College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 15.091T

Op grond van de methodiek ‘Complexe echtscheiding’ hebben beide ouders dezelfde positie en mogelijkheden. Beklaagde heeft hiernaar gehandeld en is zodoende binnen de grenzen van behoorlijke beroepsuitoefening gebleven. Deze en de overige klachtonderdelen worden door het College ongegrond verklaard. 

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en geoordeeld in de volgende samenstelling:

mevrouw mr. E.J. Jacquemijns, voorzitter,
mevrouw U. Hammer, lid-beroepsgenoot
mevrouw M. Grol, lid-beroepsgenoot.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. N. Jacobs.

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door

mevrouw A., hierna te noemen: klaagster, ingediende klacht tegen

mevrouw B., hierna te noemen: beklaagde.

1 Het verloop van de procedure

Op 5 januari 2016 ontvangt het College een klachtschrift d.d. 5 januari 2016 dat als aanvulling dient op het klachtschrift d.d. 17 november 2015 dat door het College op 20 januari 2016 werd ontvangen. Op 26 februari 2016 ontvangt het College het verweerschrift d.d. 25 februari 2016.
Het College besluit dat een hoorzitting wenselijk is.
De hoorzitting vindt plaats op 13 juni 2016.

Het College heeft in het raadkameroverleg aansluitend aan de hoorzitting uitspraak gedaan.

2 De ontvankelijkheid van de klacht en de bevoegdheid van het College

Het College stelt vast dat het klachtschrift voldoet aan de vereisten gesteld door art. 7. 1 in samenhang met art. 7.4 van het Tuchtreglement.

Het klachtschrift is derhalve ontvankelijk.

Beklaagde is geregistreerd sinds [datum] 2013.

Het College is derhalve bevoegd om het handelen van beklaagde te beoordelen.

3 De feiten en het verloop van de gebeurtenissen

Klaagster is moeder van twee, ten tijde van deze procedure, minderjarige kinderen, W. [geboortedatum] en R. [geboortedatum]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van [de gecertificeerde instelling] [hierna te noemen: de GI] per 26 mei 2014.
De scheiding van klaagster en de vader van de kinderen is op 27 november 2014 door de rechter uitgesproken.

De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij klaagster. Er is een omgangsregeling vastgesteld voor vader met de kinderen waardoor dezen om het weekend met elkaar omgang hebben.
[de GI] heeft de methodiek ‘Complexe echtscheidingen’ ingezet. Bij deze methodiek worden twee [jeugdbeschermers] ingezet ten behoeve van het gezin, te weten één voor de ouders en één voor de kinderen.
Het doel van de hulpverlening tijdens de ondertoezichtstelling van W. en R. is gericht op het veilig stellen van een leeftijdsadequate ontwikkeling van beiden en een goede omgangsregeling met de vader.
Beklaagde is vanaf half januari 2015 opgetreden als [jeugdbeschermer] voor de ouders.

Op 1 april 2015 heeft beklaagde de rechter verzocht om de onder toezichtstelling (ots) met een jaar te verlengen. De rechter heeft de ots verlengd met zes maanden, tot 26 november 2015, en heeft daarbij overwogen dat de ouders nog hulp nodig hebben bij het maken van afspraken over de zorgregeling en het doen uitvoeren van hulpverlening vanwege de GGz voor W.

4 De klachten

De klachten van klaagster luiden, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt.

4.1

Beklaagde behandelde klaagster niet respectvol. Zij doet kleinerend tegen klaagster, snoert haar de mond en er is geen dialoog.

4.2

Beklaagde handelde niet onpartijdig. Van gesprekken of mails met vader kreeg klaagster niet altijd een afschrift en toen vader een keer een half uur te laat kwam op een gesprek zei beklaagde daar niets van.

4.3

Beklaagde bood niet de juiste hulp en als er om hulp werd gevraagd werd deze niet geboden. Beklaagde regelde bijvoorbeeld de psychische hulp voor W. niet, het verzoek om een nieuw raadsonderzoek te doen werd afgewezen en beklaagde startte ‘Eén gezin, één plan’ niet op.

4.4

Klaagster verzocht meerdere keren om afschriften van de dossiers maar dat werd geweigerd omdat het te duur zou zijn. Er werd verwezen naar de mogelijkheid om de dossiers bij [de GI] in te zien.

