Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mevrouw mr. D.J. Markx, voorzitter,
mr. M.A. Stammes, lid-jurist,
A.R. van Empel, lid-beroepsgenoot,
mevrouw U. Hammer, lid beroepsgenoot,
E.A.J. Ouwerkerk, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. L.N. Tabak.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door
mevrouw A., hierna te noemen: klaagster, ingediende klacht tegen:
mevrouw B., hierna te noemen: beklaagde.
1 Het verloop van de procedure
Bij klaagschrift van 24 september 2015 heeft klaagster bij het College een klacht ingediend over beklaagde, jeugdzorgwerker bij Jeugdbescherming […], hierna te noemen: JB[…]. Op 14 en 15 oktober 2015 heeft het College aanvullingen ontvangen in de vorm van stukken en een geluidsfragment. Op 19 oktober 2015 heeft klager een door de secretaris opgestelde samenvatting van de klacht bevestigd.
Per brief van 30 oktober 2015 is aan beklaagde gevraagd om een verweerschrift in te dienen. Op 2 november 2015 heeft beklaagde haar bezwaar tegen de inbreng van de geluidsopname bekend gemaakt. Bij email van 6 november 2015 heeft het College te kennen gegeven geen aanleiding te zien om het geluidsfragment te weigeren. Op 25 november 2015 heeft het College het verweerschrift van beklaagde ontvangen. Op 8 december 2015 heeft het College twee aanvullingen van klager ontvangen. Beklaagde heeft op 15 december 2015 verklaard ter zitting verder inhoudelijk te reageren.
De hoorzitting heeft op 8 maart 2015 plaatsgevonden in aanwezigheid van klaagster, beklaagde en haar vertrouwenspersoon. Na afloop van de hoorzitting heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld dat de uitspraak uiterlijk over acht weken zal volgen.
2 De ontvankelijkheid van de klacht
Het College stelt vast dat het klaagschrift voldoet aan de vereisten gesteld in artikel 10 lid 1 sub a en lid 4, artikel 11 en artikel 12 van het Tuchtreglement. Beklaagde is geregistreerd sinds [datum] 2013. Het klaagschrift is derhalve ontvankelijk.
3 De feiten en het verloop van de gebeurtenissen
Klaagster is de moeder van […], hierna te noemen: S., geboren op [datum] 2006. De ouders van S. zijn enkele weken na zijn geboorte uit elkaar gegaan. Klaagster heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag. Ten aanzien van S. speelt brede gedragsproblematiek.
De kinderrechter heeft op 20 mei 2014 de ondertoezichtstelling, hierna te noemen: ots, over S. uitgesproken, welke tot op heden telkenmale is verlengd. Beklaagde is aangesteld om namens JB[…] de gezinsvoogdij over S. uit te voeren.
In de periode van 1 september 2014 tot en met 12 december 2014 is klaagster met S. in gezinstherapie geweest bij […], een instelling voor kinder-, jeugd- en gezinspsychiatrie. […] heeft op 11 december 2014 een evaluatie- en adviesrapport opgesteld. S. heeft vervolgens speltherapie ontvangen van […], waarvan in juli 2015 de eindevaluatie heeft plaatsgevonden.
Op 30 juni 2015 heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) verleend tot 30 januari 2016, waarna S. op 6 augustus 2015 is geplaatst in een behandelgroep van […]. […] heeft bij de eindevaluatie op 5 oktober 2015 besloten dat S. bij moeder teruggeplaatst dient te worden, omdat de instelling geen behandeling biedt voor reactieve hechtingsstoornissen. Daarop is S. in november 2015 thuisgeplaatst.
In december 2015 heeft JB[…] een vervangende gezinsvoogd aangesteld.
4 De klachten
Beklaagde schiet aanzienlijk te kort in de samenwerking en de communicatie met klaagster en de betrokken instellingen, verwerkt onjuistheden en persoonlijke aantijgingen in het dossier en laat in haar handelen na om het belang van het kind voorop te stellen. Dat blijkt onder andere uit het volgende:
4.1
Beklaagde heeft in haar eentje bepaald dat S. in zijn ontwikkeling gevaar zou lopen als hij niet uit huis geplaatst zou worden, ondanks de adviezen van […] en […] en de diagnostische voorgeschiedenis van diverse experts waaruit blijkt dat plaatsing in een instelling ernstige schade oplevert;
4.2
De uithuisplaatsing vond plaats zonder een door beklaagde opgesteld zorgplan;
4.3
Beklaagde legt de schuld van de problemen in het gezin bij klaagster, zonder dat zij daar bewijzen voor heeft;
4.4
Beklaagde baseert zich enkel op (onjuiste) dossieranalyse, zij laat na om zelf onderzoeken in te stellen;
4.5
Het dossier bevat onjuistheden en persoonlijke aantijgingen van beklaagde jegens klaagster en betrokken hulpverleners;
4.6
Beklaagde doet niets met het feit dat S. in de instelling zienderogen achteruit gaat en hoort het kind niet;
4.7
Beklaagde laat na om samen te werken en mee te denken met de instelling en klaagster waardoor trajecten worden tegengewerkt;
4.8
Beklaagde bemoeit zich met een zedenaangifte van klaagster terwijl zij daar geen kennis van heeft.
