College van Toezicht | Ongegrond - Geen maatregel | zaaknummer: 15.062Tc

Klacht tegen gezinsvoogd betreffende misbruik van machtspositie, het niet serieus nemen van klager en het achterhouden van informatie

Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,
mevrouw F. Leeflang, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. E.C. Abbing.

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:

[klager], hierna te noemen: klager, dan wel vader, ingediende klacht tegen

[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde, werkzaam als gezinsvoogd bij [de GI] (verder: [de GI]).

Als gemachtigde van beklaagde is opgetreden [gemachtigde].

1 Het verloop van de procedure

1.1 Het College heeft kennis genomen van:

  • het klaagschrift van 5 april 2016;
  • een aanvulling op de klachten van 23 mei 2016;
  • het verweerschrift van 13 juli 2016.

1.2 De mondelinge behandeling van deze zaak stond gepland op 31 augustus 2016. Op die datum zou klager tijdens een zitting worden gehoord door het College van Toezicht. Klager heeft op 17 augustus 2016 met SKJ gebeld met het verzoek om uitstel van de behandeling omdat hij iemand had gevonden die hem zou kunnen bijstaan. SKJ heeft klager op 19 augustus 2016 gemaild met de vraag het verzoek tot uitstel van de behandeling nader te motiveren. Daar heeft SKJ geen reactie op ontvangen. De voorzitter van het College heeft vervolgens besloten door te gaan met de behandeling van de klachten. Dat is de klager medegedeeld op 26 augustus 2016. In de brief aan klager schrijft de voorzitter van het College van Toezicht dat de klachtonderdelen voldoende helder en goed geformuleerd zijn, om deze in afwezigheid van klager verder te behandelen. Gezien de impact van een tuchtklacht voor de jeugdprofessional is uitstel alleen mogelijk wanneer er een duidelijke inhoudelijke motivatie aan ten grondslag ligt. Ter gelegenheid van de zitting van 31 augustus 2016 heeft het College geoordeeld dat bij deze afweging van die voortvarende behandeling van de klacht en het belang dat klager heeft bij zijn – overigens ongemotiveerde verzoek om aanhouding – het eerste dient te prefereren.

1.3 De onderhavige klacht is gelijktijdig behandeld met de klachten tegen de navolgende personen: [beklaagden in zaaknummers 15.062Ta en Tb, 15.062Td tot en met 15.062Tg].

1.4 Beklaagde is bij SKJ geregistreerd vanaf [datum] 2013.

2 Ontvankelijkheid van de klacht

2.1 Het College constateert dat klager het klachtenformulier heeft ingevuld, ondertekend en ingediend via zijn e-mailadres. Ook de aanvulling op die klachten van 23 mei 2016 is door hem ingediend.

2.2 Door de partner van klager is geen handtekening onder het klachtenformulier gezet, noch onder de aanvulling op die klachten. Tevens heeft zij geen machtiging aan het College overgelegd. Het College is tevens niet gebleken dat klager en zijn partner zijn getrouwd, dan wel een samenlevingscontract met elkaar hebben afgesloten.

2.3 Alle verdere contacten over de klachten tussen SKJ en klager zijn met hem geweest.

2.4 Om die reden is het College ook van oordeel dat niet alleen uit de inhoud van de klacht, maar tevens uit de aanlevering van de klacht, blijkt dat klager bedoeld heeft, in ieder geval mede namens zichzelf te klagen en is hij ontvankelijk in zijn klacht.

2.5 Het College zal klager daar waar hij klaagt over anderen dan zijn eigen kinderen niet ontvankelijk verklaren.

3 De feiten

3.1 Op [datum] 2010 wordt [de minderjarige 1] geboren en heeft vader (nog) geen gezag

3.2 Op 23 maart 2011 wordt [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld.

3.3 Op 23 maart 2011 wordt [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc] aangesteld als gezinsvoogd.

3.4 Op 2 oktober 2013 wordt er melding gedaan van agressie en geweld van vader jegens moeder.

3.5 Op 11 oktober 2013 gaat moeder met [de minderjarige 1] wonen binnen [de opvanglocatie], moeder is op dat moment in verwachting van [de minderjarige 2].

