Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,
mevrouw F. Leeflang, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. E.C. Abbing.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[klager], hierna te noemen: klager, dan wel vader, ingediende klacht tegen
[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als gezinsvoogd bij het [de GI 2] (verder: de GI 2)
Als gemachtigde van beklaagde is opgetreden [de gemachtigde].
1 Het verloop van de procedure
1.1 Het College heeft kennis genomen van:
- het klaagschrift van 5 april 2016;
- een aanvulling op de klachten van 23 mei 2016;
- het verweerschrift van 17 juni 2016, bij SKJ binnengekomen op 22 juni 2016;
- de pleitnotitie van 7 september 2016, ter zitting overgelegd door de gemachtigde van beklaagde.
1.2 De mondelinge behandeling van deze zaak stond gepland op 31 augustus 2016. Op die datum zou klager tijdens een zitting worden gehoord door het College van Toezicht. Klager heeft op 17 augustus 2016 met SKJ gebeld met het verzoek om uitstel van de behandeling omdat hij iemand had gevonden die hem zou kunnen bijstaan. SKJ heeft klager op 19 augustus 2016 gemaild met de vraag het verzoek tot uitstel van de behandeling nader te motiveren. Daar heeft SKJ geen reactie op ontvangen. De voorzitter van het College heeft vervolgens besloten door te gaan met de behandeling van de klachten. Dat is de klager medegedeeld op 26 augustus 2016. In de brief aan klager schrijft de voorzitter van het College van Toezicht dat de klachtonderdelen voldoende helder en goed geformuleerd zijn, om deze in afwezigheid van klager verder te behandelen. Gezien de impact van een tuchtklacht voor de jeugdprofessional is uitstel alleen mogelijk wanneer er een duidelijke inhoudelijke motivatie aan ten grondslag ligt. Ter gelegenheid van de zitting van 31 augustus 2016 heeft het College geoordeeld dat bij deze afweging van die voortvarende behandeling van de klacht en het belang dat klager heeft bij zijn – overigens ongemotiveerde verzoek om aanhouding – het eerste dient te prefereren.
1.3 De onderhavige klacht is gelijktijdig behandeld met de klachten tegen de navolgende personen: [beklaagden in de zaaknummers 15.062Ta tot en met 15.062Te en 15.062Tg].
1.4 Beklaagde is bij SKJ geregistreerd sinds [datum] 2013.
2 Ontvankelijkheid van de klacht
2.1 Het College constateert dat klager het klachtenformulier heeft ingevuld, ondertekend en ingediend via zijn e-mailadres. Ook de aanvulling op die klachten van 23 mei 2016 is door hem ingediend.
2.2 Door de partner van klager is geen handtekening onder het klachtenformulier gezet, noch onder de aanvulling op die klachten. Tevens heeft zij geen machtiging aan het College overgelegd. Het College is tevens niet gebleken dat klager en zijn partner zijn getrouwd, dan wel een samenlevingscontract met elkaar hebben afgesloten.
2.3 Alle verdere contacten over de klachten tussen SKJ en klager zijn met hem geweest.
2.4 Om die reden is het College ook van oordeel dat niet alleen uit de inhoud van de klacht, maar tevens uit de aanlevering van de klacht, blijkt dat klager bedoeld heeft, in ieder geval mede namens zichzelf te klagen en is hij ontvankelijk in zijn klacht.
2.5 Het College zal klager daar waar hij klaagt over anderen dan zijn eigen kinderen niet ontvankelijk verklaren.
3 De feiten
3.1 Op [datum] 2010 wordt [de minderjarige 1] geboren en heeft vader (nog) geen gezag
3.2 Op 23 maart 2011 wordt [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld.
3.3 Op 23 maart 2011 wordt [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc] aangesteld als gezinsvoogd.
3.4 Op 2 oktober 2013 wordt er melding gedaan van agressie en geweld van vader jegens moeder.
3.5 Op 11 oktober 2013 gaat moeder met [de minderjarige 1] wonen binnen [de opvanglocatie], moeder is op dat moment in verwachting van [de minderjarige 2].
3.6 Op 11 november 2013 gaat vader bij moeder op bezoek, terwijl dit niet is toegestaan.
3.7 Op [datum] 2013 wordt [de minderjarige 2] geboren.
3.8 In november/december 2013 krijgt de vader ouderlijk gezag over [de minderjarige 1].
3.9 Op 2 december 2013 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc] op als gezinsvoogd.
3.10 In 2013 vinden er begeleide bezoeken van vader aan de kinderen plaats.
3.11 Op 6 januari 2014 wordt [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld.
3.12 Op 8 januari 2014 vindt een gesprek tussen ouders en [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] plaats over de omgangsregeling.