Ter zitting heeft klaagster verklaard het kwalijk te vinden dat S. in een instelling is geplaatst waar geen behandeling voor reactieve hechtingsstoornissen wordt geboden. Het gaat nu slechter met S. dan ooit tevoren. Voor de uithuisplaatsing ging S. naar school en kreeg goede begeleiding van […]. S. is in november 2015 thuis gekomen, maar kon pas in januari 2016 weer naar school en slechts voor maximaal twee uren per dag.
Het zal pas weer beter gaan na een tijd van rust en stabiliteit. Al deze problemen hadden voorkomen kunnen worden als voorafgaand aan de uithuisplaatsing goed bekeken zou zijn welke behandeling S. nodig heeft. Klaagster heeft al in 2007 aan de bel getrokken en al die tijd is het gezin geen stap verder gekomen. Achteraf gezien zijn er teveel zijwegen in geslagen. Klaagster erkent dat zij door haar houding ook veel aandacht op zichzelf heeft gericht.
Klaagster benadrukt voorts ter zitting dat zij al in augustus 2015 heeft verzocht om een gesprek met beklaagde en de teamleider over de samenwerking en dat dit gesprek nooit heeft plaatsgevonden. Met de nieuwe gezinsvoogd gaat de samenwerking een stuk beter. Wat volgens klaagster momenteel nog speelt, zijn de door beklaagde gestelde aantijgingen die in het dossier zijn verwerkt.
5 Het verweer
Beklaagde herkent zich niet in de klachten en voert, samengevat, het volgende aan.
5.1
S. is gediagnostiseerd met een angst-, gedrags- en aandachtstekortstoornis; er zijn gedragsproblemen op alle levensvlakken van S. De opvoedingsbelasting van klaagster, die zelf kampt met een belast verleden, is zwaar. Sinds 2007 zijn diverse hulpverleningstrajecten ingezet, maar de problemen zijn niet verminderd. De thuissituatie houdt de problematiek van S. in stand, waardoor beklaagde samen met de gedragsdeskundige en de teamleider heeft overwogen dat de oplossing zit in het afzonderlijk behandelen van S. en klaagster. Voor de gronden van het verzoek tot uithuisplaatsing van S. verwijst beklaagde naar het verzoekschrift en de evaluatie van het Plan van Aanpak d.d. 1 juni 2015, welke stukken door haar zijn overgelegd. Hieruit komt mede naar voren dat diverse instellingen in het verleden hebben overwogen om S. uit huis te plaatsen om zijn ontwikkeling op gang te brengen.
Het rapport van […] is meegenomen in de overwegingen tot uithuisplaatsing. Verslaglegging en advies van […], buiten de speltherapie, is echter niet bekend of meegenomen bij de besluitvorming binnen JB[…], omdat […] zonder opdracht of overleg met JB[…] kinderpsychiatrisch onderzoek heeft gedaan en het advies daarom volgens beklaagde niet objectief kan zijn.
Belangrijke overwegingen en beslissingen zijn op verschillende momenten, in verschillende samenstelling, in multidisciplinair overleg genomen. Dergelijk overleg ligt ook ten grondslag aan de beslissing het verzoek tot uithuisplaatsing van S. in te dienen, zoals ook blijkt uit het door beklaagde overgelegde beslisjournaal van 4 juni 2015. Er heeft overleg plaatsgevonden met collega jeugdbeschermers, gedragsdeskundigen, collega hulpverleners van andere instellingen zoals […] en politie. Daarnaast heeft veelvuldig overleg met klaagster plaatsgevonden over de doelen zoals opgesteld in het Plan van Aanpak en over de stappen en overwegingen die zijn gemaakt in het proces.