3.6 Op 11 november 2013 gaat vader bij moeder op bezoek, terwijl dit niet is toegestaan.

3.7 Op [datum] 2013 wordt [de minderjarige 2] geboren.

3.8 In november/december 2013 krijgt de vader ouderlijk gezag over [de minderjarige 1].

3.9 Op 2 december 2013 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc] op als gezinsvoogd.

3.10 In 2013 vinden er begeleide bezoeken van vader aan de kinderen plaats.

3.11 Op 6 januari 2014 wordt [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld.

3.12 Op 8 januari 2014 vindt een gesprek tussen ouders en [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] plaats over de omgangsregeling.

3.13 Op 10 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tc]. Vader geeft aan dat hij [de GI] blijft pesten, dat hij valse meldingen blijft doen en dat hij de jeugdzorgwerkers haat.

3.14 Op 13 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb]. Vader schrijft dat hij het beleid nooit zal accepteren, dat hij onzinverhalen verkoopt aan de politie en dat hij de [de GI] blijft zieken, want zij zijn insecten die bestreden moeten worden. “Het spel begint pas.”

3.15 Op 15, 17 en 20 januari 2014 stuurt vader e-mailberichten aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb].

3.16 Op 21 januari 2014 stuurt [de GI] een schriftelijke aanwijzing aan vader: de eerder besproken omgangsregeling vervalt. Een andere omgangsregeling wordt onder voorwaarden opgesteld. Voorwaarden: samenwerking met de gezinsvoogd en starten met agressieregulatie-therapie. Totdat aan deze voorwaarden wordt voldaan, is er geen contact tussen vader en de kinderen.

3.17 Op 23 januari 2014 is er een gesprek gepland met vader over de schriftelijke aanwijzing. Vader is niet aanwezig.

3.18 Op 28 januari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb]: vader laat weten dat hij geen bedreigingen meer zal uiten en belooft een goede samenwerking.

3.19 Op 28 januari 2014 is er een incident op straat tussen vader en moeder. Vader wordt aangehouden.

3.20 Op 30 januari 2014 is er een casuïstiekbespreking binnen [de GI]: vanwege escalaties worden de zorgen om de veiligheid van de kinderen steeds groter. Om die reden wordt besloten dat er moet worden overgegaan tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2].

3.21 Op 3 februari 2014 vader wordt in vrijheid gesteld. [De GI] dient een spoedaanvraag voor een machtiging tot uithuisplaatsing in.

3.22 Op 3 februari 2014 geeft de rechtbank de beschikking af waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg wordt verleend.

3.23 Op 4 februari 2014 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] [beklaagde in zaaknummer 15.062Tb] op als gezinsvoogd.

3.24 Op 27 februari 2014 vindt een gesprek plaats tussen [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] en haar teammanager met vader over de samenwerking en communicatie. Tijdens het gesprek wordt vader agressief, begint te schelden en te spugen en springt vanaf het bureau bovenop de teammanager van [beklaagde in zaaknummer 15.062Td].

3.25 Op 28 februari 2014 stuurt vader een e-mailbericht aan [beklaagde in zaaknummer 15.062Td]: vader schrijft dat hij [de GI] niet erkent. Hij gaat hun er uit trappen als een insect. [De GI] kan branden in de hel.

3.26 Op 3 maart 2014 stuurt [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] een brief aan vader: de communicatie zal verder schriftelijk verlopen vanwege het agressieve gedrag van vader. Hij zal eens per drie à vier weken worden geïnformeerd over zijn kinderen.

3.27 Op 25 maart 2014 en 15 april 2014 geeft [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] vader schriftelijk informatie over de kinderen.

3.28 Op 12 mei 2014 is er een gesprek met vader: vader mag niet meer telefonisch contact opnemen met de gezinsvoogd, maar enkel nog per e-mail en één keer per week.

