Het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ), hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en geoordeeld in de volgende samenstelling:
mr. A. Mooy, voorzitter,
mevrouw mr. A.M. van Riemsdijk, lid-jurist,
mevrouw M. de Roos, lid-beroepsgenoot,
mevrouw U. Hammer, lid-beroepsgenoot,
mevrouw M. Grol, lid-beroepsgenoot.
Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. A. Veerman.
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de door:
[klager], hierna te noemen: klager, ingediende klacht tegen:
[beklaagde], hierna te noemen: beklaagde.
Als gemachtigde van beklaagde is opgetreden mevrouw mr. E. Lam.
1 Het verloop van de procedure
Op 10 maart 2015 ontvangt het College een klachtschrift d.d. 10 maart 2015 met vier bijlagen van klager ingediend namens mevrouw [naam]. Klager geeft in dit klachtschrift aan als gemachtigde op te treden van mevrouw [naam]. Klager heeft een algemene machtiging opgenomen in het klachtschrift. Aan beklaagde wordt verweer gevraagd. Gemachtigde van beklaagde verzoekt en krijgt uitstel voor het indienen van het verweer. Op 20 mei 2015 ontvangt het College het verweerschrift d.d. 15 mei 2015.
Het College besluit dat het wenselijk is om partijen ter gelegenheid van de zitting van 8 juni 2015 nader te horen.
De zitting vindt plaats in aanwezigheid van partijen. Voorts zijn aanwezig de gemachtigde van beklaagde en de gebiedsmanager van de instelling waar beklaagde werkt.
2 De mondelinge behandeling
Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat klager niet meer namens mevrouw [naam] klaagt. Klager verklaart dat hij thans zelf, als vertrouwenspersoon en daardoor belanghebbende, een klacht wenst in te dienen.
Klager verklaart tijdens de zitting desgevraagd door het College dat mevrouw [naam] het indienen van een klacht een te zware reactie vindt op het gebeuren en dat de door mevrouw [naam] aan klager gegeven algemene machtiging niet omvat het indienen van de onderhavige klacht.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid
Het College stelt vast dat volgens artikel 10 van het Tuchtreglement SKJ een tuchtklacht kan worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende.
Het College stelt vast dat onder rechtstreeks belanghebbende dient te worden verstaan degene die door een handelen of niet-handelen door een bij de SKJ ingeschreven professional rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen en als zodanig het recht heeft daartegen een klacht in te dienen bij het College.
Het College stelt voorts vast dat klager een gemachtigde vertrouwenspersoon is van mevrouw [naam]. Klager en in die hoedanigheid de belangen van mevrouw [naam] behartigd. Uit het onderzoek ter gelegenheid van de zitting is echter gebleken dat het indienen van de klacht uitdrukkelijk niet valt binnen de door mevrouw [naam] gegeven machtiging.
Het College is van oordeel dat een daartoe gemachtigde vertrouwenspersoon enkel een [zijdelings, namelijk een beroepsmatig] afgeleid belang heeft bij het verkrijgen van een tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van de professional in diens relatie met de klager. Nu het indienen van een klacht niet valt onder de machtiging, kan niet gelden dat gemachtigde een afgeleid belang toekomt waardoor hij toegang kan hebben tot het College voor het verkrijgen van een inhoudelijke uitspraak van dit College.
Klager is naar het oordeel van het College derhalve als niet gemachtigde vertrouwenspersoon geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 10 Tuchtreglement SKJ.
4 Beslissing
Het College verklaart klager niet ontvankelijk.
Aldus gedaan de 20e augustus 2015 door het College van Toezicht.
Mr A.R.O. Mooy, voorzitter
Mr A.C. Veerman, secretaris