3.13 Op 10 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc]. Vader geeft aan dat hij [de GI] blijft pesten, dat hij valse meldingen blijft doen en dat hij de jeugdzorgwerkers haat.
3.14 Op 13 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb]. Vader schrijft dat hij het beleid nooit zal accepteren, dat hij onzinverhalen verkoopt aan de politie en dat hij de [de GI] blijft zieken, want zij zijn insecten die bestreden moeten worden. “Het spel begint pas.”
3.15 Op 15, 17 en 20 januari 2014 stuurt vader e-mailberichten aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb].
3.16 Op 21 januari 2014 stuurt [de GI] een schriftelijke aanwijzing aan vader: de eerder besproken omgangsregeling vervalt. Een andere omgangsregeling wordt onder voorwaarden opgesteld. Voorwaarden: samenwerking met de gezinsvoogd en starten met agressieregulatie-therapie. Totdat aan deze voorwaarden wordt voldaan, is er geen contact tussen vader en de kinderen.
3.17 Op 23 januari 2014 is er een gesprek gepland met vader over de schriftelijke aanwijzing. Vader is niet aanwezig.
3.18 Op 28 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb]: vader laat weten dat hij geen bedreigingen meer zal uiten en belooft een goede samenwerking.
3.19 Op 28 januari 2014 is er een incident op straat tussen vader en moeder. Vader wordt aangehouden.
3.20 Op 30 januari 2014 is er een casuïstiekbespreking binnen [de GI]: vanwege escalaties worden de zorgen om de veiligheid van de kinderen steeds groter. Om die reden wordt besloten dat er moet worden overgegaan tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2].
3.21 Op 3 februari 2014 vader wordt in vrijheid gesteld. [De GI] dient een spoedaanvraag voor een machtiging tot uithuisplaatsing in.
3.22 Op 3 februari 2014 geeft de rechtbank de beschikking af waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg wordt verleend.
3.23 Op 4 februari 2014 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] op als gezinsvoogd.
3.24 Op 27 februari 2014 vindt een gesprek plaats tussen [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] en haar teammanager met vader over de samenwerking en communicatie. Tijdens het gesprek wordt vader agressief, begint te schelden en te spugen en springt vanaf het bureau bovenop de teammanager van [beklaagde in zaaknummer 15.062Td].
3.25 Op 28 februari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Td]: vader schrijft dat hij [de GI] niet erkent. Hij gaat hun er uit trappen als een insect. [De GI] kan branden in de hel.
3.26 Op 3 maart 2014 stuurt [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] een brief aan vader: de communicatie zal verder schriftelijk verlopen vanwege het agressieve gedrag van vader. Hij zal eens per drie à vier weken worden geïnformeerd over zijn kinderen.
3.27 Op 25 maart 2014 en 15 april 2014 geeft [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] vader schriftelijk informatie over de kinderen.
3.28 Op 12 mei 2014 is er een gesprek met vader: vader mag niet meer telefonisch contact opnemen met de gezinsvoogd, maar enkel nog per e-mail en één keer per week.
3.29 Begin juni 2014 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Te] [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] op als gezinsvoogd.
3.30 Op 25 juni 2014 start de belregeling voor vader met [de minderjarige 1].
3.31 Op 19 september 2014 volgt hervatting van de bezoekregeling van vader met de kinderen.
3.32 Op 2 december 2014 is de evaluatie bezoekregeling gepland.
3.33 Op 10 december 2014 de bezoekregeling gaat gelijk oplopen voor vader en moeder (één keer per twee weken, ook bij het pleeggezin).
3.34 Eind februari 2015 zet [beklaagde in zaaknummer 15.062Te] zijn werk als gezinsvoogd stop vanwege (aanhoudende) bedreigingen door vader, waaronder telefonisch op 27 januari 2015 en 11 februari 2015.
3.35 Op 10 maart 2015 volgt een schriftelijke aanwijzing van [de GI] aan vader: bezoek aan de kinderen is stopgezet.
3.36 Op 17 maart 2015 wordt de uitvoering van de maatregel onder toezichtstelling (verder: OTS) van [de GI] aan [de GI 2] overgedragen. [beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] en [beklaagde in zaaknummer 15.062Ta] zijn de jeugdwerkers van het gezin.