3.29 Begin juni 2014 volgt [beklaagde in zaaknummer 15.062Te] [beklaagde in zaaknummer 15.062Td] op als gezinsvoogd.

3.30 Op 25 juni 2014 start de belregeling voor vader met [de minderjarige 1].

3.31 Op 19 september 2014 volgt hervatting van de bezoekregeling van vader met de kinderen.

3.32 Op 2 december 2014 is de evaluatie bezoekregeling gepland.

3.33 Op 10 december 2014 de bezoekregeling gaat gelijk oplopen voor vader en moeder (één keer per twee weken, ook bij het pleeggezin).

3.34 Eind februari 2015 zet [beklaagde in zaaknummer 15.062Te] zijn werk als gezinsvoogd stop vanwege (aanhoudende) bedreigingen door vader, waaronder telefonisch op 27 januari 2015 en 11 februari 2015.

3.35 Op 10 maart 2015 volgt een schriftelijke aanwijzing van [de GI] aan vader: bezoek aan de kinderen is stopgezet.

3.36 Op 17 maart 2015 wordt de uitvoering van de maatregel onder toezichtstelling (verder: OTS) van [de GI] aan [de GI 2] overgedragen. [beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] en [beklaagde in zaaknummer 15.062Ta] zijn de jeugdwerkers van het gezin.

3.37 Op 3 april 2015 vindt het kennismakingsgesprek plaats van [de GI 2] met ouders, in bijzijn van [persoon 1] en van [persoon 2] en met het pleeggezin en de pleegzorgwerker [beklaagde in zaaknummer 15.062Tg].

3.38 Op 29 april 2015 vindt er begeleid bezoek voor vader plaats.

3.39 Op 12 mei 2015 vindt de evaluatie van het begeleid bezoek van vader op kantoor van [persoon 1] plaats.

3.40 Op 26 mei 2015 is de zitting over het beroepschrift van vader ten aanzien van de schriftelijke aanwijzingen d.d. 10 maart 2015.

3.41 Op 9 juni 2015 luidt de beschikking kinderrechter: “beroep ongegrond”.

3.42 Op 29 juni 2015 blijkt uit de NIFP-rapportage (het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie) over vader en moeder: advies is voor beide ouders een contactregeling met de kinderen van één keer per maand, onder voorwaarden.

3.43 Op 16 juli 2015 is er een gesprek tussen [beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] en [de teammanager van beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] van [de GI 2], vader en zijn ambulant begeleider ([de ambulant begeleider]) over de bezoekregeling met vader. De schriftelijke aanwijzing bezoekregeling d.d. 15 juli 2015 wordt overhandigd. Hierin wordt de bezoekregeling vastgesteld op één keer per vier weken. Daarnaast is er één keer per vier weken belcontact met [de minderjarige 1].

3.44 Op 17 augustus 2015 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie] naar aanleiding van het verzoek van vader tot vaststelling van een omgangsregeling met de kinderen. De kinderrechter stelt een contactregeling vast van één keer per veertien dagen.

3.45 Op 2 september 2015 is er een gesprek gepland met ouders, pleegouders en pleegzorg. Ouders geven te kennen dat zij niet zullen komen en dat zij de samenwerking met zowel [de GI 2], als met pleegzorg opzeggen.

3.46 Op 8 september 2015 blijkt uit de brief van [de teammanager van beklaagde in zaaknummer 15.062Tf] aan vader dat in verband met beledigingen, geuit tijdens gesprekken op 4 september en 8 september 2015, de contacten alleen nog per e-mail zullen plaatsvinden, met een frequentie van één maal per week. Over bijzonderheden rondom de kinderen die prioriteit hebben, zal één van de begeleiders vader direct telefonisch informeren.

3.47 Op 9 september 2015 wordt de bezoekregeling van beide ouders stopgezet, vanwege vrees voor de veiligheid van de kinderen, pleegouders en hulpverleners. Ouders laten stalkingsgedrag zien sinds 2 september 2015.

3.48 Op 10 september 2015 verzoekt [de GI 2] tot het wijzigen (stopzetten) van een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang van vader en moeder. Motivering is het stalkingsgedrag van ouders, dat een bedreiging voor de veiligheid vormt.