5.2
De overwegingen voor de uithuisplaatsing zijn neergelegd in het verzoekschrift strekkende tot uithuisplaatsing en het bijbehorende Plan van Aanpak en evaluatie Plan van Aanpak, welke beklaagde in samenspraak met klaagster heeft opgesteld. Na verlening van de MUHP wordt de instelling waar het kind wordt geplaatst, in dit geval […], verantwoordelijk voor de behandeling binnen de instelling. […] is vanaf dat moment verantwoordelijk voor de uitvoering van de hulpverlening: deze neemt de thuisbegeleiding op zich en zet na de observaties behandeling in. Het is de verantwoordelijkheid van […] om ten behoeve van deze behandeling een zorgplan op te stellen. Dat is ook gebeurd.
5.3
Ondanks alle sinds 2007 ingezette hulpverlening, is er geen langdurige bestendige gedragsverandering bij S. te zien. Er is weinig groei en de ontwikkeling van S. stagneert. Er zijn diagnoses van S. bekend, maar waar de gedragsproblemen exact vandaan komen is niet duidelijk. In een dergelijke situatie wordt gekeken naar de beperkingen waardoor de problemen mede in stand lijken te worden gehouden, om op alle vlakken naar verbetering te werken van de ontwikkeling van S. De thuissituatie lijkt een aannemelijke factor te zijn die de problemen in stand houdt, onder andere door de pedagogische beperkingen van klaagster.
Daarbij heeft beklaagde het advies van […] met betrekking tot klaagster meegewogen: intensieve (groeps)behandeling bij de GGZ volwassenen gericht op verandering van hechtingsstijl en disfunctionele overlevingsstrategieën, om een duurzame persoonlijkheidsverandering teweeg te brengen. Deze verandering zal een positief effect hebben op de opvoedsituatie van S. Beklaagde heeft aan klaagster herhaaldelijk uitgelegd dat persoonlijkheidsonderzoek van haar belangrijk is om meer zicht te krijgen op de kracht en beperkingen van klaagster, waardoor betere behandeling en afstemming op de effecten van de opvoeding van S. kan plaats vinden. Klaagster stond echter niet open over de ingeschakelde hulpverlening en klaagster heeft beklaagde nooit toestemming gegeven om contact op te nemen met haar behandelaar.
5.4
Als gezinsvoogd is het de taak van beklaagde om de regie te houden en hulp in te schakelen daar waar nodig. Verslaglegging, adviezen en informatie van derden worden meegenomen om weloverwogen besluiten te kunnen nemen. Van begin af aan heeft beklaagde dit aan klaagster uitgelegd. Samen met klaagster en mensen uit haar netwerk heeft beklaagde de hele hulpverleningsgeschiedenis doorgenomen om inzichtelijk te maken wat er is gedaan en waar ze staan. Zowel de hulpverlening die door klaagster zelf is ingeschakeld als de hulpverlening die ingezet is door de instanties, is voor dossieranalyse gebruikt.
5.5
Beklaagde heeft zich enkel kritisch uitgelaten over het persoonlijkheidsonderzoek van klaagster uitgevoerd door dr. X. (orthopedagoog/GZ-psycholoog), niet verbonden aan […]. De bedoeling was dat klaagster bij […] een persoonlijkheids-onderzoek zou ondergaan, nadat de rechter de uithuisplaatsing van S. had uitgesproken. Beklaagde zou daarvoor met […] onderzoeksvragen bespreken. Klaagster heeft echter haar eigen plan getrokken en is zelf naar de heer X. gestapt voor een onderzoek. Het onderzoek heeft plaatsgevonden zonder overleg en afstemming met beklaagde. Beklaagde weet niet op welke andere aantijgingen klaagster in dit klachtonderdelen doelt.
5.6
Beklaagde heeft na de uit huis plaatsing iedere maand contact met S. gehad op de behandelgroep. Zijn gedrag op de behandelgroep is daarnaast door […] uitgebreid geobserveerd en beschreven. In de eerste periode is door […] klinische behandeling voor S., ouderbegeleiding en psychomotorische therapie (PMT) geadviseerd.
Klaagster heeft in de evaluatiebespreking bij […] op 5 oktober jl. naar voren gebracht dat het probleemgedrag van S. in de thuissituatie leek toe te nemen. Karakter heeft daarop te kennen gegeven dat het vaker gebeurt dat bij een opname van een kind eerst aanpassing en terugval plaatsvindt en pas daarna krachtenopbouw en gedragsverbetering met behulp van behandeling. Ook beklaagde heeft aan […] vragen gesteld met betrekking tot de mogelijke verergering van het probleemgedrag. […] heeft laten weten hierover apart met beklaagde in gesprek te willen gaan, maar dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden.