4.5

Beklaagde voerde de van belang zijnde feiten niet volledig en niet naar waarheid aan in rapportages en verzoekschriften.

4.6

Beklaagde bemoeide zich met zaken die niet met de kinderen of de ots te maken hadden.

4.7

Beklaagde betrok haar eigen scheidingsproblematiek in de begeleiding van klaagster.

4.8

Beklaagde probeerde zonder toestemming medische informatie in te winnen.

4.9

Beklaagde maakte misbruik van haar macht door te dreigen dat de kinderen zouden worden weggehaald.

4.10

Beklaagde handelde niet naar gemaakte afspraken en aan het niet nakomen van gemaakte afspraken werden geen consequenties verbonden.

4.11

Er is geen vakantieregeling gemaakt terwijl klaagster wel een schriftelijk voorstel bij beklaagde heeft ingediend.

4.12

Beklaagde kondigde aan dat de ots er na 26 november 2015 af zou gaan. Klaagster kreeg vervolgens lange tijd geen verslagen, er kon niets besproken worden en klaagster kreeg geen informatie over hoe het dan verder zou gaan.

4.13

Beklaagde stuurde de eindrapportage naar de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Klaagster heeft vooraf niet kunnen reageren.

4.14

Beklaagde gaf een valse verklaring af en probeerde haar fouten te verdoezelen.

5 Het verweer

Het verweer luidt, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt.

5.1

De wijze van communiceren van klaagster is herhaaldelijk onderwerp van gesprek geweest. Het was voor klaagster moeilijk om zich te beperken tot één onderwerp en om duidelijk te maken waar het haar precies om ging, tot wie zij zich richtte en wat zij vroeg of wilde. Klaagster stuurde wekelijks vele mails, probeerde telefonisch in contact te komen en zij vroeg veel meer spreektijd dan er voor haar beschikbaar was. Dit maakte dat zij in gesprekken begrensd moest worden. Beklaagde begrijpt dat klaagster dit als betuttelend en belemmerend heeft ervaren. Dat is niet de bedoeling en vervelend voor alle partijen omdat het de bedoeling is dat een ieder voldoende aan bod komt en zich gehoord voelt. Beklaagde heeft herhaaldelijk geprobeerd klaagster feedback te geven op haar wijze van communiceren en om uit te leggen waarom zij werd begrensd. Beklaagde meent daarbij naar eer en geweten te hebben gehandeld.

5.2

De methodiek ‘Complexe echtscheiding’ behelst een transparante werkwijze die de ouders dezelfde mogelijkheden en positie biedt. Er is met beide ouders evenveel contact door middel van mailwisseling in c.c. aan elkaar en door maandelijkse oudergesprekken met beide ouders.
Beklaagde heeft rekening gehouden met de fysieke beperkingen van ouders om te reizen door de oudergesprekken te plannen in [plaatsnaam], voorafgaand aan de bezoekregeling van vader met de kinderen. Er is één keer een gesprek geweest in [plaatsnaam 1]. Ouders hebben daarvoor ieder dezelfde afstand moeten reizen.

Beide ouders hebben met enige regelmaat telefonisch contact gezocht met beklaagde met als reden urgentie. Na dergelijk telefonisch contact bleek dat verdere afhandeling per email mogelijk was. Beklaagde heeft de mails zoveel als mogelijk met c.c. verstuurd. Zowel ouders als beklaagde zijn wel eens vergeten om een bericht met c.c. te versturen. Waar dit werd gesignaleerd, is alsnog een bericht verstuurd.

Beklaagde heeft de verschillen in visie tussen beide ouders op de opvoeding gerespecteerd en hen gestimuleerd om deze onderlinge verschillen op een positieve wijze te benutten. Zij heeft hen gestimuleerd om deze verschillen waar nodig in onderling overleg te overbruggen door hen met elkaar in gesprek te laten komen en samen afspraken te laten maken over de opvoeding en de verzorging van de kinderen, de omgangsregeling en de afspraken over de vakantie.

5.3

Door beklaagde is voor W. op 5 juni 2015 bij de GGz onderzoek aangevraagd. Het onderzoek is afgerond in november 2015. Uit informatie van ouders, school van de kinderen, de huisarts en de [jeugdbeschermer van de kinderen] is naar voren gekomen dat er geen grote zorgen zijn over de ontwikkeling van W. en R.