3.49 Op 29 september 2015 richt [de GI 2] een verzoek tot gezag beëindiging aan de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad).

3.50 Op 16 oktober 2015 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie]. De kinderrechter wijst het verzoek van [de GI 2] af. Partijen spreken over en weer af dat de contactregeling vanaf 30 oktober 2015 weer wordt opgestart en dat contactmomenten worden begeleid door [persoon 1] en [de stichting] of (een) andere geschikte instantie(s). De kinderrechter acht het van belang dat de gecertificeerde instelling een vaste dag in de week vaststelt waarop zij de e-mailberichten van de ouders beantwoordt, zodat de ouders weten wanneer zij antwoord kunnen verwachten. De kinderrechter merkt op dat de beschikkingen van de kinderrechter van 17 augustus 2015 van kracht blijven, zodat de contactregelingen tussen de minderjarigen zoals vastgesteld, gelden tot 6 januari 2016.

3.51 In november 2015 verklaart moeder tegen de raadsonderzoeker dat de relatie met vader is beëindigd.

3.52 Op 9 december 2015 dient de raad het verzoekschrift tot gezag beëindiging in bij de rechtbank.

3.53 Op 15 januari 2016 vindt het herstelgesprek bij [de stichting] plaats. [De GI 2] stelt zich op het standpunt dat de bezoeken begeleid moeten plaatsvinden en dat deze op dit moment niet kunnen worden verplaatst naar de zaterdag. Vader heeft de begeleiding van [persoon 1] stopgezet. [De GI 2] is bereid met de werkgever van vader in gesprek te gaan over de mogelijkheden. De verdere motivering heeft [de GI 2] niet kunnen bespreken in verband met de boosheid van ouders, waarop het gesprek vroegtijdig afgebroken is.

3.54 Op 20 januari 2016 volgt de schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling. De bezoekregeling luidt één keer per twee weken voor vader en eens per maand voor moeder. Bezoeken vinden plaats onder begeleiding en kunnen om die reden niet op zaterdag plaatsvinden.

3.55 Op 10 februari 2016 is de zitting over het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag, ingediend door de raad d.d. 9 december 2015. Vader is aanwezig, bijgestaan door [gemachtigde]. Vader brengt naar voren dat [de ambulant begeleider] opnieuw is ingeschakeld om aan vader hulp te verlenen. Ouders hebben weer een relatie, er zou sprake zijn van trouwplannen.

3.56 Op 24 februari 2016 volgt de beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag. Het ouderlijk gezag van vader en moeder wordt beëindigd, [de GI] wordt benoemd tot voogd over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2].

3.57 Op 24 februari 2016 volgt de beschikking van de kinderrechter. De schriftelijke aanwijzing vaststelling bezoekregeling van 20 januari 2016 wordt vervallen verklaard. De rechter stelt de volgende contactregeling vast: eenmaal in de veertien dagen gedurende twee uren, de ene keer op de vrijdag begeleid door de pleegouders en pleegzorg en de andere keer op de zaterdag begeleid door de pleegouders en/of [de ambulant begeleider] dan wel een andere organisatie. Daarmee is de contactregeling van vader in duur uitgebreid van anderhalf naar twee uur per contactmoment.

3.58 Op 24 februari 2016 neemt vader telefonisch contact op met [de kliniek ]en dringt aan op een opname. Tijdens het telefoongesprek zou hij hebben gezegd dat als hij niet wordt geholpen, de gezinsvoogd iets overkomt à la Els Borst.

3.59 Op 26 februari 2016 doet [de GI 2] aangifte van bedreiging door vader. Op 1 maart 2016 heeft [de GI 2] aan vader laten weten dat er aangifte is gedaan.

3.60 Op 10 maart 2016 volgt er een herstelgesprek van [de GI 2] met vader. Tijdens het gesprek gaat het echter vooral over de geschilpunten rondom de opdrachtgever voor het NIFP-onderzoek dat is uitgevoerd en niet over de contactregeling. “Tijdens het gesprek is er erg veel spanning en wanneer [de GI 2] laat weten de bezoeken op te schorten vanwege het onberekenbare gedrag van de vader en de dreigingen die hij uit, wordt hij boos en gaat met zijn vinger wijzen en schreeuwen. Het gesprek wordt beëindigd”.

