSS gesteld. Bij N. is ADD vastgesteld. Bepaalde ontwikkelingstaken verlopen bij N. niet leeftijdsadequaat. N. heeft medicatie en heeft behoefte aan duidelijkheid en structuur.
c. Vanaf 21 augustus 2015 zijn klaagster en N. vanuit de vrijwillige hulpverlening begeleid door […] Sociaal Team.
d. Op 17 december 2015 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) een melding van de gemeente ontvangen over N.
e. Beklaagde is sinds 29 december 2015 betrokken geweest bij klaagster en N.
f. Op 30 december 2015 heeft de Raad een spoedmelding van JB[…] ontvangen.
g. Beklaagde is op 30 december 2015 in de woning van klaagster geweest op het moment dat N. uit huis werd geplaatst.
h. Bij beschikking van 30 december 2015 is N. voorlopig onder toezicht gesteld van JB[…], met ingang van 30 december 2015 tot en met 30 maart 2016.
i. Bij rechterlijke beschikking d.d. 8 januari 2016 is N. uit huis geplaatst en is de machtiging tot uithuisplaatsing (hierna: uhp) van N. verleend tot 30 maart 2016. De rechtbank heeft geoordeeld dat N. gedurende het onderzoek van de Raad niet thuis kan verblijven. De Raad heeft een rapport opgemaakt. Het rapport is op 7 maart 2016 verstuurd aan klager.
j. Bij beschikking van 14 maart 2016 is de ondertoezichtstelling (hierna te noemen: ots) verlengd tot 14 maart 2017 en de machtiging tot uhp tot 30 maart 2016. Het hulpverleningstraject FACT dient in de thuissituatie ingezet te worden voordat N. terug kan keren naar klaagster.
k. N. heeft vanaf 30 december 2015 tot 11 april 2016 verbleven in crisisopvang V. te Z. Vanuit de crisisopvang moet N. 1,5 uur reizen om naar school te kunnen gaan.
l. JB[…] heeft een terugplaatsingstraject in gang gezet. Dit traject zal ongeveer drie maanden in beslag nemen.
m. Beklaagde is geregistreerd sinds [datum] 2014.
3 De klachten
Klager verwijt beklaagde kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende.
A) Beklaagde heeft op 30 december 2015 tijdens de inval in de privéspullen van klaagster gesnuffeld.
B) Beklaagde heeft op 5 januari 2016 gelogen over het ziekenhuisbezoek van N.
C) Beklaagde heeft N. aan haar lot overgelaten en N. in gevaar gebracht.
D) Beklaagde heeft N. in drie maanden tijd slechts drie keer gesproken.
E) Beklaagde heeft de gezondheid van N. en het advies van de huisarts hieromtrent niet serieus genomen.
F) Beklaagde heeft geen oog gehad voor de schoolresultaten en de toekomst van N.
4 Het verweer
Beklaagde voert kort samengevat en zakelijk weergegeven het volgende aan.
A) Beklaagde bestrijdt dat zij in de privéspullen van klaagster heeft gesnuffeld. Beklaagde heeft een inschatting moeten maken van de veiligheid van N., waaronder het screenen van de huiselijke omgeving. Wat tijdens de uithuisplaatsing voor een ieder zichtbaar was, is geobserveerd.
B) Beklaagde heeft niet gelogen over het ziekenhuisbezoek van N. Op 5 januari 2016 zou N. een afspraak hebben in het ziekenhuis, maar dat was kort na de uithuisplaatsing. JB[…] was van mening dat, gelet op het verloop van de uhp, er voor N. mogelijk een onveilige situatie zou ontstaan als zij naar het ziekenhuis zou gaan. Een collega van beklaagde heeft telefonisch overleg gehad met de arts in het ziekenhuis, die aangaf dat het beter zou zijn om de therapie te starten als de situatie wat stabieler is. Beklaagde is vervolgens door haar collega gebeld met de mededeling dat de afspraak niet door ging, waarna beklaagde klaagster heeft gebeld met de mededeling dat JB[…] met het ziekenhuis heeft gesproken en dat de afspraak van N. in het ziekenhuis niet door gaat.
C) Uit het dossier blijkt niet dat N. door het handelen van beklaagde in gevaar is gebracht. Er is altijd zorgvuldig overleg gevoerd met de crisisopvang, de huisarts, de school van N. en klaagster.
Beklaagde stelt dat N. geen gevaar heeft gelopen toen zij, N., in het donker alleen van de metro naar de crisisopvang is gelopen en een keer is verdwaald. N. beschikt over voldoende vaardigheden om alleen naar de crisisopvang te lopen. Toen N. verdwaalde heeft zij telefonisch contact gezocht met klaagster en zij wist daarna de weg.
Beklaagde heeft een eindverslag overgelegd waaruit blijkt dat het N. zelf is die weinig eet. Beklaagde heeft de zorgen van klaagster altijd serieus genomen.
D) Beklaagde heeft meerdere contactmomenten gehad met N. Beklaagde verwijst naar zoals de in het verweerschrift genoemde momenten en de overgelegde bellijst.