3.37 Op 3 april 2015 vindt het kennismakingsgesprek plaats van [de GI 2] met ouders, in bijzijn van [persoon 1] en van [persoon 2] en met het pleeggezin en de pleegzorgwerker [beklaagde in zaaknummer 15.062Tg].
3.38 Op 29 april 2015 vindt er begeleid bezoek voor vader plaats.
3.39 Op 12 mei 2015 vindt de evaluatie van het begeleid bezoek van vader op kantoor van [persoon 1] plaats.
3.40 Op 26 mei 2015 is de zitting over het beroepschrift van vader ten aanzien van de schriftelijke aanwijzingen d.d. 10 maart 2015.
3.41 Op 9 juni 2015 luidt de beschikking kinderrechter: “beroep ongegrond”.
3.42 Op 29 juni 2015 blijkt uit de NIFP-rapportage (het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie) over vader en moeder: advies is voor beide ouders een contactregeling met de kinderen van één keer per maand, onder voorwaarden.
3.43 Op 16 juli 2015 is er een gesprek tussen [beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] en [de teammanager van beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] van [de GI 2], vader en zijn ambulant begeleider ([de ambulant begeleider]) over de bezoekregeling met vader. De schriftelijke aanwijzing bezoekregeling d.d. 15 juli 2015 wordt overhandigd. Hierin wordt de bezoekregeling vastgesteld op één keer per vier weken. Daarnaast is er één keer per vier weken belcontact met [de minderjarige 1].
3.44 Op 17 augustus 2015 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie] naar aanleiding van het verzoek van vader tot vaststelling van een omgangsregeling met de kinderen. De kinderrechter stelt een contactregeling vast van één keer per veertien dagen.
3.45 Op 2 september 2015 is er een gesprek gepland met ouders, pleegouders en pleegzorg. Ouders geven te kennen dat zij niet zullen komen en dat zij de samenwerking met zowel [de GI 2], als met pleegzorg opzeggen.
3.46 Op 8 september 2015 blijkt uit de brief van [de teammanager van beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] aan vader dat in verband met beledigingen, geuit tijdens gesprekken op 4 september en 8 september 2015, de contacten alleen nog per e-mail zullen plaatsvinden, met een frequentie van één maal per week. Over bijzonderheden rondom de kinderen die prioriteit hebben, zal één van de begeleiders vader direct telefonisch informeren.
3.47 Op 9 september 2015 wordt de bezoekregeling van beide ouders stopgezet, vanwege vrees voor de veiligheid van de kinderen, pleegouders en hulpverleners. Ouders laten stalkingsgedrag zien sinds 2 september 2015.
3.48 Op 10 september 2015 verzoekt [de GI 2] tot het wijzigen (stopzetten) van een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang van vader en moeder. Motivering is het stalkingsgedrag van ouders, dat een bedreiging voor de veiligheid vormt.
3.49 Op 29 september 2015 richt [de GI 2] een verzoek tot gezag beëindiging aan de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad).
3.50 Op 16 oktober 2015 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie]. De kinderrechter wijst het verzoek van [de GI 2] af. Partijen spreken over en weer af dat de contactregeling vanaf 30 oktober 2015 weer wordt opgestart en dat contactmomenten worden begeleid door [persoon 1] en [de stichting] of (een) andere geschikte instantie(s). De kinderrechter acht het van belang dat de gecertificeerde instelling een vaste dag in de week vaststelt waarop zij de e-mailberichten van de ouders beantwoordt, zodat de ouders weten wanneer zij antwoord kunnen verwachten. De kinderrechter merkt op dat de beschikkingen van de kinderrechter van 17 augustus 2015 van kracht blijven, zodat de contactregelingen tussen de minderjarigen zoals vastgesteld, gelden tot 6 januari 2016.
3.51 In november 2015 verklaart moeder tegen de raadsonderzoeker dat de relatie met vader is beëindigd.
3.52 Op 9 december 2015 dient de raad het verzoekschrift tot gezag beëindiging in bij de rechtbank.
3.53 Op 15 januari 2016 vindt het herstelgesprek bij [de stichting] plaats. [De GI 2] stelt zich op het standpunt dat de bezoeken begeleid moeten plaatsvinden en dat deze op dit moment niet kunnen worden verplaatst naar de zaterdag. Vader heeft de begeleiding van [persoon 1] stopgezet. [De GI 2] is bereid met de werkgever van vader in gesprek te gaan over de mogelijkheden. De verdere motivering heeft [de GI 2] niet kunnen bespreken in verband met de boosheid van ouders, waarop het gesprek vroegtijdig afgebroken is.