3.61 Op 16 maart 2016 informeert moeder [de GI 2] per e-mail dat de relatie met vader voorbij is. Moeder wil een aparte bezoekregeling.

3.62 Op 16 maart 2016 volgt het verzoekschrift wijziging (opschorting) omgangsregeling vader.

3.63 Op 1 april 2016 volgt de evaluatie van het hulpverleningsplan voor [de minderjarige 1]  en [de minderjarige 2].

3.64 Op 26 april 2016 is de zitting naar aanleiding van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling in verband met dreigementen die door vader zijn geuit jegens de gezinsvoogd.

3.65 Op 9 mei 2016 volgt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank [locatie] met betrekking tot de behandeling van het verzoek tot opschorting van de omgangsregeling. De rechtbank is van oordeel dat het recht op omgang van de vader met de kinderen dient te worden ontzegd, omdat de veiligheid van de hulpverlening en van de kinderen niet meer kan worden gewaarborgd.

4 De klachten

4.1 In het klachtenformulier staan de volgende klachten in de kern verwoord:

a. Er worden nooit gesprekken gevoerd met een gezonde vader.
b. De kinderen worden in gevaar gebracht.
c. Klager wordt overal buiten gesloten en er worden spanningen veroorzaakt.
d. Er wordt een negatief beeld gevormd van de klager en de moeder, om de rapporten te vervalsen.
e. Spanningen worden goedgekeurd, er wordt met voorbedachte rade gewacht tot het escaleert.
f. Er wordt informatie achter gehouden om een gezonde vader erin te laten zitten.
g. De klachten van de kinderen en de bewindvoerder worden genegeerd.
h. Van twee incidenten is een verhaal gemaakt.

4.2 In de aanvulling op het klachtenformulier van 23 mei 2016 staan de volgende klachtonderdelen:

Klachtonderdeel 1

Beklaagde heeft niets ondernomen tegen de bewindvoerder van de partner van klager. Hij betaalde haar leefgeld niet. Zij heeft gewacht tot het uit de hand liep en niet de noodzakelijke hulp ingeroepen. Beklaagde begon een dossier op te bouwen van incidenten, maar hulp gaf ze niet. Beklaagde praatte mijn partner moed in om klager buiten spel te zetten.

Klachtonderdeel 2

Er is door beklaagde over twee incidenten gesproken met betrekking tot klager die voor een verwarrend en negatief verhaal hebben gezorgd. Dat negatieve verhaal was in het voordeel van de rechtbank [locatie] en de raad.

Klachtonderdeel 3

Er is met de gevoelens van klager gespeeld. Bijvoorbeeld door de opmerking: “Houd die kinderwagen maar, want de kinderen komen binnenkort thuis”.

Klachtonderdeel 4

Beklaagde belemmert klager met een straatverbod en bracht [de minderjarige 1] en de zwangere moeder in gevaar. De partner van klager is in [de opvanglocatie] geplaatst, waar de partner zich niet kon redden. [De minderjarige 1] kon aan de knoppen van de kookplaat komen, de partner zat hoogzwanger op kapotte meubelen. [De minderjarige 1] had geen apart bed met als risico wiegendood. Beklaagde was er verantwoordelijk voor dat de moeder en [de minderjarige 1] het goed hadden, maar heeft niets ondernomen. Klager heeft allerlei spullen naar de moeder en [de minderjarige 1] gebracht. Klager verwijt beklaagde dat ze de moeder in hopeloze toestand heeft achtergelaten.

Klachtonderdeel 5

Beklaagde heeft klager niet geïnformeerd over de moeder en de kinderen. Beklaagde heeft de vreugde van de zwangerschap van de moeder kapot gemaakt en ook die van klager.