5.4

Het College stelt vast dat beklaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de klacht inhoudende dat klaagster geen afschriften van dossiers ontving en werd gewezen op de mogelijkheid van inzage.

5.5

De [jeugdprofessional] is voor het verkrijgen van informatie betreffende de kinderen afhankelijk van de informatie die hij of zij krijgt van de ouders. De [jeugdprofessional] moet er van uit kunnen gaan dat de informatie die door de ouders wordt gegeven, juist is. Dit is de verantwoordelijkheid van de ouders zelf. Het is voor de [jeugdprofessional] niet mogelijk om alle informatie die de ouders geven op waarheid te toetsen.
Beklaagde heeft geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat de woonsituatie of het opvoedingsklimaat bij een van de ouders onvoldoende veilig zou zijn.

5.6

Onenigheid over de financiële afwikkeling is vaak een bron van spanning tussen de ouders geweest. Op verzoek van beide ouders heeft beklaagde een aantal keren tussen hen bemiddeld om tot afspraken te komen en de spanningen te verminderen.

5.7

Het College stelt vast dat beklaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de klacht inhoudende dat beklaagde eigen scheidingsproblematiek naar voren bracht.

5.8

De [jeugdprofessional]mag om informatie vragen bij de huisarts als dit in het belang van de kinderen is. De huisarts heeft desgevraagd over de kinderen informatie gegeven. De huisarts heeft aangegeven dat een toestemmingsverklaring van klaagster nodig zou zijn in het geval beklaagde over moeder geïnformeerd zou willen worden. Beklaagde heeft aan de huisarts geen informatie over klaagster gevraagd.

5.9

Het is niet waar dat beklaagde zou hebben gedreigd dat de kinderen uit huis zouden worden geplaatst.
Belangrijke besluiten als verlengen of afsluiten van een ots worden in teamverband genomen na intercollegiaal overleg. Beklaagde heeft belangrijke besluiten in dit dossier besproken in het teamoverleg en zij heeft zich daarmee niet schuldig gemaakt aan machtsmisbruik. Het voornemen om de ots in september 2015 niet te verlengen is voorgelegd aan de Raad.

5.10

Volgens klaagster kwam vader de weekendregeling niet na. Klaagster en vader zijn echter samen in het oudergesprek van oktober 2015 overeengekomen dat vader, omdat de kinderen de weekendregeling te belastend vonden, de kinderen voorlopig alleen op woensdagen en om de week zou ophalen. Aan ouders was duidelijk dat zij vervolgens in onderling overleg de omgang weer zouden kunnen uitbreiden. Dit zou echter na de afloop van de ots vallen. Tegen afsluiting van de ots in november 2015 hebben ouders geen bezwaar gemaakt.

5.11

Ouders hebben een tegengesteld plan voor de vakantieregeling ingediend en de onderhandelingen daarover liepen op niets uit. In de wetenschap dat [de GI] de bevoegdheid heeft om met een schriftelijke aanwijzing de regeling vastleggen kozen ouders er toch voor om de vakanties in onderling overleg te regelen.

5.12

Van de oudergesprekken waar beide ouders zijn verschenen, zijn gespreksverslagen gemaakt, met uitzondering van het gesprek van 15 oktober 2015. Er zijn in de maanden juli en augustus geen gesprekken geweest. Het gesprek in september is niet doorgegaan omdat de vader van de kinderen de afspraak niet bevestigde. Voor het eindgesprek van 19 november 2015 zijn beide ouders niet verschenen.

Van de gesprekken van de [jeugdbeschermer voor de kinderen] met de kinderen zijn geen verslagen gemaakt. Als er verslagen zouden worden gemaakt en als deze zouden worden teruggekoppeld aan de ouders, dan zouden de kinderen zich niet in vertrouwen jegens de [jeugdbeschermer voor de kinderen] uitspreken. Klaagster en de vader van de kinderen zijn over deze werkwijze schriftelijk geïnformeerd.
De ouders hebben het plan van aanpak ontvangen, de evaluatie van het plan van aanpak en de afsluitende rapportage.

De [jeugdbeschermer voor de kinderen] en beklaagde hebben aan ouders en aan de school van de kinderen laten weten dat het laatste gesprek in de zomer zou plaatsvinden.