E) Beklaagde heeft te allen tijde het belang van N. voorop gesteld. Zij heeft acties uitgevoerd die binnen haar mogelijkheden en verantwoordelijkheden lagen om de gezondheid van N. serieus te nemen en hier geen risico’s in te nemen. Beklaagde heeft op 23 maart 2016 telefonisch toestemming gevraagd aan klaagster om contact op te mogen nemen met de huisarts. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Beklaagde heeft met de huisarts gesproken. De crisisdienst is op 24 maart 2016 door beklaagde geïnformeerd. Klaagster heeft hiervan een cc ontvangen. Beklaagde heeft de door klaagster geuite zorgen tijdens de periode van de uhp wel degelijk serieus genomen. Beklaagde voert aan dat ook secuur is omgegaan met het aanbieden van medicatie aan N., maar dat N. er soms zelf voor heeft gekozen om geen medicatie te nemen. Beklaagde heeft gehandeld op grond van de machtiging tot uhp die de rechtbank heeft afgegeven. Terugplaatsing van N. bij klaagster op basis van argumenten als ziekte en de lange afstand tussen school en de crisisopvang is niet mogelijk.
F) Beklaagde heeft wel degelijk oog gehad voor de schoolresultaten en de toekomst van N.
Er zijn afspraken gemaakt rondom het onderwijs van N. Beklaagde heeft tijdens de uithuisplaatsing, waar nodig, contact onderhouden met school en de crisisopvang. Uit het eindverslag blijkt dat N. serieus bezig is met haar schoolwerk en dat ze bij haar tante huiswerk maakt. Aan N. is meermalen huiswerkbegeleiding aangeboden, maar daarop is zij niet ingegaan.
5 De beoordeling van de klachtonderdelen
5.1
Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional wordt getoetst aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.
5.3
Ten aanzien van klachtonderdeel A overweegt het College het volgende. Beklaagde heeft verklaard dat zij op 30 december 2015 in het kader van de uhp van N. in de woning was van klaagster en bij het screenen van de huiselijke omgeving zag dat er drie laptops naast elkaar open stonden en dat er diverse opvallende geschreven briefjes op de tafel lagen c.q. aan de deur van de huiskamer hingen, welke briefjes zij niet opzettelijk heeft gelezen. Vanuit de voorgeschiedenis was het haar bekend dat klaagster opdrachten aan N. schreef op briefjes.
Het College is van oordeel dat beklaagde afdoende heeft verklaard dat N. ten tijde van de uhp aanvankelijk niet in de woning aanwezig was en dat zij tussen de aankomst van N. in de woning en het verlaten van de woning door beklaagde, niet in lades, kastjes of tassen heeft gekeken en evenmin soortgelijke handelingen heeft verricht. Het College stelt vast dat beklaagde daarna – toen N. inmiddels op telefonisch verzoek van klaagster naar de woning was gekomen – geen aanleiding had om in de privéspullen van klaagster en/of N. te kijken, aangezien beklaagde heeft verklaard dat N. zelf haar spullen heeft gepakt en beklaagde op dat moment de woning al had verlaten. De situatie in de woning werd namelijk grimmiger, klaagster was overstuur en het leek beklaagde daarom beter om de woning te verlaten. De medewerker van de Raad is op dat moment voor ondersteuning achtergebleven. Het College is van oordeel dat dit klachtonderdeel op grond van het vorenstaande ongegrond is.
5.4
Ten aanzien van klachtonderdeel B overweegt het College, dat op basis van het dossier niet is gebleken dat beklaagde over het ziekenhuisbezoek van N. heeft gelogen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.5
Het College is met betrekking tot klachtonderdeel C van oordeel dat de omstandigheid dat men N. alleen heeft laten lopen van de metrohalte naar de crisisopvang, voor zover dit optreden beklaagde al raakt, niet van zodanige aard is dat beklaagde daarmee buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft gehandeld. Wat betreft de overige sub-klachtonderdelen is het College niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat door het handelen van beklaagde N. in gevaar is gebracht. Het klachtonderdeel is ongegrond.
5.6
Klachtonderdeel D moet naar het oordeel van het College ongegrond worden verklaard, aangezien uit het dossier genoegzaam is gebleken dat sprake is geweest van meerdere contacten tussen beklaagde en N.
5.7
Het College is ten aanzien van de klachtonderdelen E en F van oordeel, dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat beklaagde geen oog heeft gehad voor de gezondheid van N. en het advies van de huisarts hieromtrent, de schoolresultaten van N. en de toekomst van N. De enkele mededeling van klaagster is hiervoor onvoldoende. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
5.8
Al met al is het College van oordeel dat het optreden van beklaagde, in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd, binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven en dat zij steeds in het belang van de jeugdige N. heeft gehandeld, zodat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
6 Beslissing
Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende beslissing:
Het College van Toezicht verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gedaan op 16 september 2016 en op 11 november 2016 door het College van Toezicht aan partijen toegezonden.
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter
mr. J. Biljard, secretaris