Klachtonderdeel 6

Beklaagde heeft de gynaecoloog negatief geïnformeerd

5 Het verweer

5.1 De acht klachten in het klachtenformulier zijn, hoewel helder gesteld, niet onderbouwd en moeten daarom worden afgewezen op grond van artikel 7.4 onder a van het Tuchtreglement. Beklaagde zal derhalve alleen ingaan op de klachten, zoals geformuleerd in de aanvulling op de klachten per e-mail van 23 mei 2016.

Klachtonderdeel 1

Beklaagde herkent zich niet in deze klacht. Het is juist dat de samenwerking tussen de bewindvoerder en de partner van klager niet goed verliep. Om die reden heeft beklaagde samen met de partner van klager en de hulpverlening van [de GI] diverse gesprekken gevoerd met de bewindvoerder om de financiële situatie van de partner te bespreken. Toen er sprake van was dat klager bij zijn partner wilde intrekken, betekende dat een aanmerkelijke verslechtering in de financiële situatie van zijn partner. Klager wilde of kon geen inzage geven in zijn financiële situatie zodat de bewindvoerder hem niet kon helpen. Toen beiden in het huwelijk wilden treden zou dat -bij gebrek aan huwelijkse voorwaarden- betekenen dat de partner van klager voor de helft medeschuldenaar zou worden van de schulden van klager. Daar heeft de bewindvoerder een stokje voor gestoken in die zin dat hij provisioneel bewindvoerder zou worden. Dat leidde bij klager tot escalaties en bedreigingen richting de bewindvoerder. Hier zijn veel gesprekken over gevoerd met de partner, de hulpverlener en beklaagde waarna uiteindelijk is besloten dat verdere samenwerking onmogelijk was en is er gezocht naar een nieuwe bewindvoerder.
Overigens heeft deze klacht betrekking op de periode maart 2012 tot februari 2013 en dient klager om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voorzover hij wel ontvankelijk zou zijn, dient de klacht als onbewezen en/of ongegrond te worden afgewezen.

Klachtonderdeel 2

Beklaagde weet niet op welke gebeurtenissen klager doelt. De klacht dient derhalve als niet feitelijk onderbouwd te worden afgewezen. Ten overvloede merkt beklaagde op dat de gebeurtenissen waar zij van op de hoogte was haar zijn medegedeeld door de politie, Veilig Thuis, [de opvanglocatie] en de partner van klager. Beklaagde heeft nimmer gebeurtenissen verzonnen.

Klachtonderdeel 3

Beklaagde kan niet plaatsen waar de klager op doelt. Zij heeft in haar hoedanigheid als gezinsvoogd geen uitspraak gedaan over het naar huis gaan van de partner en kinderen tijdens het verblijf [bij de opvanglocatie]. Wel is er gesproken over 24-uurs begeleid wonen voor de partner en haar kinderen. Dit is besproken tijdens de zitting van 16 oktober 2013 en ook in latere gesprekken wat vervolgens in contactjournaals is vastgelegd.

Klachtonderdeel 4

Beklaagde heeft de kinderen niet in gevaar gebracht. Klager bracht juist zelf zijn kinderen in gevaar door de ruzies en escalaties die er tussen hem en de partner ontstonden, over hun relatie en de financiën. Klager heeft in een van die situaties een mes gepakt en gedreigd zichzelf iets aan te doen, gedreigd van het dak van het ziekenhuis te springen en heeft een computerscherm stukgegooid. Bij [de opvanglocatie], waar hij niet meer binnen mocht komen, heeft hij gedreigd en hij heeft op de ramen staan bonken. Om die redenen zijn er schriftelijke aanwijzingen gegeven aan de partner om haar kinderen niet verder in gevaar te brengen en te stoppen met het contact met klager. Aan [de opvanglocatie] is geadviseerd een straatverbod op te laten leggen zodat de politie kon ingrijpen. Een en ander is vastgelegd in contactjournaals. Aan de klager kon zelf geen schriftelijke aanwijzing worden gegeven omdat hij geen ouderlijk gezag had.
Beklaagde beaamt dat [de opvanglocatie] als crisisplek niet ideaal was. Maar het was op dat moment de beste optie. Er is gekeken naar andere plekken maar die waren te ver of de moeder kon daar niet samen met haar kinderen verblijven. Collega’s van beklaagde zijn hier druk mee bezig geweest onder regie van beklaagde. Er zijn met [de opvanglocatie] ook gesprekken gevoerd over de inrichting van het appartement. Een en ander is vastgelegd in de contactjournaals.

