Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter,
mevrouw M. Grol, lid-beroepsgenoot,
mevrouw N. Baljet, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. N. Jacobs.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
mevrouw A., hierna te noemen: klaagster, ingediende klacht tegen
mevrouw B., hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als [jeugdbeschermer] bij [de gecertificeerde instelling] te [plaats], verder te noemen: [de GI].
Als gemachtigde van beklaagde is opgetreden mr. F.M. de Jong van […].
1 Het verloop van de procedure
1.1
Het College heeft kennis genomen van:
het klaagschrift en bijlagen van 16 maart 2016, ontvangen op 18 maart 2016;
het verweerschrift van 28 april 2016, ontvangen op 2 mei 2016.
1.2
Op 21 oktober 2016 is aan partijen medegedeeld dat het College de klacht op stukken zal afdoen. Partijen hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.
2 De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1
[MINDERJARIGE], verder te noemen [MINDERJARIGE], is geboren op […].
2.2
Sinds 4 mei 2005 staat [MINDERJARIGE]onder toezicht van [de GI].
2.3
De moeder van [MINDERJARIGE]heeft het gezag.
2.4
Toen [MINDERJARIGE]7 à 8 jaar was, is zij als pleegkind terecht gekomen bij de ouders van […].
2.5
Begin 2013 is [MINDERJARIGE]door het [de GI] geplaatst bij [zorgboerderij], een zorgboerderij.
2.6
Sinds enkele jaren logeert [MINDERJARIGE]ongeveer één keer per maand een weekend bij klaagster en brengt zij er een aantal dagen in de zomervakanties door.
2.7
Op 21 januari 2016 heeft klaagster een gesprek gevoerd bij [de GI] over de zorgen van klaagster over het handelen van [zorgboerderij].
2.8
[MINDERJARIGE]is vanaf 25 februari 2016 korte tijd in een crisisinterventie-opvang geplaatst geweest.
2.9
Beklaagde is van september 2007 tot 1 maart 2016 belast geweest met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [MINDERJARIGE]
2.10
Beklaagde is bij SKJ geregistreerd vanaf [datum] 2013.
3 De klachten
3.1
Er is, ondanks alle signalen, gewacht met ingrijpen totdat de situatie op [zorgboerderij] zo uit de hand liep dat er reden was voor aangifte. Naast de signalen van klaagster dat het leven van [MINDERJARIGE]op [zorgboerderij] niet acceptabel is en zelfs voldoet aan de criteria van kindermishandeling, zijn ook de signalen van de ex-pleegmoeder genegeerd.
Volgens klaagster is het slechte gedrag van [MINDERJARIGE]grotendeels het gevolg van de slechte pedagogische omgeving waarin [MINDERJARIGE]in januari 2016 al drie jaar woont.
3.2
[MINDERJARIGE]heeft steeds te horen gekregen dat [zorgboerderij] de enige plek is die haar wilde hebben. Naast het feit dat dit niet waar is, doet het steeds maar weer horen van dit soort zaken afbreuk aan haar zelfvertrouwen.
3.3
[MINDERJARIGE]werd steeds gedwongen om mee te gaan naar de kerk, in ieder geval tot eind januari 2016. Dat past niet bij de eigen beslissingsbevoegdheid van iemand van zestien. Ook het niet van het erf af mogen en het niet mogen ontvangen van vrienden past daar niet bij.
3.4
[MINDERJARIGE]is niet serieus genomen. Ze vindt dat zij niet thuis hoort op [speciaal onderwijs]. Daar is niet adequaat op ingegaan.
3.5
Er zijn forse psychiatrische diagnoses afgegeven over [MINDERJARIGE], zonder dat daar adequaat en recent onderzoek aan ten grondslag ligt. Er zijn alleen twee bezoeken aan […] geweest. Dit heeft ertoe geleid dat [MINDERJARIGE], ondanks de diagnoses, niet of nauwelijks daarvoor is behandeld. Het heeft er ook toe geleid dat [MINDERJARIGE]niet bereid is tot begeleiding op het gebied van haar slechte gedrag en dat zij haar angsten blijft ontkennen.
3.6
[MINDERJARIGE]krijgt al drie jaar geen zak- en kleedgeld. Ook hier is beklaagde in gebreke gebleven. Het is immers een van haar taken als gezinsvoogd ervoor te zorgen dat er genoeg geld bij de ouders van [MINDERJARIGE]vandaan komt om in haar kosten te voorzien.