3.54 Op 20 januari 2016 volgt de schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling. De bezoekregeling luidt één keer per twee weken voor vader en eens per maand voor moeder. Bezoeken vinden plaats onder begeleiding en kunnen om die reden niet op zaterdag plaatsvinden.
3.55 Op 10 februari 2016 is de zitting over het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag, ingediend door de raad d.d. 9 december 2015. Vader is aanwezig, bijgestaan door [gemachtigde]. Vader brengt naar voren dat [de ambulant begeleider] opnieuw is ingeschakeld om aan vader hulp te verlenen. Ouders hebben weer een relatie, er zou sprake zijn van trouwplannen.
3.56 Op 24 februari 2016 volgt de beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag. Het ouderlijk gezag van vader en moeder wordt beëindigd, [de GI] wordt benoemd tot voogd over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2].
3.57 Op 24 februari 2016 volgt de beschikking van de kinderrechter. De schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling van 20 januari 2016 wordt vervallen verklaard. De rechter stelt de volgende contactregeling vast: eenmaal in de veertien dagen gedurende twee uren, de ene keer op de vrijdag begeleid door de pleegouders en pleegzorg en de andere keer op de zaterdag begeleid door de pleegouders en/of [de ambulant begeleider] dan wel een andere organisatie. Daarmee is de contactregeling van vader in duur uitgebreid van anderhalf naar twee uur per contactmoment.
3.58 Op 24 februari 2016 neemt vader telefonisch contact op met [de kliniek ]en dringt aan op een opname. Tijdens het telefoongesprek zou hij hebben gezegd dat als hij niet wordt geholpen, de gezinsvoogd iets overkomt à la Els Borst.
3.59 Op 26 februari 2016 doet [de GI 2] aangifte van bedreiging door vader. Op 1 maart 2016 heeft [de GI 2] aan vader laten weten dat er aangifte is gedaan.
3.60 Op 10 maart 2016 volgt er een herstelgesprek van [de GI 2] met vader. Tijdens het gesprek gaat het echter vooral over de geschilpunten rondom de opdrachtgever voor het NIFP-onderzoek dat is uitgevoerd en niet over de contactregeling. “Tijdens het gesprek is er erg veel spanning en wanneer [de GI 2] laat weten de bezoeken op te schorten vanwege het onberekenbare gedrag van de vader en de dreigingen die hij uit, wordt hij boos en gaat met zijn vinger wijzen en schreeuwen. Het gesprek wordt beëindigd”.
3.61 Op 16 maart 2016 informeert moeder [de GI 2] per e-mail dat de relatie met vader voorbij is. Moeder wil een aparte bezoekregeling.
3.62 Op 16 maart 2016 volgt het verzoekschrift wijziging (opschorting) omgangsregeling vader.
3.63 Op 1 april 2016 volgt de evaluatie van het hulpverleningsplan voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2].
3.64 Op 26 april 2016 is de zitting naar aanleiding van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling in verband met dreigementen die door vader zijn geuit jegens de gezinsvoogd.
3.65 Op 9 mei 2016 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie] met betrekking tot de behandeling van het verzoek tot opschorting van de omgangsregeling. De rechtbank is van oordeel dat het recht op omgang van de vader met de kinderen dient te worden ontzegd, omdat de veiligheid van de hulpverlening en van de kinderen niet meer kan worden gewaarborgd.
4 De klachten
In het klachtenformulier heeft klager zijn klachten in de kern als volgt benoemd:
Klachtonderdeel 1
Er is niets gedaan met de berichten van de klager over de zorgelijke positie van de opa in relatie tot de kinderen van klager. Klager heeft tijdig via de e-mail aangegeven dat zijn vader stervende was. Opa wilde zijn kleinzoons nog graag zien. Hij is op 17 november 2015 overleden, zonder dat het gevraagde bezoek heeft plaatsgevonden. Beklaagde heeft niets ondernomen om dit bezoek mogelijk te maken.
Klachtonderdeel 2
Er wordt misbruik gemaakt van de machtspositie, de houding van de gezinsvoogd is dominant en intimiderend. De gezinsvoogden, waaronder beklaagde, van het [de GI 2]-team zijn altijd met z’n tweeën. De ouders worden gekleineerd. Het [de GI 2]-team en [de GI] zijn niet in staat om alles uit te praten en op te lossen. Zij werken tegen en zijn gevoelloos. Dat is totaal niet in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. Bij [de minderjarige 2] is de schade al zichtbaar. Klager wil een gezinsvoogd met een hart.