5.13

Beklaagde is van mening dat de hulpverlening op zorgvuldige wijze is afgesloten. De hulpverlening is immers niet onnodig voortgezet en de mogelijkheden van de hulpverlening, te weten de doelen voor de kinderen, zijn behaald. Dit is vastgelegd in de afsluitrapportage.

5.14

Beklaagde veronderstelt dat klaagster doelt op de toetsende rol van de Raad bij het aflopen van een ots. Klaagster stelt dat beklaagde op 6 november 2015 heeft laten weten dat er een verzoek tot verlenging van de ots naar de rechtbank was gestuurd. Dit is onjuist. Wel is juist dat beklaagde de afsluitrapportage te laat aan de Raad heeft voorgelegd voor het uitvoeren van de toetsende taak. De Raad heeft echter voor het einde van de ots kunnen instemmen met het niet verlengen ervan.
Beklaagde heeft haar excuses aan klaagster aangeboden voor de hierover ontstane verwarring en onrust.

6 De beoordeling van de klachtonderdelen

Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professionals aan de algemene tuchtnorm. Het College is niet bevoegd om klachten over het handelen en nalaten van andere personen of van de instelling te toetsen.

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Het College wijst er op dat indien bij een klachtonderdeel de feitelijke gang van zaken in redelijkheid niet kan worden vastgesteld, het College geen inhoudelijk oordeel kan geven, wat tot gevolg zal hebben dat het College het klachtonderdeel niet gegrond zal kunnen verklaren.

Het College vat de klachten als volgt samen en baseert zich op de stukken en op dat wat ter zitting door partijen is verklaard.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.1 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde haar niet respectvol behandelde door haar de mond te snoeren en geen dialoog te bewerkstelligen.

Het College stelt vast dat beklaagde gemotiveerd verweer voert door onder meer het volgende naar voren te brengen.

Klaagster stuurde wekelijks vele mails, probeerde telefonisch in contact te komen en zij vroeg veel meer spreektijd dan er voor haar beschikbaar was. Dit maakte volgens beklaagde dat zij in gesprekken begrensd moest worden. Beklaagde begrijpt dat klaagster dit als betuttelend en belemmerend heeft ervaren. Beklaagde heeft herhaaldelijk geprobeerd klaagster feedback te geven op haar wijze van communiceren en om uit te leggen waarom zij werd begrensd.

Het College acht de feitelijke gang van zaken zoals door beklaagde op dit punt beschreven aannemelijk. Het College overweegt dat beklaagde, door aldus te handelen, binnen de grenzen van behoorlijke beroepsuitoefening is gebleven.

Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.1 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.2 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde niet onpartijdig handelde. Van gesprekken of mails met vader kreeg klaagster niet altijd een afschrift en toen vader een keer een half uur te laat kwam op een gesprek zei beklaagde daar niets van.

Het College stelt vast dat beklaagde gemotiveerd verweer voert door onder meer het volgende naar voren te brengen.
De methodiek ‘Complexe echtscheiding’ behelst een transparante werkwijze die de ouders dezelfde mogelijkheden en positie biedt. Er is met beide ouders evenveel contact door middel van mailwisseling in c.c. aan elkaar en door maandelijkse oudergesprekken met beide ouders.

Beklaagde heeft de verschillen in visie tussen beide ouders op de opvoeding gerespecteerd en hen gestimuleerd om deze onderlinge verschillen op een positieve wijze te benutten. Zij heeft hen gestimuleerd om deze verschillen waar nodig in onderling overleg te overbruggen door hen met elkaar in gesprek te laten komen en samen afspraken te laten maken over de opvoeding en de verzorging van de kinderen, de omgangsregeling en de afspraken over de vakantie.

Zowel ouders als beklaagde zijn wel eens vergeten om een bericht met c.c. te versturen. Waar dit werd gesignaleerd, is alsnog een bericht verstuurd.
Het College acht de feitelijke gang van zaken zoals door beklaagde op dit punt beschreven aannemelijk. Het College overweegt dat beklaagde, door aldus te handelen, binnen de grenzen van behoorlijke beroepsuitoefening is gebleven.

Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.2 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.3 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde niet de juiste hulp bood. Beklaagde regelde bijvoorbeeld de psychische hulp voor W. niet, het verzoek om een nieuw raadsonderzoek te doen werd afgewezen en beklaagde startte ‘Eén gezin, één plan’ niet op.

Het College stelt vast dat beklaagde gemotiveerd verweer voert door onder meer het volgende naar voren te brengen.
Door beklaagde is voor W. op 5 juni 2015 bij de GGz onderzoek aangevraagd. Het onderzoek is afgerond in november 2015. Uit informatie van ouders, school van de kinderen, de huisarts en de [jeugdbeschermer voor de kinderen] is naar voren gekomen dat er geen grote zorgen zijn over de ontwikkeling van W. en R.
Het College acht de feitelijke gang van zaken zoals door beklaagde op dit punt beschreven aannemelijk. Het College overweegt dat beklaagde, door aldus te handelen, binnen de grenzen van behoorlijke beroepsuitoefening is gebleven.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.3 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.4 overweegt het College als volgt.

Klaagster beschrijft dat zij meerdere keren verzocht om afschriften van de dossiers te krijgen maar dat dit werd geweigerd en dat er werd verwezen naar de mogelijkheid om de dossiers bij [de GI] in te zien.
Het College stelt vast dat klaagster in dit onderdeel niet motiveert waarom zij door beklaagde in een belang is geschonden. Evenmin motiveert klaagster op welke wijze beklaagde de professionele standaard op dit punt heeft geschonden.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.4 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.5 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde de van belang zijnde feiten niet volledig en niet naar waarheid aanvoerde in rapportages en verzoekschriften.
Het College stelt vast dat klaagster haar stelling niet onderbouwt.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.5 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.6 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde zich bemoeide met zaken die niet met de kinderen of de ots te maken hadden.
Het College stelt vast dat klaagster haar stelling niet onderbouwt.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.6 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.7 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde haar eigen scheidingsproblematiek betrok in de begeleiding van klaagster.
Het College stelt vast dat klaagster in dit onderdeel niet motiveert waarom zij door beklaagde in een belang is geschonden. Evenmin motiveert klaagster op welke wijze beklaagde de professionele standaard op dit punt heeft geschonden.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.7 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.8 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde zonder toestemming medische informatie probeerde in te winnen.
Het College stelt vast dat klaagster haar stelling niet onderbouwt.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.8 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.9 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde misbruik van haar macht maakte door te dreigen dat de kinderen zouden worden weggehaald.
Het College stelt vast dat klaagster haar klacht niet onderbouwt.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.9 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.10 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde niet naar gemaakte afspraken handelde en aan het niet nakomen van gemaakte afspraken geen consequenties verbond.
Het College stelt vast dat klaagster haar stelling niet onderbouwt.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.10 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.11 overweegt het College als volgt.

Klaagster verwijt beklaagde dat er geen vakantieregeling is gemaakt terwijl klaagster wel een schriftelijk voorstel bij beklaagde heeft ingediend.
Het College stelt vast dat beklaagde gemotiveerd verweer voert door onder meer het volgende naar voren te brengen.
Ouders hebben een tegengesteld plan voor de vakantieregeling ingediend en de onderhandelingen daarover liepen op niets uit. In de wetenschap dat [de GI] de bevoegdheid heeft om met een schriftelijke aanwijzing de regeling vastleggen kozen ouders er toch voor om de vakanties in onderling overleg te regelen.
Het College acht de feitelijke gang van zaken zoals door beklaagde op dit punt beschreven aannemelijk. Het College overweegt dat het verwijt van klaagster geen doel treft.
Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.11 als ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4.12 overweegt het College als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde, nadat zij had aangekondigd dat de ots er na 26 november 2015 af zou gaan, lange tijd geen verslagen maakte. Klaagster stelt dat er niets kon worden besproken en dat zij geen informatie kreeg over hoe het na het eindigen van de ots verder zou gaan.