3.7
In het voorjaar van 2015 is er een rechtszitting geweest over de plaatsing van [MINDERJARIGE]opnieuw is [MINDERJARIGE]er door beklaagde vanaf gepraat daar zelf bij aanwezig te zijn. Dat een [jeugdbeschermer] een pupil zo buiten spel zet, is volgens klaagster niet passend bij de beroepscode van [de jeugdbeschermer].
3.8
Beklaagde heeft het verzoek van [MINDERJARIGE]om een andere [jeugdbeschermer] keer op keer naast zich neergelegd. Dit verzoek heeft [MINDERJARIGE]ook recent weer gedaan.
3.9
Ruim twee weken na het indienen van de klachten over beklaagde bij haar leidinggevende heeft klaagster bericht ontvangen van hem, inhoudende dat hij niet in staat is om de klachten schriftelijk te beantwoorden. Klaagster veronderstelt dat dit komt omdat beklaagde onvoldoende dossier heeft bijgehouden.
4 Het verweer
Primair is beklaagde van mening dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. [MINDERJARIGE]is een meisje van bijna zeventien jaar oud dat normaal begaafd is. Haar toestemming ontbreekt om haar te mogen vertegenwoordigen. Uit de stukken blijkt dat [MINDERJARIGE]zich door klaagster betutteld voelt, waarbij het zelfs de vraag is of [MINDERJARIGE]wel van de klacht kennis heeft genomen. De ondertekening van klaagster als verzekeringsarts suggereert dat zij in die hoedanigheid bij [MINDERJARIGE]betrokken is, maar dat blijkt niet uit de stukken.
Subsidiair wenst beklaagde in te gaan op de klachtonderdelen.
4.1
[MINDERJARIGE]is in 2012 gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis en ADHD. Er zijn regelmatig problemen met haar gedrag op [zorgboerderij]. [zorgboerderij] is sinds 2016 gecertificeerd. Voor zover beklaagde bekend is, zijn er geen klachten over het pedagogisch klimaat aldaar. Er is een escalatie geweest op 18 februari 2016. Dit incident is gemeld door [zorgboerderij] bij de bereikbaarheidsdienst van [de GI]. Daarop is de volgende ochtend contact gezocht door de bureaudienst met [zorgboerderij] Die gaf aan dat de rek eruit was met [MINDERJARIGE]Er is toen door aangeklaagde Spoedeisende Hulp ingezet, waarbij [MINDERJARIGE]op 25 februari 2016 in een crisisopvang werd geplaatst. Beklaagde is het dan ook niet eens dat zij niets met het incident heeft gedaan en is van mening dat het klachtonderdeel ongegrond is.
4.2
Het klopt niet dat [zorgboerderij] de enige optie was voor [MINDERJARIGE]Jeugdhulp heeft haar eerst opgevangen maar stond, vanwege de gedragsproblemen, niet open voor verdere plaatsing en adviseerde een gesloten plaatsing. Na enige oriëntatie door beklaagde, ook in overleg met collega’s, is uiteindelijk de mogelijkheid van plaatsing van [MINDERJARIGE]op een zorgboerderij gezocht. Dat paste ook het beste bij [MINDERJARIGE]omdat zij van dieren houdt. Beklaagde heeft met [MINDERJARIGE]een intakegesprek gevoerd bij [zorgboerderij] en [MINDERJARIGE]was enthousiast. Beklaagde kan klaagster dan ook niet volgen dat [zorgboerderij] de enige plek was die haar wilde hebben.
4.3
Beklaagde herkent zich hier niet in. [MINDERJARIGE]heeft bij beklaagde nimmer aangegeven met tegenzin naar de kerk te gaan. Er is geen sprake van een verplichting door [zorgboerderij] Als [MINDERJARIGE]niet van het erf af mocht, heeft dat te maken met een strafmaatregel. [MINDERJARIGE]wilde zelf geen vrienden ontvangen op [zorgboerderij] Beklaagde acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
4.4
De schoolkeuze van [MINDERJARIGE]wordt niet bepaald door beklaagde. Daarvoor is zij afhankelijk van adviezen. De commissie voor de indicatiestelling die een uitspraak doet over toelating [speciaal] onderwijs, kwam tot de conclusie dat [MINDERJARIGE]voor deze school is geïndiceerd. Van 2012 tot 2015 heeft [MINDERJARIGE] [speciaal onderwijs] onderwijs gevolgd. Dat is met de nodige problemen gepaard gegaan omdat [MINDERJARIGE]niet schoolvaardig is en omdat het haar niet lukt zich te handhaven in de klas, aldus de onderwijsinstelling.