Klachtonderdeel 3
Persoonlijke gegevens van [de minderjarigen 1 en 2] worden moedwillig achter gehouden.
Klachtonderdeel 4
De rechtbank en de raad worden negatief geïnformeerd over de klager en zijn partner.
Klachtonderdeel 5
Feestdagen en bijzondere dagen worden voor de biologische ouders moedwillig kapot gemaakt, terwijl de pleegouders die wel gegund worden.
Klachtonderdeel 6
Afspraken voor de omgang worden gemaakt buiten het woongebied van de klager. Daardoor worden de reiskosten hoog.
Klachtonderdeel 7
De uitkering van de reiskosten waar klager recht op heeft, wordt vertraagd.
Klachtonderdeel 8
Het maken van nieuwe afspraken wordt langdurig gerekt.
Klachtonderdeel 9
Tijdens de gesprekken voert de gezinsvoogd de boventoon.
Klachtonderdeel 10
Wanneer klager tijdens een gesprek boos wordt, wordt het gesprek direct beëindigd. Daar profiteert beklaagde van. Op die manier wordt schade toegebracht aan de kinderen en aan de stamboom.
Klachtonderdeel 11
De klager, die toch biologische vader is, wordt overal van beschuldigd. Verhalen van de reclassering worden doorgebriefd aan de jeugdzorginstelling.
Klachtonderdeel 12
Voor de zesde keer is de omgang beperkt. De omgangsregeling wordt zo gedwarsboomd en niet serieus genomen. Daar heeft de kinderrechter al een keer voor gewaarschuwd.
Klachtonderdeel 13
Er wordt niets met de klachten van klager gedaan. De klachten van de pleegzorginstelling en de pleegouders worden allemaal goedgekeurd. Contact krijgen met beklaagde is erg moeilijk.
5 Het verweer
Klachtonderdeel 1
Vanaf de start van [de GI 2] is de bezoekregeling onderwerp van gesprek geweest. [De GI 2] heeft altijd aangegeven dat ouders een verzoek kunnen indienen om iemand mee te nemen naar het bezoek. Door [de GI 2] is daarbij aangegeven dat het van belang is dat de bezoeken van de klager en zijn partner, de moeder, aan hun beide kinderen goed dienen te verlopen (met goed wordt bedoeld dat er onbelast contact is tussen klager en diens partner, zonder spanningen, boosheid en agressie) voordat er iemand mee kan komen naar het bezoek. In de onderhavige periode zijn de bezoeken van de ouders (klager en diens partner) aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] meerdere keren stopgezet of gewijzigd als gevolg van (onderlinge) spanningen en onveiligheid.
Op 13 april 2015 heeft klager de bereikbaarheidsdienst gebeld om te melden dat het slecht ging met zijn vader en heeft hij de vraag gesteld wat hij zijn kinderen hierover moest vertellen. Vervolgens heeft klager op 14 april 2015 de samenwerking opgezegd. In het verslag van het klachtgesprek van 18 december 2015 is aangegeven dat beklaagde het spijtig vindt dat de vraag van klager of zijn vader bij het bezoek aanwezig kan zijn, niet is ontvangen.
Klachtonderdeel 2
Beklaagde vindt het lastig verweer te voeren op het gevoel van klager dat er sprake is van misbruik van een machtspositie door beklaagde. [De GI 2] heeft vanaf het begin aangegeven te willen samenwerken, naar vader te willen luisteren en het belang van de kinderen voorop te stellen. Voor klager is het niet mogelijk om het verleden met andere organisaties af te sluiten en met [de GI 2] een nieuwe start te maken. Het is [de GI 2] niet gelukt om in een gesprek met klager de kinderen centraal te stellen, omdat de boosheid en frustratie van klager telkens voorop staan.
Klachtonderdeel 3
[De GI 2] is niet op de hoogte van deze klacht van klager en zijn partner en weet niet op welke informatie wordt gedoeld. De ouders worden op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van de kinderen door, onder andere, de evaluatiegesprekken met pleegzorg. Daarnaast licht [de GI 2] conform gemaakte afspraken die op 2 september 2015 gemaakt zijn, de ouders in wanneer er bijzonderheden zijn. Voorts kunnen de ouders [de GI 2] benaderen met vragen over de kinderen.
Op 15 januari 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden met de ouders, pleegouders, pleegzorg, de contactpersoon van klager, [organisatie 2] en [de GI 2]. Dit gesprek had als doel om de samenwerking te herstellen en de kinderen centraal te stellen. De afspraak is gemaakt dat de ouders een paar keer per jaar worden uitgenodigd voor een evaluatie met pleegzorg om de ontwikkeling van de kinderen binnen het pleegzin te evalueren.