5.7
Een ots en uithuisplaatsing is een doorlopend proces. Daarom heeft beklaagde het van belang geacht om in gesprek te blijven en samen te werken met klaagster om informatie te delen en overwegingen te bespreken. Klaagster is betrokken geweest bij alle evaluatie-momenten en besluitvorming. De samenwerking is echter gestagneerd op het moment dat klaagster een tuchtklacht indiende. Vanaf dat moment wilde zij geen contact meer met beklaagde. In het belang van S. heeft beklaagde daarom samen met haar leidinggevende besloten om een vervangende gezinsvoogd aan te stellen.
De samenwerking met de bij de ots betrokken instellingen bestond uit regelmatige evaluatie- en overlegmomenten. Deze momenten vonden zowel telefonisch als op de groep plaats en in multidisciplinair overleg, met de groepsleiding, de behandelcoördinator en de ouderbegeleidster.
5.8
Wat betreft het klachtonderdeel over de bemoeienis met de zedenaangifte heeft beklaagde het volgende aangevoerd. Beklaagde is in juni 2014 door een medewerker van […] geïnformeerd over mogelijk misbruik van S. door vader. Daarna heeft klaagster zelf beklaagde van haar aangifte op de hoogte gebracht. Klaagster en beklaagde hebben regelmatig contact gehad over de voortgang van het onderzoek bij de politie. Zij hebben de politie zoveel mogelijk informatie gegeven om in het onderzoek mee te nemen. In de tussentijd heeft de politie uitdrukkelijk verzocht om hierover geen gesprekken met S. aan te gaan. In maart 2015 is beklaagde door de politie geïnformeerd over sluiting van het dossier. Daarmee is voor beklaagde de samenwerking met de politie geëindigd. Omdat het vermoeden niet vast was komen te staan, heeft beklaagde met klaagster besproken wat dat zou betekenen voor de omgang van S. met vader.
Ter zitting verklaart beklaagde dat het door klaagster verzochte gesprek met de teamleider in augustus 2015 niet kon plaatsvinden vanwege de vakantie. Beklaagde had een aantal data voorgesteld, maar het plannen van een gesprek is niet gelukt. Er hebben in de tussentijd wel gesprekken plaatsgevonden tussen klager en beklaagde. Uiteindelijk heeft beklaagde met de teamleider besloten om in het belang van S. een andere gezinsvoogd aan te stellen.
Ten aanzien van de aantijgingen die beklaagde jegens klaagster zou hebben gedaan, stelt beklaagde dat zij klaagster nooit beticht heeft van het hebben van een persoonlijkheids-stoornis, maar dat zij wel op het standpunt stond dat daar onderzoek naar gedaan zou moeten worden.
Desgevraagd geeft beklaagde te kennen dat het achteraf gezien meer om de hulpverleningsrelatie met klaagster is gegaan dan om het belang van S.
6 De beoordeling van de klachtonderdelen
Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
Het College wijst er voorts op dat indien bij een klachtonderdeel de feitelijke gang van zaken in redelijkheid niet kan worden vastgesteld, het College geen inhoudelijk oordeel kan geven, hetgeen tot gevolg zal hebben dat het College het klachtonderdeel niet gegrond zal kunnen verklaren.
Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm en overweegt het volgende met betrekking tot de afzonderlijke klachtonderdelen.
ad I
Beklaagde heeft aangevoerd dat zij overleg heeft gehad met collega jeugdbeschermers, gedragsdeskundigen, collega hulpverleners van andere instellingen zoals […] en de politie, hetgeen ten dele ook blijkt uit de door haar overgelegde producties. Daarnaast heeft veelvuldig overleg met klaagster plaatsgevonden over de doelen zoals opgesteld in het Plan van Aanpak en over de stappen en overwegingen die zijn gemaakt in het proces van uithuisplaatsing. Ook het rapport van […] is meegenomen in de overwegingen tot uithuisplaatsing. Bovendien is het de kinderrechter die heeft besloten tot de uithuisplaatsing. Het voorgaande is door klaagster niet (voldoende) weerlegd. Evenmin heeft klaagster het klachtonderdeel onderbouwd met feiten die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie, hetgeen meebrengt dat het klachtonderdeel niet gegrond kan worden verklaard.
ad II
Het College overweegt dat beklaagde wel een zorgplan heeft opgesteld, namelijk het (evaluatie) Plan van Aanpak. Dit plan is in samenspraak met klaagster tot stand gekomen en is door JB[…] mede ten grondslag gelegd aan het verzoek tot uit huis plaatsing. Nadat de kinderrechter dit verzoek heeft toegewezen is de instelling waar S. toen is geplaatst, […], verantwoordelijk geworden voor de hulpverlening en behandeling binnen de instelling. Deze instelling heeft na de opname van S. dan ook een zorgplan opgesteld. Dit klachtonderdeel is derhalve feitelijk onjuist en derhalve ongegrond.