Klachtonderdeel 5

Het is onduidelijk naar welke gebeurtenissen de klager verwijst. Dat beklaagde hem niet zou hebben geïnformeerd tijdens het verblijf van zijn partner [bij de opvanglocatie] is niet juist. Er was immers een radiostilte afgesproken en er bestond een contactverbod. Om die reden had beklaagde wekelijks contact met klager om hem te informeren. Een en ander is vastgelegd in de contactjournaals.

Klachtonderdeel 6

Deze klacht kan beklaagde niet plaatsen. Ook hier geldt dat het klachtonderdeel feitelijke onderbouwing mist en om die reden moet worden afgewezen. Uiteraard is er contact met de gynaecoloog over de gezinssituatie en over wat [de opvanglocatie] zou kunnen doen in de ondersteuning van en de uitleg aan moeder tijdens en net na de bevalling. Ook hiervoor geldt dat een en ander is vastgelegd in de contactjournaals.

Beklaagde verzoekt het College van Toezicht klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klachten, dan wel de klachten af te wijzen als zijnde ongegrond.

6 De beoordeling van de klachtonderdelen

Tuchtrechtelijke toetsing en de algemene tuchtnorm
Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund. Het gaat om een beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen ten tijde van het klachtwaardig handelen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

Het College toetst het beroepsmatig handelen van de bij SKJ geregistreerde professional aan de algemene tuchtnorm en overweegt het volgende.

Gebruikte afspraken/methodiek
Het College van Toezicht is gebleken dat er afspraken zijn gemaakt met de klager dat hij zich ten opzichte van zijn gezinsvoogd(en) en zijn omgeving niet agressief zou gedragen. Deze afspraken zijn gemaakt in het belang van de veiligheid van de kinderen. Deze afspraken hielden in dat indien de klager zich niet zou houden aan de afspraken hier direct consequenties aan zouden worden verbonden. Het College ziet de gemaakte afspraken in het licht van artikel A van de beroepscode “de jeugdige cliënt tot zijn recht laten komen”.

6.1 De klachtonderdelen 4.1 a tot en met h, zoals opgenomen in het klachtenformulier, zijn door klager, hoewel begrijpelijk beschreven, niet voldoende onderbouwd en worden om die reden afgewezen.

6.2 Klager is ten aanzien van het klachtonderdeel [1] geen belanghebbende en zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in dit klachtonderdeel.

6.3 Het klachtonderdeel [2] is door klager niet onderbouwd en wordt om die reden afgewezen.

6.4 [Klachtonderdeel 3] is door klager wel gesteld, maar niet gebleken uit het onderzoek tijdens de zitting, noch uit het dossiers en wordt om die reden afgewezen.

6.5 Nu uit het dossier blijkt dat niet door beklaagde, maar kennelijk door [de opvanglocatie] een straatverbod is aangevraagd, kan dit klachtonderdeel beklaagde niet worden aangerekend. Om die reden zal het College [klachtonderdeel 4] klachtonderdeel afwijzen als ongegrond.

6.6 Wat betreft [klachtonderdeel 5] heeft beklaagde verwezen naar de in het dossier zich bevindende contactjournaals, waaruit afdoende blijkt dat beklaagde in die periode frequent contact had met klager. Derhalve wordt dit klachtonderdeel als ongegrond afgewezen.

6.7 Het klachtonderdeel [6] is door klager niet goed onderbouwd en wordt om die reden afgewezen.

7 De Beslissing

Het College verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachtonderdeel zoals omschreven in [klachtonderdeel 1] en wijst de klacht voor het overige af.

Aldus gedaan op 1 november 2016 in de genoemde samenstelling.

mr. A.R.O. Mooy, voorzitter
mevrouw mr. E.C. Abbing, secretaris