Op 1 april 2016 heeft het eerste evaluatiegesprek vanuit pleegzorg plaatsgevonden met de moeder en [de GI 2]. Vader is door [de GI 2] uitgenodigd voor een gesprek met [persoon 1], in bijzijn van de begeleiding van vader. Er was echter onvrede bij vader; hij praatte hard, luisterde niet, stelde de ander niet in staat om te reageren en stond niet open om het verslag van pleegzorg te bespreken. Aan vader is verteld dat het een concept verslag was waarover hij zijn mening kon geven. Ook wilde klager geen verslag ontvangen. Gezien zijn houding en boosheid is toen besloten het gesprek te beëindigen. Vader vertelde dat hij weg wilde en is toen ook vertrokken. Het definitieve verslag is hem per post toegestuurd.
Klachtonderdeel 4
[De GI 2] heeft de raad geïnformeerd over de situatie. [De GI 2] heeft de rapportage aan de raad verstrekt, welke ook aan de ouders is verstuurd. Dit was de rapportage waarover hun mening is gevraagd, maar die vader nooit gegeven heeft. Toen [de GI 2] de plannen op ging stellen, zijn hierover gesprekken met de ouders gepland. In die gesprekken stond de strijd van de ouders tegen de jeugdzorg voorop en niet het belang van de kinderen. Hierdoor zijn de plannen nooit besproken.
Klachtonderdeel 5
[De GI 2] heeft de ouders op 2 september 2015 uitgenodigd om samen met de pleegouders, pleegzorg en [de GI 2] een bezoekregeling te bespreken. De ouders hebben toen besloten om niet te komen. De afspraken die toen zijn gemaakt, zijn aan de ouders toegestuurd. De bezoeken waren op dat moment op neutraal terrein en begeleid. In verband met deze noodzakelijke begeleiding konden er geen bezoeken plaatsvinden tijdens de feestdagen.
Klachtonderdeel 6
De omgang voor de ouders met kinderen heeft plaatsgevonden op het kantoor van [de stichting]. Daar zijn kamers ingericht met speelgoed, een tuin met speelattributen en op afstand een grote speeltuin. Er is voor deze locatie gekozen omdat het voor de kinderen van respectievelijk 6 en 3 jaar oud, qua reistijd en middagslaap, minder belastend is. De locatie is, door het speelgoed en de speeltuin, ook in het belang van de kinderen.
Bezoeken hebben in 2015 op vrijdagmiddag plaatsgevonden omdat [de minderjarige 1] dan vrij is van school. Tijdens een huisbezoek op 29 mei 2015 heeft moeder aangegeven dat de vrijdagmiddag voor haar lastig is, omdat zij in de ochtend haar voedselpakket op moet halen. Gezamenlijk is er gekeken naar een oplossing. Een vrijwilliger van [organisatie] heeft moeder op basis van een kilometervergoeding opgehaald en weer thuis afgezet. Nadat de vrijwilliger was aangesteld, heeft het [de GI 2] een vrijwilligerscontract opgesteld zodat de moeder de kosten voor het reizen niet hoefde voor te financieren. Op 28 augustus 2015 is moeder niet gekomen omdat zij geen gebruik meer wilde maken van deze vrijwilliger. De reden was dat hij een lichamelijke beperking heeft en gevaarlijk zou rijden.
In 2015 is [de ambulant begeleider] aanwezig geweest bij de begeleide bezoeken van de vader. De ouders zijn toen met [de ambulant begeleider] naar de bezoeken gereden.
Klachtonderdeel 7
[De GI] heeft [de GI 2] gevraagd de kinderbeschermingsmaatregel uit te voeren in verband met de agressie/dreiging vanuit de ouders naar de gezinsvoogd toe. Dat is vanaf maart 2015 ingezet.
Ouders kunnen éénmaal per maand de reiskosten voor een omgangsmoment declareren bij [de GI], op basis van gereden kilometers of op basis van openbaar vervoer. De declaraties en de uitbetaling verloopt via de financiële administratie van [de GI]. [De GI 2] heeft de ouders op 8 april 2015 declaratieformulieren gestuurd. Deze afspraken zijn met ouders gemaakt op 3 april 2015.
Klager is in augustus door [de GI] op de hoogte gesteld dat hij de declaraties niet goed heeft ingevuld en dat hij die opnieuw kan indienen.