Het College stelt vast dat beklaagde gemotiveerd verweer voert door onder meer het volgende naar voren te brengen.
Van de oudergesprekken waar beide ouders zijn verschenen, zijn gespreksverslagen gemaakt, met uitzondering van het gesprek van 15 oktober 2015. Er zijn in de maanden juli en augustus geen gesprekken geweest. Het gesprek in september is niet doorgegaan omdat de vader van de kinderen de afspraak niet bevestigde. Voor het eindgesprek van 19 november 2015 zijn beide ouders niet verschenen.
Van de gesprekken van de [jeugdbeschermer voor de kinderen] met de kinderen zijn geen verslagen gemaakt. Er worden geen verslagen gemaakt omdat de kinderen zich in vertrouwen bij de [jeugdbeschermer voor de kinderen] moeten kunnen uitspreken. De ouders zijn schriftelijk over deze werkwijze geïnformeerd.

De [jeugdbeschermer voor de kinderen] en beklaagde hebben aan ouders en aan de school van de kinderen laten weten dat het laatste gesprek in de zomer zou plaatsvinden.
Het College stelt vast dat beklaagde enkel van het gesprek van 15 oktober 2015 geen verslag heeft gemaakt en dat klaagster niet motiveert waarom zij door dit nalaten van beklaagde in een belang is geschonden.
Het College acht de door beklaagde beschreven gang van zaken in september en november aannemelijk en stelt daarom het volgende vast.
Beklaagde heeft zich ingespannen om klaagster en de vader van de kinderen in september en november bijeen te krijgen in een gesprek met beklaagde. Het gesprek in september alsmede het gesprek in november hebben buiten toedoen van beklaagde geen doorgang gevonden.

Het College vindt in het handelen van beklaagde, zoals door klaagster in dit onderdeel wordt gesteld, geen grond voor het verwijt van klaagster dat beklaagde onzorgvuldig heeft gehandeld.

Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.12 als ongegrond.

Het College neemt klachtonderdeel 4.13 en 4.14 tezamen en overweegt als volgt.

Klaagster stelt dat beklaagde de eindrapportage naar de Raad stuurde zonder dat klaagster daarop heeft kunnen reageren, dat beklaagde over de verlenging per 15 november 2015 van de ots valselijk verklaarde en dat zij haar fouten trachtte te verdoezelen.

Het College stelt vast dat klaagster op 13 oktober 2015 de afsluitende rapportage kreeg, dat beklaagde op 15 oktober 2015 een gesprek met klaagster en de vader van de kinderen heeft gevoerd, dat de ouders voor het eindgesprek van 19 november 2015 niet zijn verschenen en dat beklaagde de ouders per email voor een vervangend gesprek heeft uitgenodigd maar dat daarop geen reactie van de ouders is gekomen.

Het College overweegt dat beklaagde mocht menen dat klaagster geen aanvullingen op de rapportage wenste in te dienen, nu zij voor het indienen daarvan vanaf 13 oktober 2015 in de gelegenheid was.

Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.13 als ongegrond.

Het College stelt vast dat beklaagde de afsluitende rapportage te laat bij de Raad indiende, waardoor de Raad te weinig tijd dreigde te hebben om de door [de GI] voorgestelde afsluiting van de ots te toetsen. Om die reden heeft beklaagde, na advies van de Raad en de rechtbank op dit punt, besloten om verlenging van de ots te vragen met drie maanden. Zij heeft de ouders hierover geïnformeerd.

De Raad kon uiteindelijk toch, zonder verlenging van de ots, de afsluiting van de ots toetsen en heeft geconcludeerd dat verlenging van de ots voor het gezin niet nodig is. Beklaagde heeft klaagster en de vader van de kinderen daarvan per email op de hoogte gesteld. Beklaagde heeft voor de verwarring en onrust die zij bij klaagster teweeg heeft gebracht over een eventuele verlenging van de ots op 28 februari 2016 schriftelijk haar excuses aangeboden aan klaagster.

Het College overweegt dat beklaagde heeft uitgelegd hoe zij heeft gehandeld en dat zij daarbij excuses heeft aangeboden. Daarmee is in dit geval het belang van klaagster aan de klacht in dit onderdeel ontvallen.

Het College beoordeelt klachtonderdeel 4.14 als ongegrond.

7 Uitspraak

Dit alles overwegende komt het College van Toezicht tot de volgende uitspraak.

Het College verklaart de klachtonderdelen 4.1 tot en met 4.14 ongegrond.

Aldus gedaan de 13e juni 2016 door het College van Toezicht.
De beslissing is verzonden op 22 juli 2016.

Mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter

Mevrouw mr. N. Jacobs, secretaris