4.5
[MINDERJARIGE]is eerder psychiatrisch onderzocht. Inmiddels is [MINDERJARIGE]bijna 17 jaar oud. Haar instemming is onontbeerlijk om een dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden. Beklaagde heeft getracht bij een GGZ-instelling extra ondersteuning aan te vragen voor [MINDERJARIGE]maar door het gebrek aan motivatie van [MINDERJARIGE]is dit mislukt.
4.6
De bewindvoerder heeft beklaagde verscheidene malen laten weten dat de moeder van [MINDERJARIGE]niet in staat is om in financiële bijdragen voor [MINDERJARIGE]te voorzien. Door beklaagde zijn diverse fondsen aangeschreven waarvan één fonds heeft besloten een deel van de reiskosten naar school te willen betalen. [De GI] heeft het resterende gedeelte van de reiskosten betaald. Voor de schoolboeken heeft beklaagde verscheidene keren gevraagd om de rekening, zodat dit in de eigen organisatie aangekaart kan worden. Beklaagde heeft deze rekening nooit ontvangen.
4.7
Beklaagde herkent zich niet in dit verwijt en adviseert in al haar zaken aan kinderen boven de 12 jaar om naar de zitting van de kinderrechter te gaan. Dit is echter geen verplichting. Kinderen mogen ook een briefje schrijven aan de kinderrechter met hun mening. Beklaagde is van mening dat dit klachtonderdeel derhalve ongegrond verklaard dient te worden.
4.8
Beklaagde heeft hiervan voor het eerst kennis genomen door de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot de gezagsbeëindigende maatregel. Op 28 januari 2016 heeft [MINDERJARIGE]deze wens te willen wisselen van gezinsvoogd ook kenbaar gemaakt aan beklaagde. Vervolgens is dit door beklaagde intern besproken en is er op 1 maart 2016 tot vervanging over gegaan.
4.9
Beklaagde kan klaagster niet volgen hoe zij kan constateren dat het dossier niet op orde zou zijn. Beklaagde is van mening dat dit klachtonderdeel derhalve ongegrond verklaard dient te worden.
Beklaagde komt tot de conclusie dat zij in deze casus professioneel, conform de Beroepscode voor de Jeugdzorgwerker, heeft gehandeld en dat de klachten in zijn geheel primair niet ontvankelijk, en subsidiair ongegrond dienen te worden verklaard.
5 De beoordeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer
5.1
Het College dient allereerst het beroep van beklaagde op niet ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen.
5.2
Het College overweegt daartoe als volgt.
[MINDERJARIGE]is ten tijde van de indiening van de klacht door klaagster bijna 17 jaar oud.
5.3
[MINDERJARIGE]logeert sinds enkele jaren ongeveer één keer per maand een weekend bij klaagster en zij brengt er een aantal dagen in de zomervakanties door.
5.4
Het College overweegt dat klaagster naar de aard van haar relatie met [MINDERJARIGE], nu deze sinds een aantal jaren regelmatig bij klaagster logeert, als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5.5
Het College stelt vast dat klaagster niet aanvoert dat zij in enig op haar zelf betrekking hebbend belang is geschonden door beklaagde.
5.6
Het College stelt vast dat klaagster in het klaagschrift aanvoert dat belangen van [MINDERJARIGE]door het handelen van beklaagde zijn geschonden.
5.7
Het College stelt voorts vast dat klaagster de klacht niet namens of samen met de jeugdige heeft ingediend.
Het College overweegt dat de stukken geen aanwijzingen bevatten op grond waarvan het College moet aannemen dat klaagster namens [MINDERJARIGE]grieven verwoordt.
5.8
Het College beoordeelt daarom de klacht als niet ontvankelijk nu klaagster als belanghebbende geen belangen aanvoert waarin zij zelf zou zijn geschonden en nu evenmin uit de stukken blijkt dat zij namens [MINDERJARIGE]of samen met [MINDERJARIGE]klaagt over het handelen van beklaagde.
5.9
Nu de klacht niet ontvankelijk is, komt het College niet toe aan beoordeling van de klachtonderdelen.
6 Beslissing
Het College van Toezicht verklaart de klacht niet ontvankelijk.
Aldus gedaan op 16 december 2016 in de genoemde samenstelling en verzonden op 16 december 2016.
Mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter
Mevrouw mr. N. Jacobs, secretaris