Klachtonderdeel 8
[De GI 2] is van mening dat het maken van afspraken niet moedwillig wordt vertraagd. Ouders hebben te kennen gegeven bijna wekelijks met [de GI 2] in gesprek te willen gaan over hun onvrede en (onderlinge) strijd. [De GI 2] heeft aangegeven dat dat niet haalbaar is en dat zulke gesprekken ook niet in het belang van de kinderen zijn.
Indien er afspraken worden gemaakt, dient er rekening gehouden te worden met alle agenda’s. Dit zorgt ervoor dat niet altijd snel een fysiek gesprek kan plaatsvinden. [De GI 2] heeft afspraken gemaakt met de ouders over de communicatie omdat de ouders veel belden en hierin hun frustratie uitten over allerlei zaken en instanties waar [de GI 2] niets mee te maken heeft. Deze gesprekken leidden vaak tot miscommunicatie door alle emoties die ermee gepaard gingen. Daarom is ervoor gekozen te communiceren via de e-mail. Wekelijks stuurt [de GI 2] een e-mail met antwoorden op de vragen van de ouders..
Klachtonderdeel 9
[De GI 2] vindt het vervelend dat de ouders dit klachtonderdeel zo ervaren. Echter [de GI 2] is van mening dat juist de ouders de boventoon voeren, waarbij zij hun (onderlinge) strijd steeds voorop stellen. [De GI 2] probeert tijdens de gesprekken echter de kinderen telkens centraal te stellen. Dit wordt van te voren gecommuniceerd met de ouders, maar door hun boosheid blijkt dit niet haalbaar.
Klachtonderdeel 10
De visie van [de GI 2] is dat emotie mag, maar agressie niet. Dit houdt in dat wanneer er tijdens gesprekken sprake is van bedreiging of agressie richting [de GI 2] het gesprek inderdaad direct beëindigd wordt. Dit is een aantal keren voorgekomen, nadat de vader meerdere keren op zijn houding en gedrag was aangesproken.
Klachtonderdeel 11
[De GI 2] deelt de mening van klager, dat hij overal van wordt beschuldigd, niet. [De GI 2] spreekt de ouders wel aan op dreigend en agressief gedrag. [De GI 2] heeft aangegeven dat zodra er sprake is van die dreiging of agressie zij aangifte zal doen bij de politie. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd naar aanleiding van de zorgmelding met betrekking tot [de kliniek].
[De GI 2] begrijpt niet goed wat klager bedoelt met de verhalen over de reclassering en kan zich dan ook hier niet tegen verweren.
Klachtonderdeel 12
[De GI 2] is van mening dat zij met betrekking tot de omgangsregeling vorm heeft gegeven aan de diverse uitspraken van de rechter. Beklaagde heeft in haar verweer onder dit punt uit het Plan van Aanpak van [de GI 2] van maart 2016 een chronologisch overzicht overgelegd van alle afspraken, contacten, schriftelijke aanwijzingen en beschikkingen van de rechter en zorgmeldingen ten aanzien van de omgangsregeling van klager.
Klachtonderdeel 13
De ouders hebben in november 2015 een klacht ingediend. Op 18 december 2015 heeft hierop een klachtgesprek plaatsgevonden met de ouders, bijgestaan door [organisatie 2] [persoon 1], met de gezinsvoogden en met de teammanager van [de GI 2]. De vertegenwoordiger van [organisatie 2] heeft hier een verslag van gemaakt, welke door [de GI 2] niet wordt erkend. De vertegenwoordiger van [organisatie 2] heeft hier haar eigen interpretatie en gevoel genotuleerd, zonder dat zij aantekeningen heeft gemaakt tijdens het gesprek.
Klager heeft meerdere keren aan [de GI 2] klachten genoemd over andere organisaties. [De GI 2] heeft klager altijd gezegd dat hij met een klacht over een organisatie naar die betreffende organisatie dient te gaan, omdat [de GI 2] die niet in behandeling kan nemen.
In de periode dat [de GI 2] betrokken is geraakt zijn de ouders vaak uit elkaar gegaan en weer bij elkaar gekomen. Wanneer de ouders samen zijn, trekken zij samen op in hun strijd en boosheid. Wanneer de ouders uit elkaar zijn, zoeken zij de samenwerking op met de hulpverleners en spreken zij kwaad over de ander. Om klager, diens partner en de hulpverleners allemaal op dezelfde manier te informeren en om ruis te voorkomen, is besloten de ouders via de e-mail één keer per week te antwoorden. Deze afspraken zijn schriftelijk aan de ouders verzonden en klager is daar ook regelmatig aan herinnerd. Hij zocht zo vaak telefonisch contact dat dat leek op stalkingsgedrag. Recentelijk is klager daarover nog benaderd door [de GI 2]. Desondanks stuurt hij sms’jes en laat hij voicemailberichten achter.