ad III
Klaagster heeft dit klachtonderdeel niet met feiten onderbouwd. Aan het College is niet gebleken dat beklaagde de schuld van de problemen in het gezin bij klaagster heeft gelegd. Nu de feiten die ten grondslag liggen aan dit klachtonderdeel niet zijn komen vast te staan, is dit klachtonderdeel ongegrond.
ad IV
Met beklaagde is het College van oordeel dat het de taak van de gezinsvoogd is om regie te houden en hulp en onderzoek in te stellen daar waar nodig. Dossieranalyse is van belang om weloverwogen besluiten te kunnen nemen. Daarom heeft beklaagde verslaglegging van de hulpverlening, resultaten en adviezen uit het verleden meegenomen bij de besluitvorming. Beklaagde heeft bij de dossieranalyse ook resultaten van onderzoeken van behandelaren van klaagster willen betrekken, maar klaagster heeft daartoe nooit documentatie overgelegd. Nu niet gebleken is dat beklaagde zich enkel baseert op (onjuiste) dossier-analyse en nagelaten heeft om onderzoeken in te stellen is dit klachtonderdeel ongegrond.
ad V
Dat het dossier onjuistheden en persoonlijke aantijgingen van beklaagde jegens klaagster zou bevatten is niet komen vast te staan. Wat betreft het door dr. X. uitgevoerde persoonlijkheidsonderzoek van klaagster heeft het College gezien dat zijn onderzoek enkel gebaseerd is op informatie van klaagster. Zij heeft immers hiertoe zelf het initiatief genomen en geen overleg met beklaagde gehad. Het rapport en zijn brief gelezen hebbende, acht het College het dan ook niet geheel onbegrijpelijk dat beklaagde zich daarover kritisch heeft uitgelaten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
ad VI
Het College overweegt dat beklaagde regelmatig S. op de behandelgroep heeft opgezocht. Daarnaast heeft beklaagde tijdens de eindevaluatie bij […] kritische vragen gesteld en haar zorgen over S. geuit. Op grond hiervan en gelet op de feitelijke ontwikkeling van S. en het verweer van beklaagde komt het College tot de slotsom dat het klachtonderdeel feitelijk ongegrond is.
ad VII
De samenwerking van beklaagde met de bij de ots betrokken instellingen bestond uit regelmatige evaluatie- en overlegmomenten. Beklaagde trachtte met klaagster samen te werken door haar te betrekken bij die evaluatiemomenten en besluitvorming. Gebleken is echter dat klaagster zelf niet altijd mee heeft gewerkt. Zij trok regelmatig haar eigen plan en wilde vanaf het moment dat klaagster een tuchtklacht indiende geen contact meer met beklaagde. Het College overweegt dat beklaagde de samenwerking met klaagster en de betrokken instellingen in voldoende mate heeft opgezocht. Het feit dat beklaagde met haar teamleider in het belang van S. heeft besloten om een vervangende gezinsvoogd aan te stellen, getuigt er juist van dat beklaagde de problematische samenwerking met klaagster serieus heeft genomen. Het College zal dit klachtenonderdeel derhalve ongegrond verklaren.
ad VIII
Wat betreft de zedenaangifte stelt het College vast dat het aan de politie is om te bepalen wie bij de zaak wordt betrokken. Door haar functie van gezinsvoogd van S. is het begrijpelijk dat beklaagde door de politie is benaderd en geïnformeerd. Aan het College is niet gebleken dat beklaagde zich meer dan wenselijk heeft gemengd in deze zaak. Nu de feiten die aan dit klachtonderdeel ten grondslag liggen niet zijn komen vast te staan, acht het College dit klachtonderdeel ongegrond.
Het voorgaande in overweging nemende, is het College van oordeel dat niet is komen vast te staan dat beklaagde tekort is geschoten in de communicatie en de samenwerking met klaagster en de betrokken instellingen dan wel onjuistheden in het dossier heeft opgenomen of niet het belang van S. voorop heeft gesteld. Het College komt derhalve tot de slotsom dat beklaagde in lijn met de algemene tuchtnorm heeft gehandeld en dat beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
7 De Beslissing
Het College van Toezicht verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gedaan op 8 maart 2016 en op 3 mei 2016 door het College van Toezicht aan partijen toegezonden.
Mevrouw mr. D.J. Markx, voorzitter
Mevrouw mr. L.N. Tabak, secretaris