6 De beoordeling van de klachtonderdelen
Tuchtrechtelijke toetsing en de algemene tuchtnorm
Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm en overweegt het volgende.
Gebruikte afspraken/methodiek
Het College van Toezicht is gebleken dat er afspraken zijn gemaakt met de klager dat hij zich ten opzichte van zijn gezinsvoogd(en) en zijn omgeving niet agressief zou gedragen. Deze afspraken zijn gemaakt in het belang van de veiligheid van de kinderen. Deze afspraken hielden in dat indien de klager zich niet zou houden aan de afspraken hier direct consequenties aan zouden worden verbonden. Het College ziet de gemaakte afspraken in het licht van artikel A van de beroepscode “de jeugdige cliënt tot zijn recht laten komen”.
6.1 [Klachtonderdeel 1] dat gaat over het bezoek van de kinderen aan de vader van klager, hun opa, dat door schuld van beklaagde niet heeft plaatsgevonden, wordt door het College van Toezicht verworpen. Beklaagde heeft ter zitting nogmaals bevestigd dat zij de bewuste e-mail van klager over zijn slechter worden vader, nooit heeft ontvangen. Er is door klager geen concrete vraag gesteld. De slechts terloopse opmerking is onvoldoende om te verwachten dat beklaagde direct tot actie zou overgaan. Het klachtonderdeel wordt verworpen
6.2 Het College verwijst [voor klachtonderdeel 2] naar de gemaakte afspraken en kan zich voorstellen dat onder de gegeven omstandigheden klager heeft gevoeld dat hij in een mindere positie werd gebracht. Het College heeft echter in het handelen van beklaagde geen omstandigheden kunnen vinden waaruit zou kunnen blijken dat zij niet voldoet aan de criteria die gesteld mogen worden aan de jeugdprofessional. Het klachtonderdeel wordt afgewezen.
6.3 [Klachtonderdeel 3] is door klager niet verder onderbouwd en wordt om die reden afgewezen.
6.4 [Klachtonderdeel 4] is door klager niet goed onderbouwd en wordt om die reden afgewezen.
6.5 Nu door klager –op de wijze waarop hij heeft gehandeld- onvoldoende waarborgen zijn gegeven voor de veiligheid van de kinderen bij een onbegeleid contact, en het begeleid bezoek tijdens de feestdagen niet georganiseerd kon worden, is terecht afgezien van een bezoek van klager aan zijn kinderen. [Klachtonderdeel 5] wordt afgewezen.
6.6 Afspraken voor de omgang zijn gemaakt, mede in het belang van de kinderen, waardoor incidenteel gekozen is voor een plaats buiten het woongebied van de klager. Het College volgt klager niet dat bij het zoeken naar een plaats van samenkomst bewust klager in een nadelige positie is gebracht. [Klachtonderdeel 6] wordt afgewezen.
6.7 Terecht stelt beklaagde dat de kosten en de uitbetaling van de reiskosten behoren tot de verantwoordelijkheid van [de GI] en beklaagde niet raken. [Klachtonderdeel 7] wordt afgewezen.
6.8 [Klachtonderdeel 8] wordt door het College inhoudelijk op dezelfde manier afgedaan als onder 6.2.
6.9 [Klachtonderdeel 9] wordt door het College inhoudelijk op dezelfde manier afgedaan als onder 6.2.
6.10 [Klachtonderdeel 10] wordt door het College inhoudelijk op dezelfde manier afgedaan als onder 6.2.
6.11 [Klachtonderdeel 11] is door klager, hoewel duidelijk omschreven, wel gesteld, maar niet is gebleken dat dit zich werkelijk heeft voorgedaan. Het klachtonderdeel wordt om die reden afgewezen.
6.12 [Klachtonderdeel 12] wordt door het College inhoudelijk op dezelfde manier afgedaan als onder 6.2. Dat de kinderrechter hier een waarschuwing over heeft gegeven, maakt het oordeel van het College echter niet anders.
6.13 Ook [klachtonderdeel 13] wordt door het College inhoudelijk op dezelfde manier afgedaan als onder 6.2.
7 De Beslissing
Het College wijst de klacht in al haar onderdelen af.
Aldus gedaan op 1 november 2016 in de genoemde samenstelling.
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter
mevrouw mr. E.C. Abbing, secretaris